3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelenzijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
Op 17 september 2024 is uit een Duits opsporingsonderzoek informatie verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten. In het Duitse opsporingsonderzoek kwam zicht op een verdachte met de naam [naam 1] die in gesprek met een vermoedelijk lid van de terreurgroep Islamitische Staat (IS) liet weten dat hij een supporter in Nederland kende aan wie hij een mes zou kunnen vragen voor een mogelijke terroristische aanslag tijdens een schoolreisje naar Nederland dat eind september 2024 gepland stond. Deze supporter is geïdentificeerd als [verdachte] .
[verdachte] maakte gebruik van verschillende social media-profielen op onder meer Telegram en TikTok, waaronder [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . De politie zag dat via deze profielen veel islamitische content werd getoond en dat werd verwezen naar het martelaarschap. Onder andere werd een video gedeeld waarin naar Joden wordt verwezen als de vijand en een video van Turk al-Binali. Dit was een geloofsadviseur van ISIS (Islamitische Staat in Irak en al-Sham) die buitenlandse strijders heeft gerekruteerd en door de Verenigde Staten is aangewezen als terrorist.
Op 20 november 2024 is [verdachte] in de woning van zijn ouders in [plaats] aangehouden. Bij de doorzoeking van deze woning zijn de gegevensdragers van [verdachte] in beslag genomen.Deze zijn onderzocht en daarop is onder andere het volgende aangetroffen:
- video’s van onthoofdingen (onder meer uitgevoerd door een kind);
- video’s van massa-executies;
- afbeeldingen en video’s met IS-propaganda;
- een video vanuit het perspectief van de daders van een door IS opgeëiste aanslag in Rusland op 22 maart 2024;
- een foto van 15 juli 2024 waarop [verdachte] te zien is met een gefotoshopte bivakmuts met de tekst: “Attack”, met daarbij vermeld de Franse vlag en een afbeelding met een mes in zijn linkerhand;
- een foto van 18 februari 2024 van [verdachte] waarop hij een wijsvinger opsteekt en waarbij zijn gezicht geblurd is met een mes (de opgestoken wijsvinger wordt gebruikt door militanten van de terreurgroep IS);
- chats waarin [verdachte] (een deel van) genoemde beelden ongevraagd deelt met andere TikTok-gebruikers, waaronder een video van vijf mannen in een kooi die door IS worden verdronken, verzonden op 2 april 2024;
- een chat waarin [verdachte] aangeeft dat je nooit democratie moet accepteren, de regels van de sharia moet volgen;
- chats waarin [verdachte] spreekt over het uitspreken van “takfir” over mensen (ongelovig verklaren).
In chats van [verdachte] is verder het volgende te lezen.
Op 1 augustus 2024 stuurt [naam 1] aan [verdachte] : “I want to share a voice message from [naam 2] and tell me if its his voice”.Op 18 mei 2024 vraagt [verdachte] aan [naam 1] of stelen van de “kuffar” (ongelovige moslims) halal is. Vervolgens vraagt [verdachte] of het doden van ongelovigen in Allah’s naam halal is.[verdachte] heeft verder verklaard dat [naam 2] een IS-contactpersoon betrof uit Somalië met wie hij contact had en dat [naam 2] hem heeft uitgenodigd voor Somalië.
Op 27 mei 2024 is het TikTok-account van [verdachte] geblokkeerd vanwege ongepaste content, te weten het bericht “time to hijra” (Arabisch voor uitreizen).
In een chat van [verdachte] op 29 mei 2024 stuurt [gebruikersnaam 4] : “ikhwa DM me for an open door in sha Allah. To go on “holiday” in sha Allah”. Hierop reageert [verdachte] : “i would like to know how to join and travel”. [gebruikersnaam 4] reageert: “send me a private massage in tele”
.
