ECLI:NL:RBOVE:2025:6914

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
341508 KG RK 25-548
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in ontnemingszaak met beschuldigingen van bedreiging

In de zaak van verzoeker, die betrokken is bij een ontnemingsprocedure, heeft op 18 november 2025 een openbare terechtzitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters mr. B.T.C. Jordaans, mr. G.H. Meijer en mr. M.W. Eshuis. Verzoeker stelde dat er een schijn van vooringenomenheid bestond, omdat een rechter van de rechtbank Overijssel onderwerp was van een ambtsbericht met betrekking tot een dreiging. De rechters hebben op 26 en 27 november 2025 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en stelden dat het verzoek te laat was ingediend en dat er geen feiten waren die de vrees voor vooringenomenheid konden onderbouwen.

De wrakingskamer heeft op 2 december 2025 geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking voor zover het de gehele rechtbank betreft. Het verzoek tot wraking van de specifieke rechters is kennelijk ongegrond verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat de wet niet toestaat dat een gehele rechtbank of alle rechters van een rechtbank worden gewraakt. Bovendien is het uitgangspunt dat rechters onpartijdig zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zijn stellingen niet had onderbouwd met concrete feiten die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen.

De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een wrakingsverzoek kan worden ingediend en de noodzaak voor verzoekers om hun claims te onderbouwen met feitelijke gegevens.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 341508 KG RK 25-548
Beslissing van 2 december 2025
in de zaak van
[verzoeker],
verblijvende aan de [adres] ,
verzoeker tot wraking,
advocaat mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal.

1.De procedure

1.1.
In de ontnemingszaak tegen verzoeker, bekend onder parketnummer 08.214720-21, heeft op 18 november 2025 een openbare terechtzitting plaatsgevonden, alwaar de rechters mr. B.T.C. Jordaans, mr. G.H. Meijer en mr. M.W. Eshuis (hierna: de rechters) zitting hadden.
1.2.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechters gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 18 november 2025.
1.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. De voorzitter en zijn collega’s hebben op 26 en 27 november 2025 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. In de eerste plaats stellen de rechters dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend en dat een onwelgevallige procesbeslissing over het al dan niet toepassen van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) geen reden is voor wraking, wat maakt dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. In de tweede plaats stellen de rechters dat verzoeker geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van (een schijn van) vooringenomenheid van de rechters, zodat het wrakingsverzoek ongegrond is.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 5 lid 2 sub a en e van het Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is of indien het verzoek is gericht tegen het hele college.
De wrakingskamer oordeelt dat deze situatie zich hier voordoet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.2.
Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
De wrakingsgronden van verzoeker, die bij monde van zijn advocaat naar voren zijn gebracht, staan in het proces-verbaal van de zitting van 18 november 2025 vermeld:

