5.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegd feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. [verdachte] en [slachtoffer] waren op straat aan het stoeien. Op enig moment steekt [verdachte] met een mes in de buik van [slachtoffer] . Hierdoor heeft [slachtoffer] letsel opgelopen; een snijwond in zijn buik van twee tot drie centimeter lang en één centimeter diep. Dit letsel had veel ernstiger kunnen zijn. Het is niet aan [verdachte] te danken dat het uiteindelijk goed met [slachtoffer] afgelopen is. Immers is [verdachte] gelijk na het steken weg gegaan en heeft hij [slachtoffer] achtergelaten. [verdachte] heeft met zijn geweldshandeling [slachtoffer] verwond en daarmee een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt dit [verdachte] kwalijk.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van
17 oktober 2025. Hieruit volgt dat aan hem op 27 november 2023 voor verboden steekwapenbezit een werkstraf van 40 uren is opgelegd. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een pro Justitia-rapportage, een rapport van de Raad van 30 september 2025 en de toelichting die de vertegenwoordigers van de Raad en de jeugdreclassering op de zitting hebben gegeven. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat [verdachte] en zijn ouders over zijn persoonlijke omstandigheden hebben verteld.
[verdachte] is een inmiddels 17-jarige jongen die al veel (traumatische gebeurtenissen) heeft meegemaakt. Zo is hij op de middelbare school gepest en ook mishandeld en wordt hij bedreigd. De GZ-psycholoog heeft vastgesteld dat sprake is van ouder-kindrelatieproblemen, met hechtingsproblemen, en een posttraumatische stressstoornis (PTSS) met een coping van het afweren van emoties en zelfbehoud door eigen regie. Daarnaast heeft [verdachte] een achterstand opgebouwd in zijn sociale en emotionele ontwikkeling en ook in zijn gewetensontwikkeling. Deze stoornissen waren aanwezig tijdens het ten laste gelegde feit en hebben hier ook invloed op gehad. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat.
De deskundige adviseert om [verdachte] het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Bij een bewezenverklaring adviseert de deskundige een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde van beschermd of begeleid wonen en ook andere voorwaarden waarmee de kans dat [verdachte] in de toekomst weer de fout in gaat zoveel mogelijk wordt ingeperkt. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie, met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht, de verplichting om mee te werken aan de nodige hulpverlening, het hebben van een zinvolle dagbesteding en vrijetijdsbesteding en het meewerken aan een behandeling als dat nodig is. De Raad heeft op de zitting toegelicht dat de bijzondere voorwaarde van beschermd of begeleid wonen bij [instelling] of een soortgelijke instelling ook op zijn plaats is.
[verdachte] heeft op de zitting gezegd dat hij de conclusies van de deskundige begrijpt en zichzelf hierin herkent en dat hij bereid is mee te werken aan de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. [verdachte] zegt over zijn situatie dat het een stuk beter met hem gaat sinds hij bij [instelling] een eigen kamer heeft gekregen. Hierdoor is de relatie met zijn ouders ook verbeterd. [verdachte] krijgt dagelijks begeleiding van het FACT-team en vindt dit fijn. Een aantal weken geleden is hij begonnen met een traject waardoor hij zichzelf beter leert kennen. Inmiddels heeft hij geleerd dat de gevoelens die hij heeft begrijpelijk en logisch zijn, ook al wil hij ze liever niet hebben. [verdachte] volgt de koksopleiding, maar op dit moment bevindt hij zich in een periode dat hij met school wil overleggen over hoe het verder moet gaan. [verdachte] wil graag geld verdienen. Achteraf heeft [verdachte] spijt van het incident en probeert hij nieuwe conflicten te vermijden. Inmiddels heeft hij ook meer vertrouwen in hulpverleners en politie en probeert hij zijn problemen eerder bij hen neer te leggen. De ouders van [verdachte] zien dat het een stuk beter met hem gaat en hebben er vertrouwen in dat het goed gaat komen.
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. De rechtbank houdt vervolgens bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor zware mishandeling met behulp van een wapen. Deze oriëntatiepunten zijn in het leven geroepen om te komen tot een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. In dit geval geldt als uitgangspunt: vanaf drie maanden jeugddetentie.
De rechtbank houdt er rekening mee dat [verdachte] sinds 21 maart 2025 de schorsingsvoorwaarden heeft nageleefd, aan zichzelf werkt en heeft gezegd dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Daarnaast vindt de rechtbank het positief dat [verdachte] heeft geprobeerd een mediationtraject met [slachtoffer] op te starten. De rechtbank ziet vanwege de persoon van [verdachte] , in het bijzonder zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, geen meerwaarde in de oplegging van onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer duurt dan het voorarrest of een onvoorwaardelijke werkstraf en zal op dit onderdeel dan ook afwijken van het advies van de Raad.
De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer de fout ingaat, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafgedeelte de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd. Als [verdachte] tijdens de proeftijd een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij alsnog de jeugddetentie uitzitten. De rechtbank zal de jeugdreclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door [verdachte] van de opgelegde bijzondere voorwaarden en hem ten behoeve daarvan te begeleiden.