[verdachte] verwijst naar het blokkeren van zijn account in zijn chat met [gebruikersnaam 3] en schrijft in diezelfde chat dat je niet zelf een Jihad kunt plannen, maar dat je dan contact moet zoeken met “ [alias] ” (IS) en toestemming moet hebben van “een ruler”. [verdachte] geeft aan dat hij persoonlijke contacten heeft op Instagram.
Op 14 augustus 2024 vraagt [naam 1] aan [verdachte] hoe je TNT (dynamiet) kunt maken in “rl” (real life). [verdachte] geeft aan dat hij over een video beschikte genaamd “ [video titel] ” en de ingrediënten, maar dat hij niet weet waar de video en de ingrediënten nu zijn. [verdachte] geeft daarbij aan dat als [naam 1] op zoek gaat naar de video hij de ingrediënten zal vinden. [naam 1] vraagt of het krachtig is. [verdachte] geeft aan dat hij het niet weet en vraagt waarom [naam 1] dat wil weten en vraagt of hij “istishad” gaat plegen. [verdachte] zegt: “in sha Allah”. Vervolgens schrijft [naam 1] dat zijn contact, [naam 2] , zou hebben gezegd dat hij terug moet komen zodra hij 18 jaar is. [verdachte] reageert dat als ze niet onmiddellijk kunnen sterven als martelaren (istishad), ze op z’n minst nog een mooi leven kunnen hebben in het Kalifaat.[verdachte] heeft verklaard dat met “istishad” jezelf bombarderen wordt bedoeld.
In een chat tussen [verdachte] en [gebruikersnaam 5] wordt gesproken over [naam 1] . [gebruikersnaam 5] zegt: “He told you he was gonna go for a mission right”.“Was he gonna do an istihadi mission”. [verdachte] zegt: “I don’t know. We had contact with the ikhwan in wilayah somal. I think he managed to go there. Even tho he was 15.”
In een chat van 22 en 23 september 2024 schrijft [verdachte] dat hij binnenkort op “jihad” gaat, [verdachte] geeft aan dat hij voor Allah vecht, voor “Dawlatul Islam” (Islamitische Staat).
Op 27 oktober 2024 stuurt [verdachte] aan [gebruikersnaam 6] : “I can give the discord of the khalifa (leider van een kalifaat)”. [gebruikersnaam 6] vraagt: “so what is he going to pay for you?”. Hierop reageert [verdachte] : “everything, the tickets, and from Ethiopia airport u will get picket up”. [gebruikersnaam 6] vraagt: “can you send me this [naam 2] guys tt”.Diezelfde dag stuurt [verdachte] aan [gebruikersnaam 6] dat hij iemand zou willen onthoofden, hij geeft aan dat diegene die de profeet Mohammed beledigen niet zullen worden geëxcuseerd en zouden moeten worden gedood.
[verdachte] heeft verklaard dat hij steeds meer extremistische video’s, zoals van onthoofdingen, ging kijken en ging geloven dat IS/ISIS goed was. “Uiteindelijk dacht ik hetzelfde als zij”, aldus [verdachte] .
Uitgangspunt bij de beoordeling
De strafbaarstelling van artikel 134a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet blijkens de wetsgeschiedenis op een persoon met een fascinatie voor terroristisch geweld die steeds verder radicaliseert, in dat kader plannen maakt met betrekking tot aanslagen en daartoe zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen of kennis en/of vaardigheden verwerft die zouden kunnen worden ingezet voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. Er moet voor bewezenverklaring van artikel 134a Sr een voldoende verband bestaan tussen de gedragingen met enige vorm van training voor terrorisme. Onder de reikwijdte van de strafbaarstelling valt ook de eenling die zich via het internet op de hoogte stelt van kennis en informatie ten behoeve van het plegen van een terroristisch misdrijf of het vergemakkelijken ervan.
Strafbaar is aldus het op enigerlei wijze meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen voor terrorisme. Ten aanzien van het opzet van degene die de training volgt, moet worden vastgesteld dat de verdachte willens en wetens kennis of vaardigheden verwierf voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan.Voor een persoon die de terroristische training geeft, is voorwaardelijk opzet voldoende. Hiervan is sprake als de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een cursist de training volgt met het oog op het plegen van het terroristisch misdrijf.
