ECLI:NL:RBOVE:2025:6873

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
08.364541-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 16-jarige jongen voor het voorbereiden van een jihadistisch terroristisch misdrijf

Op 1 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 16-jarige jongen veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 165 dagen voorwaardelijk, met een meldplicht bij de jeugdreclassering. De jongen werd beschuldigd van het trainen van zichzelf en anderen voor het plegen van een jihadistisch terroristisch misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het zich eigen maken van jihadistisch gedachtengoed en het delen van informatie over terroristische activiteiten via sociale media. Tijdens de zitting op 17 november 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie de verdachte beschuldigde van het opzettelijk verschaffen van middelen en inlichtingen voor terroristische misdrijven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had vereenzelvigd met het jihadistisch gedachtengoed en dat zijn gedragingen voldoende bewijs opleverden voor de tenlastelegging. De rechtbank legde een combinatie van jeugddetentie en een werkstraf op, met bijzondere voorwaarden om recidive te voorkomen. De uitspraak benadrukt de ernst van terroristisch gedrag en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.364541-24 (P)
Datum vonnis: 1 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De toelichting op dit vonnis

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte] ) opgeroepen om voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welk strafbare feit [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 17 november 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldiging vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldiging vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat het feit dat de officier van justitie [verdachte] verwijt, kan worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het zichzelf en een ander trainen voor het plegen van een (jihadistisch) terroristisch misdrijf of het voorbereiden of makkelijker maken daarvan. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: 180 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan 165 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 100 uren. Dit betekent dat [verdachte] de jeugddetentie nu niet hoeft uit te zitten, op voorwaarde dat hij binnen twee jaren niet nogmaals een strafbaar feit pleegt. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden stellen op de wijze zoals zij deze aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd. De werkstraf moet [verdachte] wel direct uitvoeren.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergegeven, op neer dat [verdachte] in de periode van
1 september 2023 tot en met 20 november 2024 in Deventer opzettelijk (in vereniging) zichzelf en anderen heeft getraind voor het plegen van een (jihadistisch) terroristisch misdrijf of het voorbereiden of makkelijker maken daarvan. [verdachte] zou zich het jihadistisch gedachtengoed eigen hebben gemaakt, in verband hiermee video’s hebben gedownload en verspreid, daarover via social media informatie hebben gedeeld en ook informatie hebben verkregen van, gedeeld met en contacten hebben onderhouden met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ISIS over het plegen van een (jihadistisch) terroristisch misdrijf, het uitreizen naar Somalië, het sterven als een martelaar of het plegen van een zelfmoordaanslag.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2023 tot en met 20 november 2024 te Deventer, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, zichzelf en/of een ander,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft getracht te
verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel tot het plegen van een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, als bedoeld
in artikel 83 dan wel artikel 83b Wetboek van strafrecht dan wel zichzelf kennis en/of vaardigheden daartoe heeft verworven en/of een ander heeft bijgebracht, door
A zich het jihadistisch gedachtengoed eigen te maken en/of
B video(’s) met daarin handleiding(en) voor het vervaardigen van één of meer explosie(f)(ven), te downloaden, en/of op te slaan en/of te delen en/of te verspreiden en/of voorhanden te hebben en/of te attenderen op het bestaan daarvan, waaronder een video getiteld “ [video titel] ” en/of
C zich begeeft op online platformen als Telegram en TikTok en daar communiceert en informatie deelt over het jihadistisch gedachtengoed en/of
