Deze uitspraak betreft het beroep van [eiser] tegen een last onder dwangsom die door de burgemeester van Zwolle is opgelegd wegens overtreding van de Opiumwet. De burgemeester heeft op 4 oktober 2024 een last onder dwangsom opgelegd aan [eiser] omdat er drugs zijn aangetroffen in zijn woning. [eiser] is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 6 november 2025 de zaak behandeld, waarbij de burgemeester vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. [eiser] en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de last onder dwangsom terecht heeft opgelegd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat er een handelshoeveelheid drugs aanwezig was in de woning van [eiser], en dat de burgemeester bevoegd was om de last op te leggen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de opgelegde dwangsom van € 10.000,- niet onevenredig is en dat de burgemeester rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [eiser].
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de last onder dwangsom blijft staan. [eiser] krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, en griffier mr. J.P. Fortuin.