Tevens moet aantoonbaar zijn en bewezen worden welk misdrijf verdachte voor ogen stond waarvoor hij de kennis en vaardigheden heeft verworven of een ander heeft bijgebracht, dus voor welk misdrijf hij zich heeft getraind of een ander heeft getraind. De contouren daarvan moeten zichtbaar zijn. Verder moet het daarbij gaan om één van de misdrijven zoals die limitatief zijn omschreven in de artikelen 83 en 83b Sr.
Aan verdachte zijn in het kader van de strafbaarstelling van artikel 134a Sr een aantal gedragingen ten laste gelegd. Het gaat om de volgende gedragingen.
Het zich eigen maken van het jihadistisch gedachtengoed.
Het downloaden, opslaan, delen, verspreiden, voorhanden hebben en/of attenderen op het bestaan van (een) video(’s) met daarin (een) handleiding(en) voor het vervaardigen van (een) explosie(f)(ven), waaronder een video getiteld “ [video titel] ”.
Het zich begeven op online platformen als Telegram en TikTok en daar communiceren en informatie delen over het jihadistisch gedachtengoed.
Contact onderhouden en informatie verkrijgen en/of delen met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ISIS over het plannen en plegen van een terroristisch/jihadistisch misdrijf, over het uitreizen naar Somalië, het sterven als een martelaar en/of het plegen van een zelfmoordaanslag.
De gedragingen onder A en C
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich het jihadistisch gedachtengoed eigen heeft gemaakt en zich op online platformen als Telegram en TikTok heeft begeven en aldaar heeft gecommuniceerd en informatie heeft gedeeld over het jihadistisch gedachtengoed. Deze gedragingen, zoals die onder A en C ten laste zijn gelegd, leveren op zichzelf geen trainingshandelingen op in de zin van artikel 134a Sr, maar het consumeren van het jihadistisch gedachtegoed en het zich eigen maken daarvan is wel van belang voor de inkleuring van het opzet van [verdachte] indien hij de inhoud van een dergelijk extremistisch gedachtegoed goedkeurt. [verdachte] heeft verklaard dat hij uiteindelijk hetzelfde dacht als zij (IS-aanhangers). De goedkeuring door [verdachte] blijkt ook uit de chats: de gesprekken waarin wordt gesproken over het jihadistisch gedachtegoed, de vele afbeeldingen en video’s van terroristische misdrijven, zijn uitlatingen over het uitreizen naar IS in Somalië, het uitspreken van “takfir”, het niet erkennen van de democratie en de gesprekken over het sterven als een martelaar en het plegen van een zelfmoordaanslag. De verklaring van [verdachte] , dat hij zelf niet achter het jihadistisch gedachtengoed stond, is op basis van het dossier en de behandeling op de zitting niet aannemelijk en wordt door de inhoud van de bewijsmiddelen weersproken. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich in de ten laste gelegde periode heeft vereenzelvigd met het jihadistische gedachtengoed en extremistisch geweld en dat de gedragingen onder B en D in dat licht moeten worden beoordeeld.
De gedragingen onder B en D wat betreft “het geven van een terroristische training”
De rechtbank is van oordeel dat de onder B tenlastegelegde gedraging “het attenderen op een video getiteld “ [video titel] ” het geven van een terroristische training als bedoeld in artikel 134a Sr is. Gelet op de inhoud van het chatgesprek waarin [verdachte] [naam 1] op deze video wijst, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de inhoud van deze video, en staat vast dat [verdachte] hiermee verwees naar een door IS vrijgegeven handleiding voor het vervaardigen van explosieven met huis-, tuin- en keukenartikelen.In het licht van het gesprek met [naam 1] eerder op 18 mei 2024 over het doden van ongelovigen en gelet op het gezamenlijke contact met IS-vertegenwoordiger [naam 2] , is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] met het wijzen op deze video bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam 1] deze video tot zich zou nemen met het oog op een door hem te plegen terroristisch misdrijf, te weten het plegen van een zelfmoordaanslag met als doel het doden van omstanders.