D contact te onderhouden en informatie te verkrijgen en/of te delen met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ ISIS over het plannen en plegen van een terroristisch/jihadistisch misdrijf en/of over het uitreizen naar Somalië en/of het sterven als een martelaar en/of het plegen van een zelfmoordaanslag.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat [verdachte] van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat [verdachte] niet de intentie had om een misdrijf voor te bereiden voor zichzelf of voor een ander en evenmin om anderen daarvoor te trainen. Er is geen sprake van opzet en er is geen sprake van een aantoonbaar specifiek misdrijf dat [verdachte] voor ogen zou hebben gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
Op 17 september 2024 is uit een Duits opsporingsonderzoek informatie verstrekt aan de Nederlandse autoriteiten. In het Duitse opsporingsonderzoek kwam zicht op een verdachte met de naam [naam 1] die in gesprek met een vermoedelijk lid van de terreurgroep Islamitische Staat (IS) liet weten dat hij een supporter in Nederland kende aan wie hij een mes zou kunnen vragen voor een mogelijke terroristische aanslag tijdens een schoolreisje naar Nederland dat eind september 2024 gepland stond. Deze supporter is geïdentificeerd als [verdachte] . [2]
[verdachte] maakte gebruik van verschillende social media-profielen op onder meer Telegram en TikTok, waaronder [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . De politie zag dat via deze profielen veel islamitische content werd getoond en dat werd verwezen naar het martelaarschap. Onder andere werd een video gedeeld waarin naar Joden wordt verwezen als de vijand en een video van Turk al-Binali. Dit was een geloofsadviseur van ISIS (Islamitische Staat in Irak en al-Sham) die buitenlandse strijders heeft gerekruteerd en door de Verenigde Staten is aangewezen als terrorist. [3]
Op 20 november 2024 is [verdachte] in de woning van zijn ouders in [plaats] aangehouden. Bij de doorzoeking van deze woning zijn de gegevensdragers van [verdachte] in beslag genomen. [4] Deze zijn onderzocht en daarop is onder andere het volgende aangetroffen:
  • video’s van onthoofdingen (onder meer uitgevoerd door een kind);
  • video’s van massa-executies;
- afbeeldingen en video’s met IS-propaganda; [6]
- een video vanuit het perspectief van de daders van een door IS opgeëiste aanslag in Rusland op 22 maart 2024; [7]
- een foto van 15 juli 2024 waarop [verdachte] te zien is met een gefotoshopte bivakmuts met de tekst: “Attack”, met daarbij vermeld de Franse vlag en een afbeelding met een mes in zijn linkerhand; [8]
- een foto van 18 februari 2024 van [verdachte] waarop hij een wijsvinger opsteekt en waarbij zijn gezicht geblurd is met een mes (de opgestoken wijsvinger wordt gebruikt door militanten van de terreurgroep IS); [9]
- chats waarin [verdachte] (een deel van) genoemde beelden ongevraagd deelt met andere TikTok-gebruikers, waaronder een video van vijf mannen in een kooi die door IS worden verdronken, verzonden op 2 april 2024; [10]
- een chat waarin [verdachte] aangeeft dat je nooit democratie moet accepteren, de regels van de sharia moet volgen; [11]
- chats waarin [verdachte] spreekt over het uitspreken van “takfir” over mensen (ongelovig verklaren). [12]
In chats van [verdachte] is verder het volgende te lezen.
Op 1 augustus 2024 stuurt [naam 1] aan [verdachte] : “I want to share a voice message from [naam 2] and tell me if its his voice”. [13] Op 18 mei 2024 vraagt [verdachte] aan [naam 1] of stelen van de “kuffar” (ongelovige moslims) halal is. Vervolgens vraagt [verdachte] of het doden van ongelovigen in Allah’s naam halal is. [14] [verdachte] heeft verder verklaard dat [naam 2] een IS-contactpersoon betrof uit Somalië met wie hij contact had en dat [naam 2] hem heeft uitgenodigd voor Somalië. [15]
Op 27 mei 2024 is het TikTok-account van [verdachte] geblokkeerd vanwege ongepaste content, te weten het bericht “time to hijra” (Arabisch voor uitreizen). [16]
In een chat van [verdachte] op 29 mei 2024 stuurt [gebruikersnaam 4] : “ikhwa DM me for an open door in sha Allah. To go on “holiday” in sha Allah”. Hierop reageert [verdachte] : “i would like to know how to join and travel”. [gebruikersnaam 4] reageert: “send me a private massage in tele”
. [17]
[verdachte] verwijst naar het blokkeren van zijn account in zijn chat met [gebruikersnaam 3] en schrijft in diezelfde chat dat je niet zelf een Jihad kunt plannen, maar dat je dan contact moet zoeken met “ [alias] ” (IS) en toestemming moet hebben van “een ruler”. [verdachte] geeft aan dat hij persoonlijke contacten heeft op Instagram. [18]
