ECLI:NL:RBOVE:2025:6712

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
ak_25_930
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom wegens overtreding Opiumwet

Deze uitspraak betreft het beroep van [eiser] tegen een last onder dwangsom die door de burgemeester van Zwolle is opgelegd wegens overtreding van de Opiumwet. De burgemeester heeft op 4 oktober 2024 een last onder dwangsom opgelegd aan [eiser] omdat er drugs zijn aangetroffen in zijn woning. [eiser] is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 6 november 2025 de zaak behandeld, waarbij de burgemeester vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. [eiser] en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de last onder dwangsom terecht heeft opgelegd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat er een handelshoeveelheid drugs aanwezig was in de woning van [eiser], en dat de burgemeester bevoegd was om de last op te leggen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de opgelegde dwangsom van € 10.000,- niet onevenredig is en dat de burgemeester rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [eiser].

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de last onder dwangsom blijft staan. [eiser] krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, en griffier mr. J.P. Fortuin.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/930

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. E. Schriemer),
en

de burgemeester van de gemeente Zwolle

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om aan [eiser] een last onder dwangsom op te leggen wegens overtreding van artikel 2 en 3 van de Opiumwet. [eiser] is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester de last onder dwangsom op heeft kunnen leggen.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester de last onder dwangsom op heeft kunnen leggen en dat deze niet onevenredig is. [eiser] krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarmee ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Op 26 juli 2024 heeft de politie [eiser] staande gehouden en drugs aangetroffen. Naar aanleiding hiervan heeft de politie de woning van [eiser] aan de [adres] doorzocht en een kleine hoeveelheid handelsdrugs en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Deze bevindingen heeft de politie vastgelegd in een bestuurlijke rapportage van 2 augustus 2024, gericht aan de burgemeester.
4. De burgemeester heeft op 10 september 2024 naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage van 2 augustus 2024 het voornemen geuit om de woning van [eiser] te sluiten in verband met handel in drugs (artikel 13b van de Opiumwet).
5. [eiser] heeft geen zienswijze ingediend op het voornemen van de burgemeester. De woonstichting DeltaWonen heeft informatie verstrekt aan de burgemeester.
6. Naar aanleiding van de informatie van DeltaWonen heeft de burgemeester besloten af te zien van het sluiten van de woning. Bij besluit van 4 oktober 2024 heeft de burgemeester een last onder dwangsom aan [eiser] opgelegd wegens overtreding van artikel 2 en 3 van de Opiumwet (handel in drugs). De last houdt in dat [eiser] geen middelen als bedoeld op lijst I of II, behorende bij artikel 2 en 3 van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, mag verkopen, afleveren of daartoe aanwezig mag hebben in een woning of een lokaal of een daarbij behorend erf binnen de gemeente Zwolle. [eiser] verbeurt een dwangsom van € 10.000,- bij overtreding van de last.
7. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit tot opleggen van de last onder dwangsom.
8. Met het bestreden besluit van 3 februari 2025 op het bezwaar van [eiser] is de burgemeester bij het besluit van 4 oktober 2024 tot opleggen van de last onder dwangsom gebleven.
9. [eiser] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
10. De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de burgemeester deelgenomen, vergezeld door [naam]. [eiser] en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor deelname aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

