ECLI:NL:RBOVE:2025:6966

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
11632681 \ CV EXPL 25-553
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Salarisverlaging en rechtsgeldigheid van arbeidsvoorwaarden bij wijziging van taken

In deze zaak vordert de eiser, werkzaam als directiesecretaresse/-assistente, nabetaling van salaris en handhaving van haar huidige salaris van € 6.882,28 bruto per maand. De eiser heeft sinds 2018 ook marketing- en communicatietaken verricht, maar in 2024 heeft de gedaagde besloten deze taken weg te halen, wat leidde tot een salarisverlaging naar € 4.500,00 bruto per maand. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet gerechtigd was om het salaris van de eiser te verlagen, aangezien zij nooit extra is beloond voor de extra taken die zij heeft verricht. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser grotendeels toe, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er een redelijke aanleiding was voor de salarisverlaging. De kantonrechter concludeert dat de eiser recht heeft op haar oorspronkelijke salaris, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, en wijst de gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11632681 \ CV EXPL 25-553
Vonnis van 2 december 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.L.J.J. Nelissen.

1.Het geschil in het kort

1.1.
[eiser] is directiesecretaresse/-assistente bij [gedaagde]. Sinds 2018 verrichtte [eiser] ook marketing- en communicatietaken. Haar salaris is daar in 2018 niet op aangepast. In 2024 heeft [gedaagde] besloten de marketing- en communicatietaken bij [eiser] weg te halen. Volgens [gedaagde] is 80% van de functie van [eiser] komen te vervallen, is zij in haar oude functie van directiesecretaresse geplaatst en mocht van [eiser] gevergd worden in te stemmen met een salarisverlaging van € 6.882,28 naar € 4.500,00 bruto per maand in twee jaar.
1.2.
[eiser] vindt dat [gedaagde] haar salaris niet had mogen verlagen en vordert onder meer – voor zover [gedaagde] afgelopen maanden het maandbedrag van € 6.882,28 bruto niet volledig heeft betaald – veroordeling van [gedaagde] tot nabetaling daarvan, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
1.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] (grotendeels) toe. Daartoe overweegt de kantonrechter onder meer dat [eiser] nooit extra is beloond voor de extra/wijziging van haar taken. Het is dan ook niet gerechtvaardigd om bij het wegnemen van die taken bij [eiser], haar salaris te verlagen. Het salaris van [eiser] is van oudsher zo gevormd. Dat [gedaagde] de functie nu anders waardeert en ook uit de benchmark een lager salaris komt voor een directiesecretaresse, rechtvaardigt geen salarisverlaging.
2. De procedure
2.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van mr. J.M. O’Keefe (de gemachtigde van [eiser]) van 16 oktober 2025 met producties 30 en 31.
2.2.
Op 27 oktober 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door mr. J.M. O’Keefe. De heer [naam 1] (statutair bestuurder) was aanwezig namens [gedaagde], bijgestaan door mr. J.L.J.J. Nelissen. Beide gemachtigden hebben spreekaantekeningen overgelegd. In de spreekaantekeningen van mr. O’Keefe is een eisvermeerdering opgenomen.
2.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is op 1 september 2005 bij [gedaagde] in dienst getreden als Directie Secretaresse. Zij werkte voornamelijk voor de voormalig CEO, de heer [naam 2].
3.2.
In 2012 heeft [eiser] een loonsverhoging gehad. In de jaren daarna is haar salaris verhoogd met de verplichte loonsverhogingen uit de toepasselijke CAO. Per 1 januari 2025 zou [eiser] recht hebben op een salaris van € 6.882,28 bruto per maand.
3.3.
In februari 2018 werd [gedaagde] overgenomen door [bedrijf] en per 1 maart 2018 werd de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]) statutair bestuurder van [gedaagde]. De heer [naam 2] vertrok in oktober 2018.
3.4.
In een e-mail van 4 september 2018 heeft [naam 1] aan [eiser] werkafspraken gestuurd. Daarin staan haar rol en taken als Directie Assistente beschreven, waaronder marketing- en communicatietaken die zij er vanaf dat moment bij zou gaan verrichten. Ook is daarbij vermeld dat er arbeidsvoorwaardelijk niets voor [eiser] zou veranderen.
3.5.