Op 14 augustus 2024 vraagt [naam 1] aan [verdachte] hoe je TNT (dynamiet) kunt maken in “rl” (real life). [verdachte] geeft aan dat hij over een video beschikte genaamd “ [video titel] ” en de ingrediënten, maar dat hij niet weet waar de video en de ingrediënten nu zijn. [verdachte] geeft daarbij aan dat als [naam 1] op zoek gaat naar de video hij de ingrediënten zal vinden. [naam 1] vraagt of het krachtig is. [verdachte] geeft aan dat hij het niet weet en vraagt waarom [naam 1] dat wil weten en vraagt of hij “istishad” gaat plegen. [verdachte] zegt: “in sha Allah”. Vervolgens schrijft [naam 1] dat zijn contact, [naam 2] , zou hebben gezegd dat hij terug moet komen zodra hij 18 jaar is. [verdachte] reageert dat als ze niet onmiddellijk kunnen sterven als martelaren (istishad), ze op z’n minst nog een mooi leven kunnen hebben in het Kalifaat. [19] [verdachte] heeft verklaard dat met “istishad” jezelf bombarderen wordt bedoeld. [20]
In een chat tussen [verdachte] en [gebruikersnaam 5] wordt gesproken over [naam 1] . [gebruikersnaam 5] zegt: “He told you he was gonna go for a mission right”. [21] “Was he gonna do an istihadi mission”. [verdachte] zegt: “I don’t know. We had contact with the ikhwan in wilayah somal. I think he managed to go there. Even tho he was 15.” [22]
In een chat van 22 en 23 september 2024 schrijft [verdachte] dat hij binnenkort op “jihad” gaat, [verdachte] geeft aan dat hij voor Allah vecht, voor “Dawlatul Islam” (Islamitische Staat). [23]
Op 27 oktober 2024 stuurt [verdachte] aan [gebruikersnaam 6] : “I can give the discord of the khalifa (leider van een kalifaat)”. [gebruikersnaam 6] vraagt: “so what is he going to pay for you?”. Hierop reageert [verdachte] : “everything, the tickets, and from Ethiopia airport u will get picket up”. [gebruikersnaam 6] vraagt: “can you send me this [naam 2] guys tt”. [24] Diezelfde dag stuurt [verdachte] aan [gebruikersnaam 6] dat hij iemand zou willen onthoofden, hij geeft aan dat diegene die de profeet Mohammed beledigen niet zullen worden geëxcuseerd en zouden moeten worden gedood. [25]
[verdachte] heeft verklaard dat hij steeds meer extremistische video’s, zoals van onthoofdingen, ging kijken en ging geloven dat IS/ISIS goed was. “Uiteindelijk dacht ik hetzelfde als zij”, aldus [verdachte] . [26]
Uitgangspunt bij de beoordeling
De strafbaarstelling van artikel 134a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet blijkens de wetsgeschiedenis op een persoon met een fascinatie voor terroristisch geweld die steeds verder radicaliseert, in dat kader plannen maakt met betrekking tot aanslagen en daartoe zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen of kennis en/of vaardigheden verwerft die zouden kunnen worden ingezet voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. Er moet voor bewezenverklaring van artikel 134a Sr een voldoende verband bestaan tussen de gedragingen met enige vorm van training voor terrorisme. Onder de reikwijdte van de strafbaarstelling valt ook de eenling die zich via het internet op de hoogte stelt van kennis en informatie ten behoeve van het plegen van een terroristisch misdrijf of het vergemakkelijken ervan.
Strafbaar is aldus het op enigerlei wijze meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen voor terrorisme. Ten aanzien van het opzet van degene die de training volgt, moet worden vastgesteld dat de verdachte willens en wetens kennis of vaardigheden verwierf voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan. [27] Voor een persoon die de terroristische training geeft, is voorwaardelijk opzet voldoende. Hiervan is sprake als de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een cursist de training volgt met het oog op het plegen van het terroristisch misdrijf.
Tevens moet aantoonbaar zijn en bewezen worden welk misdrijf verdachte voor ogen stond waarvoor hij de kennis en vaardigheden heeft verworven of een ander heeft bijgebracht, dus voor welk misdrijf hij zich heeft getraind of een ander heeft getraind. De contouren daarvan moeten zichtbaar zijn. Verder moet het daarbij gaan om één van de misdrijven zoals die limitatief zijn omschreven in de artikelen 83 en 83b Sr.
Aan verdachte zijn in het kader van de strafbaarstelling van artikel 134a Sr een aantal gedragingen ten laste gelegd. Het gaat om de volgende gedragingen.
Het zich eigen maken van het jihadistisch gedachtengoed.
