ECLI:NL:RBOVE:2025:6883

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
08-170909-25 en 10-131304-23 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met een mes

Op 1 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van een slachtoffer met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak kwam voort uit een incident op 2 juni 2025, waarbij de politie een melding ontving van een steekpartij in Enschede. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat er een worsteling was geweest met het slachtoffer, maar dat zij hem niet had gestoken. De officier van justitie was van mening dat de beschuldigingen bewezen konden worden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent en tegenstrijdig waren. Er was geen steunbewijs voor de verklaringen van het slachtoffer, en de rechtbank kon niet vaststellen of het letsel bij het slachtoffer door een mes was veroorzaakt. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank besliste ook over in beslag genomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-170909-25 en 10-131304-23 (tul) (P)
Datum vonnis: 1 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting verblijvende in
PI [verblijfplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. B. van Elst, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de schouder/arm, althans het bovenlichaam, te steken, dan wel (subsidiair) [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 2 juni 2025 te Enschede, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp
steek- en/of snijvoorwerp, in de schouder en/of arm, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 2 juni 2025 te Enschede, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp, te steken in de schouder en/of arm, althans in het bovenlichaam.
3. De bewijsvraag
3.1
Inleiding
Op 2 juni 2025 omstreeks 14:00 uur ontving de politie een melding dat er een steekpartij in een (studio)woning aan de [adres] zou hebben plaatsgevonden. Hierbij zou [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) als slachtoffer en [verdachte] (hierna: verdachte) als verdachte betrokken zijn. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend [slachtoffer] met een mes te hebben gestoken. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] bij haar in de woning was, hij boos op haar werd en in het Turks tegen haar begon te schreeuwen. Vervolgens heeft zij een mes gepakt dat zij normaliter gebruikt voor het smeren van haar boterhammen, waarna een worsteling ontstond. Het is mogelijk dat verdachte hem tijdens de worsteling met het mes heeft geraakt, maar zij heeft hem niet gestoken. Verdachte heeft geen letsel bij [slachtoffer] waargenomen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, dan wel dient te worden vrijgesproken omdat haar een beroep op noodweer(exces) toekomt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] wisselend heeft verklaard en dat zijn verklaring op essentiële onderdelen tegenstrijdig is. Zo heeft [slachtoffer] aanvankelijk bij de politie verklaard dat tijdens het steekincident een ander persoon, genaamd ‘[naam]’, in de woning aanwezig was. Toen hij hier nader over werd bevraagd, ontkende hij echter dat ‘[naam]’ ten tijde van het incident in de woning aanwezig was. Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 12 november 2025 heeft [slachtoffer] vervolgens verklaard dat ‘[naam]’ wel bij het steekincident aanwezig was. Daarnaast heeft hij tijdens dit verhoor verklaard dat hij 50 gram cocaïne bij zich had en dat hij dit diezelfde ochtend van iemand had gekregen en dat hij daarvoor niet had betaald, terwijl hij in zijn eerdere verklaringen steeds heeft gesteld dat hij op de betreffende dag over 5 gram cocaïne beschikte die hij twee dagen daarvoor had gekocht. [slachtoffer] heeft ook geen eenduidige verklaring afgelegd over het moment en de locatie van het steken in de woning, noch over het aantal keren dat door [verdachte] zou zijn gestoken dan wel geprobeerd zou zijn te steken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] inconsistent en tegenstrijdig is en daarom niet als bewijs kan worden gebruikt, tenzij de verklaring van [slachtoffer] – ondanks de inconsistenties en tegenstrijdigheden – in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
De rechtbank overweegt dat dit steunbewijs ontbreekt. In het dossier is een getuigenverklaring opgenomen van een bewoner van de naastgelegen woning. Zij heeft op 2 juni 2025 in de woning van verdachte een ruzie gehoord, waarbij zij veel geschreeuw in een voor haar onbekende buitenlandse taal heeft gehoord. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer] in het Turks naar haar schreeuwde. Deze verklaringen komen niet overeen met de verklaring van [slachtoffer], waarin hij stelt uitsluitend in het Nederlands te hebben geschreeuwd. Voorts hebben de ter plaatse gekomen verbalisanten geen (verse) bloedsporen in de woning aangetroffen, hetgeen niet strookt met de verklaring van [slachtoffer] dat hij als gevolg van het steken hevig zou hebben gebloed; het bloed zou volgens hem uit zijn mouwen zijn gestroomd. In de omgeving van de woning zijn wel druppels bloed aangetroffen, maar deze zijn niet onderzocht, zodat de rechtbank daaraan geen conclusie kan verbinden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] inconsistent en tegenstrijdig is, en bovendien onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar en zal zij deze niet als bewijs gebruiken.
Met het wegvallen van de verklaring van [slachtoffer], resteert naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde te komen. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat zij tijdens de worsteling met [slachtoffer] een (boterham)mes vasthield, waarmee hij mogelijk is geraakt, en is bij [slachtoffer] letsel in de vorm van steekverwondingen geconstateerd, maar onvoldoende blijkt wat er precies in de woning tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld of het letsel bij [slachtoffer] door een mes is veroorzaakt, wat de diepte van de opgelopen steekverwondingen is en, als het letsel door een mes is veroorzaakt, door wat voor soort mes. Er is bovendien onvoldoende onderzoek verricht naar de aanwezigheid van een mes of messen in de woning van verdachte waarmee gestoken zou kunnen zijn. De rechtbank kan zodoende niet wettig en overtuigend bewezen verklaren dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] mishandeld heeft dan wel hem heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte integraal vrij van het haar ten laste gelegde.
Gelet op bovenstaande conclusie komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het door de raadsman van verdachte gedane beroep op noodweer dan wel noodweerexces.

4.In beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte is beslag gelegd op een haarband, een schaar, een vals identiteitsbewijs en een bijl.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de haarband en schaar aan verdachte moeten worden teruggegeven. Verder heeft zij onttrekking aan het verkeer van het valse identiteitsbewijs en verbeurdverklaring van de bijl gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de haarband, schaar en bijl dienen te worden teruggeven aan verdachte. Het valse identiteitsbewijs is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

5.De schade van de benadeelde partij [slachtoffer]

De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de schade heeft betrekking op het ten laste gelegde. Omdat verdachte integraal van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, wordt haar geen straf of maatregel opgelegd en zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10-131304-23

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu verdachte integraal wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de haarband, schaar en bijl aan verdachte;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het valse identiteitsbewijs;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 10-131304-23
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. R.A. Heblij en
mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2025.
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.