Ik zal namens mijn cliënt de rechters van deze zittingscombinatie wraken. Een bepaalde rechter van de rechtbank Overijssel zou onderwerp zijn van een ambtsbericht waarin staat dat mijn cliënt het voornemen had om een bepaalde rechter iets aan te doen. Er is door de politie onderzoek naar de dreiging gedaan, maar dat heeft verder niets opgeleverd. Er is richting mijn cliënt wel gereageerd. Hij is aanvankelijk in isolatie geplaatst, vervolgens overgeplaatst naar de PI [verblijfplaats 1] waar hij in een individueel regime zat, daarna is hij overgeplaatst naar een [afdeling] in de PI [verblijfplaats 2] , er zijn twee woningen doorzocht en er zijn telefoons van familieleden in beslag genomen.
In het GRIP-rapport staat dat de informatie betrekking heeft op een mogelijke dreiging op een rechter van het parket Oost-Nederland. Een rechter van de rechtbank Overijssel die eerder betrokken is bij de hoofzaak. Wie de specifieke rechter is weet ik niet. Die specifieke rechter is geïnformeerd over de dreiging en er zijn veiligheidsmaatregelen genomen. Als één van die rechters of collega’s van die rechter zich buigen over de inhoud van de ontnemingsprocedure dan kan cliënt geen eerlijk proces tegemoet zien. Er leeft vrees voor vooringenomenheid bij cliënt. Hij is zwaar getroffen door de suggestie dat hij opdracht zou geven een Overijsselse rechter te liquideren. Ik schaar mij achter de inhoud van het verzoek
van mijn cliënt. Ik benadruk dat er geen sprake is van ‘op de man spelen’. Ik kan mij in alle oprechtheid voorstellen dat in de situatie dat een rechter die onderwerp is geweest van een ernstige dreiging en hij - of zijn collega’s - zich buigen over de ontneming, dat bij mijn cliënt het gevoel beklijft ‘moet dit dan de rechtbank zijn die zich buigt over de financiële afwikkeling van mijn zaak’.
Ik weet dat ook bij de rechtbank Noord-Nederland het veroordeeld (de wrakingskamer leest: ‘veroordelend’) vonnis het uitgangspunt in deze procedure zal zijn, wetende dat het in juridische zin al een gelopen koers is. Ik wraak niet graag, maar ik kan niet anders met deze informatie. Ik heb voorafgaand geprobeerd de GRIP-informatie nader te concretiseren. Ik heb een verzoek volgens artikel 182 Sv ingediend. Het Overijsselse kabinet rechter-commissaris heeft gemeend dat het verzoek door een Gelderse rechter-commissaris behandeld moest worden. De Gelderse rechter-commissaris heeft mijn verzoek afgewezen. Daarnaast heb ik een vooraankondiging gedaan van een civielrechtelijk getuigenverhoor. Ik ken de stand van de rechtspraak, ik weet dat
een onwelgevallige procesbeslissing geen reden is voor wraking. Bij cliënt bestaat een objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid omdat een rechter onderworpen is geweest aan veiligheidsmaatregelen die een forse inperking hebben opgeleverd in de persoonlijke levenssfeer van die rechter en deze rechter - of zijn/haar collega’s - zou zich vervolgens moeten buigen over de financiële afwikkeling van de zaak. (…) Het zou anders zijn als de rechter niet verbonden is aan de rechtbank Overijssel. Uit het rapport volgt dat het een rechter is die betrokken was bij de behandeling van de hoofdzaak van cliënt. Dat moet een Overijsselse strafrechter zijn geweest. Wie specifiek, maakt niet uit. Ik vind dat mijn verzoek artikel 46b van de Wet RO gehonoreerd had moeten worden.
2.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat de wet niet de mogelijkheid biedt van wraking van een rechtbank in zijn geheel, of alle strafrechters van de rechtbank Overijssel, zoals verzoeker (ook) heeft gedaan. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat verzoeker in dit (deel van zijn) verzoek niet kan worden ontvangen, overeenkomstig artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel.
2.5.
Verzoeker stelt verder dat gesuggereerd is dat hij de opdracht zou hebben gegeven een Overijsselse rechter te liquideren. Het zou gaan om een rechter die betrokken is geweest bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verzoeker. De wrakingskamer stelt op basis van het strafvonnis in die zaak vast dat de rechters mr. Jordaans en mr. Eshuis bij dit vonnis betrokken zijn geweest. Verzoeker vreest voor vooringenomenheid, omdat de betreffende rechter die zou zijn bedreigd, onderworpen is geweest aan veiligheidsmaatregelen die volgens verzoeker een forse inperking hebben opgeleverd in de persoonlijke levenssfeer van die rechter. Als die rechter of zijn/haar collega’s zich nu over de ontnemingsprocedure buigen, kan verzoeker naar zijn mening geen eerlijk proces tegemoet zien.
De wrakingskamer stelt voorop dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker zijn stellingen niet heeft onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden waaruit de wrakingskamer bij de rechters die op 18 november 2025 de meervoudige strafkamer vormden, vooringenomenheid kan afleiden, dan wel dat ten aanzien van hen sprake is van zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Ook anderszins zijn zodanige feiten en omstandigheden niet gebleken of aannemelijk geworden. Dat een rechter die te oordelen heeft in een ontnemingszaak van een verdachte eerder ook zijn of haar oordeel heeft gegeven in de strafzaak van die verdachte en (in verband hiermee) door deze verdachte zou zijn bedreigd, levert geen wrakingsgrond op. Die rechter wordt verondersteld onpartijdig te zijn. Dat geldt ook voor zijn of haar collega’s, want anders staat geen enkele rechter meer vrij om de zaak tegen die verdachte te behandelen. Het wrakingsverzoek wordt voor overige dan ook (kennelijk) ongegrond verklaard.
2.6.
De wrakingskamer overweegt ten slotte dat uit de toelichting op het wrakingsverzoek volgt dat verzoeker (kennelijk) beoogt de verwijzing van de ontnemingszaak naar een andere rechtbank te bewerkstelligen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bereikt door middel van wraking en de mogelijkheid tot wraking is daarvoor ook niet bestemd.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking voor zover het de gehele rechtbank betreft;
  • verklaart het verzoek tot wraking van de rechters mr. B.T.C. Jordaans, mr. G.H. Meijer en mr. M.W. Eshuis voor het overige (kennelijk) ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de rechters mr. U. van Houten, mr. B.W.M. Hendriks en mr. A.E. Zweers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Klunder, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.