Het downloaden, opslaan, delen, verspreiden, voorhanden hebben en/of attenderen op het bestaan van (een) video(’s) met daarin (een) handleiding(en) voor het vervaardigen van (een) explosie(f)(ven), waaronder een video getiteld “ [video titel] ”.
Het zich begeven op online platformen als Telegram en TikTok en daar communiceren en informatie delen over het jihadistisch gedachtengoed.
Contact onderhouden en informatie verkrijgen en/of delen met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ISIS over het plannen en plegen van een terroristisch/jihadistisch misdrijf, over het uitreizen naar Somalië, het sterven als een martelaar en/of het plegen van een zelfmoordaanslag.
Overwegingen en oordeel
De gedragingen onder A en C
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich het jihadistisch gedachtengoed eigen heeft gemaakt en zich op online platformen als Telegram en TikTok heeft begeven en aldaar heeft gecommuniceerd en informatie heeft gedeeld over het jihadistisch gedachtengoed. Deze gedragingen, zoals die onder A en C ten laste zijn gelegd, leveren op zichzelf geen trainingshandelingen op in de zin van artikel 134a Sr, maar het consumeren van het jihadistisch gedachtegoed en het zich eigen maken daarvan is wel van belang voor de inkleuring van het opzet van [verdachte] indien hij de inhoud van een dergelijk extremistisch gedachtegoed goedkeurt. [verdachte] heeft verklaard dat hij uiteindelijk hetzelfde dacht als zij (IS-aanhangers). De goedkeuring door [verdachte] blijkt ook uit de chats: de gesprekken waarin wordt gesproken over het jihadistisch gedachtegoed, de vele afbeeldingen en video’s van terroristische misdrijven, zijn uitlatingen over het uitreizen naar IS in Somalië, het uitspreken van “takfir”, het niet erkennen van de democratie en de gesprekken over het sterven als een martelaar en het plegen van een zelfmoordaanslag. De verklaring van [verdachte] , dat hij zelf niet achter het jihadistisch gedachtengoed stond, is op basis van het dossier en de behandeling op de zitting niet aannemelijk en wordt door de inhoud van de bewijsmiddelen weersproken. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich in de ten laste gelegde periode heeft vereenzelvigd met het jihadistische gedachtengoed en extremistisch geweld en dat de gedragingen onder B en D in dat licht moeten worden beoordeeld.
De gedragingen onder B en D wat betreft “het geven van een terroristische training”
De rechtbank is van oordeel dat de onder B tenlastegelegde gedraging “het attenderen op een video getiteld “ [video titel] ” het geven van een terroristische training als bedoeld in artikel 134a Sr is. Gelet op de inhoud van het chatgesprek waarin [verdachte] [naam 1] op deze video wijst, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de inhoud van deze video, en staat vast dat [verdachte] hiermee verwees naar een door IS vrijgegeven handleiding voor het vervaardigen van explosieven met huis-, tuin- en keukenartikelen. [28] In het licht van het gesprek met [naam 1] eerder op 18 mei 2024 over het doden van ongelovigen en gelet op het gezamenlijke contact met IS-vertegenwoordiger [naam 2] , is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] met het wijzen op deze video bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam 1] deze video tot zich zou nemen met het oog op een door hem te plegen terroristisch misdrijf, te weten het plegen van een zelfmoordaanslag met als doel het doden van omstanders.
De rechtbank is van oordeel dat de onder D tenlastegelegde gedraging “het contact onderhouden en informatie verkrijgen en delen met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ISIS over het plannen en plegen van een terroristisch/jihadistisch misdrijf en/of over het uitreizen naar Somalië en/of het sterven als een martelaar en/of het plegen van een zelfmoordaanslag” eveneens als het geven van terroristische training moet worden aangemerkt. [verdachte] heeft zich gewend tot [gebruikersnaam 4] voor informatie over uitreizen. [verdachte] heeft daarnaast contact onderhouden met IS-vertegenwoordiger [naam 2] en met hem gesproken over hoe uit te reizen naar Somalië om zich aan te sluiten bij IS. [verdachte] heeft daarover bij hem kennelijk concrete informatie ingewonnen. Want als [gebruikersnaam 6] vraagt wat [naam 2] voor hem betaalt, antwoordt [verdachte] “alles”, “de tickets” en “je wordt opgehaald van het vliegveld van Ethiopië”. [verdachte] biedt [gebruikersnaam 6] aan om het Discord-account van de “khalifa” te geven (leider van een kalifaat). [gebruikersnaam 6] vraagt vervolgens om de gegevens van [naam 2] . Algemeen bekend is dat IS een terroristische organisatie is en in de ten laste gelegde periode ook was. De terroristische organisatie IS streeft door middel van gruwelijkheden, waaronder geweld tegen personen en goederen, naar het zaaien van angst en het ontwrichten van samenlevingen. De strijd die IS voert, gaat onvermijdelijk gepaard met het zaaien van dood en verderf. Daarom is het plegen van moord met een terroristisch oogmerk inherent aan deelname aan die strijd. De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [gebruikersnaam 6] deze gegevens en informatie tot zich zou nemen met het oog op een door hem te plegen terroristisch misdrijf.