De rechtbank is van oordeel dat de onder D tenlastegelegde gedraging “het contact onderhouden en informatie verkrijgen en delen met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ISIS over het plannen en plegen van een terroristisch/jihadistisch misdrijf en/of over het uitreizen naar Somalië en/of het sterven als een martelaar en/of het plegen van een zelfmoordaanslag” eveneens als het geven van terroristische training moet worden aangemerkt. [verdachte] heeft zich gewend tot [gebruikersnaam 4] voor informatie over uitreizen. [verdachte] heeft daarnaast contact onderhouden met IS-vertegenwoordiger [naam 2] en met hem gesproken over hoe uit te reizen naar Somalië om zich aan te sluiten bij IS. [verdachte] heeft daarover bij hem kennelijk concrete informatie ingewonnen. Want als [gebruikersnaam 6] vraagt wat [naam 2] voor hem betaalt, antwoordt [verdachte] “alles”, “de tickets” en “je wordt opgehaald van het vliegveld van Ethiopië”. [verdachte] biedt [gebruikersnaam 6] aan om het Discord-account van de “khalifa” te geven (leider van een kalifaat). [gebruikersnaam 6] vraagt vervolgens om de gegevens van [naam 2] . Algemeen bekend is dat IS een terroristische organisatie is en in de ten laste gelegde periode ook was. De terroristische organisatie IS streeft door middel van gruwelijkheden, waaronder geweld tegen personen en goederen, naar het zaaien van angst en het ontwrichten van samenlevingen. De strijd die IS voert, gaat onvermijdelijk gepaard met het zaaien van dood en verderf. Daarom is het plegen van moord met een terroristisch oogmerk inherent aan deelname aan die strijd. De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [gebruikersnaam 6] deze gegevens en informatie tot zich zou nemen met het oog op een door hem te plegen terroristisch misdrijf.
De gedragingen onder B en D wat betreft “het deelnemen aan een terroristische training”
De gedraging zoals die onder B ten laste is gelegd, in combinatie bezien met de gedraging zoals die onder D ten laste is gelegd, leveren naar het oordeel van de rechtbank ook het volgen van een terroristische training door [verdachte] in de zin van artikel 134a Sr op.
[verdachte] heeft zich allereerst ingelaten met IS-propaganda, waarin jihadistisch/terroristisch geweld wordt verheerlijkt en waarmee hij zich heeft vereenzelvigd. [verdachte] heeft veelvuldig onthoofdingsvideo’s en massaexecutie video’s bekeken en gedownload en kennisgenomen van een video met daarin een handleiding voor het vervaardigen van explosieven. [verdachte] heeft zich gewend tot [gebruikersnaam 4] voor informatie over uitreizen. [verdachte] heeft daarnaast contact onderhouden met IS-vertegenwoordiger [naam 2] en met hem gesproken over hoe uit te reizen naar Somalië om zich aan te sluiten bij IS, [verdachte] heeft daarover bij hem concrete informatie ingewonnen.
Gelet op wat hierboven is overwogen over de strijd van terroristische organisatie IS, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] zich aan het verdiepen was hoe hij deel uit zou kunnen maken van een gewapende strijd van IS in Somalië en dat hij met het oog op deze mogelijk aankomende strijd kennis heeft opgedaan met het oogmerk om deze in die strijd te kunnen toepassen. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat [verdachte] inlichtingen en kennis heeft vergaard met het oog op een door hem te plegen terroristisch misdrijf.
Op grond van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk opdoen en overbrengen van kennis en inlichtingen tot het plegen van een jihadistisch/terroristisch misdrijf dan wel tot het plegen van een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen niet is gebleken.