11. [eiser] stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake is van een handelshoeveelheid drugs, maar dat de drugs voor eigen gebruik was. Evenmin was er sprake van overlast. De burgemeester heeft daarom ten onrechte een last onder dwangsom opgelegd. Subsidiair betoogt [eiser] dat de opgelegde last onder dwangsom en de hoogte daarvan onevenredig zijn. De burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing.
De handelshoeveelheid
12. Uit het ‘Damoclesbeleid – artikel 13b Opiumwet’ (hierna: het Damoclesbeleid) van de gemeente Zwolle volgt dat er sprake is van een handelshoeveelheid drugs als “voldoende aannemelijk is dat er:
  • meer dan één eenheid, bijvoorbeeld 0,5 gram harddrugs en/of meer dan 5 milliliter vloeistof harddrugs en/of meer dan 1 pil/tablet in het pand aanwezig is; zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;
  • meer dan 5 gram softdrugs en/of bij meer dan 10 hennepplanten in het pand aanwezig is; zoals genoemd in lijst II van de Opiumwet;
  • in het pand sprake is van beroeps-/of bedrijfsmatige hennepteelt, als bedoeld in de meest recente Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie”.
Uit de bestuurlijke rapportage van 2 augustus 2024 blijkt dat de volgende drugs en verpakkingsmaterialen zijn aangetroffen in de woning van [eiser]:
  • 4.5 paarskleurige pillen - indicatief getest op MDMA;
  • 6 blauwkleurige pillen - indicatief getest op MDMA;
  • 1 zakje met blauwkleurig poeder - indicatief getest op 2C-B - Netto 2.1 gram;
  • 2 crèmekleurige pillen - indicatief getest op MDMA;
  • 1 zakje met 4 bruinkleurige brokjes - indicatief getest op cocaïne - Netto 1.1 gram;
  • Een stapel vetvrije vouwblaadjes die doorgaans gebruikt worden voor het maken van zogenaamde ponypacks.
- Een weegschaaltje met wit residu. Volgens de politie waren er sterke aanwijzingen dat deze werd gebruikt voor het afwegen van drugs.
In de auto van [eiser] heeft de politie het volgende aangetroffen:
  • 2 bakjes gevuld met hasjiesj;
  • 1 zakje met 2 witte brokjes - in totaal +/- 5 gram (indicatief getest op cocaïne).
Aanvullend heeft de politie meerdere bankpassen en documenten in de woning aangetroffen van personen waarvan enkele bekend zijn met drugsgebruik. Daarover schrijft de politie dat bekend is dat drugsdealers bankpassen, ID-kaarten en paspoorten van drugskopers als onderpand bij zich houden tot er wordt betaald.
13. Niet in geschil is dat de aangetroffen drugs volgens het Damoclesbeleid een handelshoeveelheid betreft. [eiser] heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de aangetroffen drugs niet voor de verkoop of verstrekking ervan aanwezig waren, maar enkel voor eigen gebruik. De burgemeester heeft zich daarom naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat de aangetroffen drugs en attributen wijzen op drugshandel in de zin van artikel 13b van de Opiumwet..
14. De rechtbank overweegt verder dat artikel 13b van de Opiumwet zo geformuleerd is dat voor het ontstaan van de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen niet noodzakelijk is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs overlast heeft veroorzaakt of dat er een drugsgerelateerde loop naar de woning was. Het uitgangspunt is daarom dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij toepassen van een bestuurlijke herstelsanctie, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [2]
15. Omdat de burgemeester bevoegd is om op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen, is hij volgens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen.
16. Gelet op het bovenstaande heeft de burgemeester een last onder dwangsom op kunnen leggen aan [eiser]. De beroepsgrond slaagt niet.
De evenredigheid
17. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De rechtbank beoordeelt of oplegging van een last onder dwangsom in het concrete geval geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
18. De rechtbank overweegt dat het middel van de last onder dwangsom in het algemeen geschikt is om de betreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. De burgemeester heeft dit in het bestreden besluit voldoende onderbouwd.
19. Bij de beoordeling van de noodzaak van de maatregel is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester niet met een (nog) minder ingrijpend middel kunnen volstaan. De burgemeester heeft namelijk al volstaan met een minder ingrijpend middel dan zijn beleidsregel voorschrijft. Op grond van het Damoclesbeleid had de burgemeester de woning van [eiser] namelijk voor een periode van drie maanden kunnen sluiten. Dit was ook het voornemen van de burgemeester. Na de informatie van DeltaWonen, inhoudende dat de huurovereenkomst van [eiser] in dat geval zou worden ontbonden en hij op de zwarte lijst zou worden geplaatst, heeft de burgemeester volstaan met het opleggen van een last onder dwangsom. De burgemeester heeft daarom al rekening gehouden met de omstandigheden van [eiser] en volstaan met een minder ingrijpend middel. De rechtbank overweegt verder dat het opleggen van een last onder dwangsom kan worden gezien als een waarschuwing. [3] Indien [eiser] zich onthoudt van het handelen in drugs en zich houdt aan de wet, wordt er immers geen dwangsom verbeurd. [eiser] heeft verder geen gronden aangevoerd ten aanzien van de reikwijdte van de opgelegde last, waardoor dit onbesproken blijft.
20. Gelet op het voorgaande is het opleggen van de last onder dwangsom in de ogen van de rechtbank ook evenwichtig. De burgemeester heeft voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [eiser].
21. Tot slot is het de rechtbank niet gebleken dat een dwangsom van € 10.000,- onevenredig zou zijn. Het is de bedoeling dat de financiële prikkel dusdanig is dat [eiser] zich onthoudt van handelen in drugs. De dwangsom moet immers een afschrikwekkende functie hebben. In het enkele betoog van [eiser] dat de dwangsom onevenredig hoog is, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bedrag van de opgelegde dwangsom niet in een redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
22. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de last onder dwangsom aan [eiser] op heeft kunnen leggen. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ponypacks worden gebruikt als verpakkingsmateriaal van drugs (veelal cocaïne).
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.1.2.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1870, r.o. 3.2.