De gedragingen onder B en D wat betreft “het deelnemen aan een terroristische training”
De gedraging zoals die onder B ten laste is gelegd, in combinatie bezien met de gedraging zoals die onder D ten laste is gelegd, leveren naar het oordeel van de rechtbank ook het volgen van een terroristische training door [verdachte] in de zin van artikel 134a Sr op.
[verdachte] heeft zich allereerst ingelaten met IS-propaganda, waarin jihadistisch/terroristisch geweld wordt verheerlijkt en waarmee hij zich heeft vereenzelvigd. [verdachte] heeft veelvuldig onthoofdingsvideo’s en massaexecutie video’s bekeken en gedownload en kennisgenomen van een video met daarin een handleiding voor het vervaardigen van explosieven. [verdachte] heeft zich gewend tot [gebruikersnaam 4] voor informatie over uitreizen. [verdachte] heeft daarnaast contact onderhouden met IS-vertegenwoordiger [naam 2] en met hem gesproken over hoe uit te reizen naar Somalië om zich aan te sluiten bij IS, [verdachte] heeft daarover bij hem concrete informatie ingewonnen.
Gelet op wat hierboven is overwogen over de strijd van terroristische organisatie IS, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] zich aan het verdiepen was hoe hij deel uit zou kunnen maken van een gewapende strijd van IS in Somalië en dat hij met het oog op deze mogelijk aankomende strijd kennis heeft opgedaan met het oogmerk om deze in die strijd te kunnen toepassen. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat [verdachte] inlichtingen en kennis heeft vergaard met het oog op een door hem te plegen terroristisch misdrijf.
Conclusie
Op grond van het voorgaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk opdoen en overbrengen van kennis en inlichtingen tot het plegen van een jihadistisch/terroristisch misdrijf dan wel tot het plegen van een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen niet is gebleken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen van het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 september 2023 tot en met 20 november 2024 in Nederland
zichzelf en een ander opzettelijk, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft getracht te verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijfendan wel tot het plegen van een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, als bedoeld in artikel 83 dan wel artikel 83b Wetboek van strafrecht en zichzelf kennis en/of vaardigheden daartoe heeft verworven en/of een ander heeft bijgebracht, door
A zich het jihadistisch gedachtengoed eigen te maken en
Been ander te attenderen op het bestaan van een video met daarin een handleiding voor het vervaardigen van één of meer explosieven, een video getiteld “ [video titel] ” en
C zich te begeven op online platformen als Telegram en TikTok en daar communiceert en informatie deelt over het jihadistisch gedachtengoed en
D contact te onderhouden en informatie te verkrijgen en/of te delen met vertegenwoordigers/aanhangers van IS/ ISIS over het plannen en plegen van een terroristisch/jihadistisch misdrijf, het uitreizen naar Somalië, het sterven als een martelaar en/of het plegen van een zelfmoordaanslag.
De rechtbank vindt niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 134a van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
zich en een ander opzettelijk middelen en/of inlichtingen verschaffen en/of trachten te verschaffen en kennis verwerven en een ander kennis bijbrengen tot het plegen van een misdrijf (ter voorbereiding en/of vergemakkelijking) van een terroristisch misdrijf.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De motivering van de straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, zo de rechtbank begrijpt, dat [verdachte] wordt veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde voorwaarden worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Als de rechtbank tot een veroordeling komt, verzoekt de verdediging te volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke werkstraf, met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
[verdachte] heeft zichzelf en anderen getraind voor (het voorbereiden en vergemakkelijken van) een terroristisch misdrijf. Hij heeft zich het jihadistisch gedachtegoed eigen gemaakt en in verband hiermee zeer gruwelijke video’s (zoals van onthoofdingen) gedownload en verspreid. [verdachte] heeft op social media informatie ingewonnen en gedeeld over het voorbereiden van een zelfmoordaanslag en het uitreizen naar Somalië, beide ten behoeve van de gewapende strijd van IS. Door de terroristische organisatie IS worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan, zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij daaraan heeft willen bijgedragen en daarvoor heeft getraind en training heeft gegeven. Terrorisme wordt internationaal gezien als een van de meest ernstige misdrijven. Het wakkert angst aan binnen de maatschappij en is onverenigbaar met de democratische en rechtsstatelijke principes waarop de Nederlandse samenleving is gefundeerd. De wijze waarop [verdachte] heeft gecommuniceerd en de beelden die hij heeft gedeeld en bekeken, vindt de rechtbank schokkend. [verdachte] heeft het jihadistisch gedachtengoed en terroristisch geweld verheerlijkt en via social media anderen daarmee, ook ongevraagd, geconfronteerd.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar zijn strafblad van
17 oktober 2025. Hieruit blijkt dat [verdachte] niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel weegt. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de GZ-psycholoog dr. S.L. van Woerden, de rapporten van de Raad en de toelichting die de vertegenwoordigers van de Raad en de jeugdreclassering op de zitting hebben gegeven. Ook heeft de rechtbank geluisterd naar wat [verdachte] en zijn ouders over zijn persoonlijke omstandigheden hebben verteld.
[verdachte] is een nu 16-jarige jongen. Hij woont samen met zijn broer bij zijn ouders. [verdachte] wordt door zijn ouders omschreven als een rustige, lieve jongen, niet opstandig of snel boos, maar wel gesloten. Ook de psycholoog noemt hem een verlegen, introverte jongen. De ouders van [verdachte] zijn erg geschrokken van de aanhouding. Sinds de aanhouding van [verdachte] is er hulp geweest vanuit het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE). Er is gesproken over hoe een feit als het onderhavige in de toekomst kan worden voorkomen en over de identiteit van [verdachte] . Vooral de identiteitsvorming van [verdachte] lijkt een rol te hebben gespeeld in zijn zoektocht en zijn handelen rond extremistisch gedachtengoed. [verdachte] lijkt geen gewelddadige jongen die veel haat koestert. Wel is hij gevoelig voor beïnvloeding van buitenaf. Volgens de psycholoog is geen sprake van een stoornis en kan het ten laste gelegde geheel aan [verdachte] worden toegerekend. De psycholoog vindt het van belang dat de ondersteuning van het LSE blijft, dat [verdachte] coachende ondersteuning met aandacht voor sociale contacten krijgt, een positieve vrijetijdsinvulling heeft en op een gezonde manier online activiteiten uitvoert. De Raad en de jeugdreclassering onderstrepen dit. De sterke interesse van [verdachte] in de islam lijkt te zijn gestopt. [verdachte] volgt inmiddels de niveau 4 BOL-opleiding [opleiding] . Hij heeft een bijbaan in een supermarkt. [verdachte] heeft volgens de Raad en de jeugdreclassering de schoringsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis goed nageleefd. [verdachte] gebruikt zijn laptop en telefoon alleen voor school en WhatsApp. [verdachte] heeft op de zitting gezegd dat hij zich niet meer wil bezig houden met het jihadistisch gedachtengoed en dit alles achter zich wil laten. [verdachte] geeft aan dat hij destijds weinig met vrienden was en veel op zijn kamer zat, maar dat hij nu meer sociale contacten en gesprekken met zijn ouders heeft. De Raad adviseert voorwaardelijke jeugddetentie aan [verdachte] op te leggen. De jeugdreclassering adviseert een voorwaardelijke werkstraf aan [verdachte] op te leggen. Zowel de Raad als de jeugdreclassering adviseert daarbij verschillende bijzondere voorwaarden om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst opnieuw de fout ingaat. [verdachte] en zijn ouders kunnen zich vinden in het advies van de Raad.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Hoewel de aard en de ernst van het feit zonder meer onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de persoon van [verdachte] aanleiding tot de oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank houdt er in het bijzonder rekening mee dat [verdachte] niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis de schorsingsvoorwaarden goed heeft nageleefd. Het feit dat [verdachte] heeft gepleegd is naar het oordeel van de rechtbank wel zodanig ernstig dat hij de gevolgen van zijn daden moet voelen en dat ook in de richting van andere jongeren duidelijk moet zijn dat dit soort feiten niet wordt getolereerd. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van enkel een voorwaardelijke straf, maar dat daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf zal worden opgelegd. Ook acht de rechtbank meer dagen voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur op zijn plaats. De rechtbank komt dus tot een hogere straf dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen
180 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan 165 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 100 uren. Dit betekent dat [verdachte] de jeugddetentie nu niet hoeft uit te zitten, op voorwaarde dat hij binnen twee jaren niet nogmaals een strafbaar feit pleegt. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer de fout in gaat en hem daar de benodigde hulp voor te geven, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafgedeelte de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Als [verdachte] tijdens de proeftijd een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij alsnog de jeugddetentie uitzitten. De rechtbank zal de jeugdreclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door [verdachte] van de opgelegde bijzondere voorwaarden en hem ten behoeve daarvan te begeleiden. De werkstraf is onvoorwaardelijk, wat betekent dat [verdachte] die nu wel moet uitvoeren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 134a van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
zich en een ander opzettelijk middelen en/of inlichtingen verschaffen en/of trachten te verschaffen en kennis verwerven en een ander kennis bijbrengen tot het plegen van een misdrijf (ter voorbereiding en/of vergemakkelijking) van een terroristisch misdrijf;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot
180 (honderdtachtig) dagen jeugddetentie;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
165 (honderdvijfenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte (zich) gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt):
  • meldt bij de jeugdreclassering op de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering, te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering hem in dat kader geeft;
  • meewerkt aan de begeleiding van het Landelijk Steunpunt Extremisme en een aanvullend hulpverleningstraject, als de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • vermijdt dat hij in aanraking komt met extremistisch materiaal en extremistisch materiaal op zijn gegevensdragers terechtkomt
  • onthoudt van het bezoeken van een (digitale) omgeving waarin wordt gecommuniceerd over een extremistische ideologie en waar materiaal met extremistische inhoud kan worden verkregen;
  • meewerkt aan de controle van al zijn gegevensdragers (zoals computers en smartphones) en daarbij toegang verschaft tot alle gegevensdragers waarmee gecommuniceerd kan worden. Hierbij worden gebruikersnamen en wachtwoorden die nodig zijn voor de toegang en de controle verstrekt. De controle is slechts gericht op de vraag of [verdachte] zich houdt aan de voorwaarden en daarmee dus gericht op het gebruik van social media of andere platforms waarop met anderen kan worden gecommuniceerd. De controle vindt plaats zo frequent als door de jeugdreclassering nodig wordt gevonden. De jeugdreclassering kan zich laten bijstaan door een persoon die deskundig is op digitaal gebied, zoals iemand van de politie;
  • een (door de jeugdreclassering te bepalen) zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school of werk;
- draagt aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering, met als verantwoordelijke gemeente [gemeente] , op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter en kinderrechter,
mr. C.W. Couperus-van Kooten, kinderrechter, en mr. A.S. Metgod, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en mr. C.L. Struik, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met onderzoeksnummer ON1R024072, genaamd Petersbald. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal van verdenking van 1 november 2024, pagina’s 158 tot en met 170.
3.Een geschrift, inhoudende een OSINT-rapportage van 25 september 2024, pagina’s 21 tot en met 29.
4.Een proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming van 20 november 2024, pagina’s 151 en 152.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, pagina’s 87 tot en met 93, en een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2024, pagina’s 120 tot en met 121.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina’s 71 tot en met 86.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, pagina’s 87 tot en met 93.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, pagina’s 94 tot en met 108.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina’s 71 tot en met 86.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina’s 122 tot en met 131, en een proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2024, pagina’s 134 tot en met 148.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina 131.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina’s 122 tot en met 131.
13.Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming van 14 november 2024, pagina 139.
14.Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming van 14 november 2024, pagina 143
15.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 januari 2025, pagina’s 271 en 272.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, pagina 106.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina 76.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2024, pagina 113.
19.Een proces-verbaal van verdenking van 1 november 2024, pagina’s 158 tot en met 170.
20.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 november 2024, pagina’s 237.
21.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2024, pagina 115.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2024, pagina 116.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina 127.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina’s 123 en 124.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025, pagina 124.
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 januari 2025, pagina’s 253 tot en met 283.
27.Hof Den Haag 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:83.
28.Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming van 14 november 2024, pagina 144.