Op 6 juni 2024 kreeg [eiser] te horen dat haar functie was komen te vervallen. In de brief van diezelfde dag heeft [gedaagde] het volgende geschreven:
“Ik heb je uitgelegd dat je huidige functie komt te vervallen. In je huidige functie richt je je voor 80% op marketing- en communicatie en voor 20% op secretariële ondersteuning van de directie.
(…)
Dat heeft ons, in overleg met jou, doen besluiten de marketing en communicatie deels uit handen te gaan geven van een externe gespecialiseerde partner.
(…)
Ik heb je geïnformeerd over het feit dat we als directie hebben geconstateerd dat we naast een externe partner óók een eigen ([gedaagde]) strategisch marketing en communicatie adviseur op WO niveau nodig hebben (…).
Vervolgens hebben we samen verkend wat binnen [gedaagde] jouw nieuwe functie kan worden nu je huidige functie komt te vervallen.
Ik heb je toegelicht twee mogelijkheden te zien. Allereerst wil ik je de gelegenheid bieden om te solliciteren op de nieuwe functie van strategisch marketing- en communicatie adviseur. (…).
Het alternatief is een functie op uitvoerend niveau. In je huidige functie ben je ook beleidsbepalend bezig. In de nieuwe functie die ik je kan aanbieden ben je met name uitvoerend actief.
(…)
Voor de functie van strategisch marketing- en communicatie adviseur is het maximum salaris gesteld op € 5.000,- bruto per maand. Voor de functie van secretaresse van de directie (…) is het maximumsalaris gesteld op € 4.500,- bruto per maand.
Je huidige salaris bedraagt € 6.600,- bruto per maand (…).
(…)
Kies je voor de functie van secretaresse (…) afbouwen van je salaris, te weten een periode van 2 jaar, waarbij de afbouw over 8 kwartalen zal worden verdeeld. Per kwartaal verlagen we je salaris in dat geval dus met € 262,50 bruto per maand. ”
3.6.
Vervolgens hebben meerdere gesprekken tussen [naam 1] en [eiser] plaatsgevonden, onder meer op 2 juli 2024, op 25 juli 2024 en op 27 augustus 2024.
3.7.
Aangezien [eiser] op 27 augustus 2024 nog geen keuze voor één van de twee functies had gemaakt en dit vanuit [gedaagde] wel van haar werd verwacht, kreeg zij bij brief van 4 september 2024 medegedeeld dat zij per 1 september 2024 zou worden geplaatst in de functie van Directie Secretaresse. Elk kwartaal zou haar salaris met € 262,50 bruto per maand worden verlaagd totdat zij op een maandsalaris van € 4.500,- bruto zou zitten.
3.8.
Per e-mail van 1 oktober 2024 heeft [naam 1] het volgende aan [eiser] geschreven:
“Volledigheidshalve wil ik je er op wijzen dat er geen sprake is van een demotie. Je gaat in feite gewoon je oude werk weer doen en voor de extra taken die je de afgelopen jaren opgepakt hebt, ga ik een beroep doen op een specialist. Dat een en ander inkomensconsequenties voor jou heeft, is duidelijk en niet te voorkomen. (…)”
3.9.
Per brief van 4 oktober 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde] onder meer het volgende aan de gemachtigde van [eiser] geschreven:
“Bij dit alles dient u zich voorts te realiseren dat het accent van de taken die behoorden bij de functie van uw cliënte (directie assistent) (…) verschoven was van het ondersteunen van de directie en het MT naar marketing, communicatie en social media. Medio 2024 was die verhouding 20% ten behoeve van de secretariële ondersteuning van de directie/het MT en 80% ten behoeve van marketing, communicatie en social media.
(….) er geen andere conclusie getrokken kon worden dan dat de functie van uw cliënte in feite vervallen was.
(…)
Dat zulks – zoals u schrijft – een demotie is, moet cliënte weerspreken. Uw cliënte is namelijk altijd directiesecretaresse gebleven. Uw cliënte gaat per 1 september gewoon haar oude werk weer doen en voor de extra taken (marketing, communicatie en social media) die zij de afgelopen jaren heeft opgepakt, zal cliënte een beroep doen op specialisten.
(…) Dat een en ander inkomensconsequenties voor uw cliënte heeft, is voor wat cliënte betreft volstrekt logisch. Het takenpakket van uw cliënte is per 1 september namelijk beduidend minder veelomvattend.
3.10.
Met ingang van 1 januari 2025 is [eiser] haar salaris verlaagd, ieder kwartaal met € 262,50 bruto.
3.11.
In maart 2025 heeft [gedaagde] een benchmarkonderzoek laten uitvoeren. Uit de benchmark komt dat de salarisschaal van directiesecretaresse doorgaans varieert tussen € 3.200,- en € 4.000,- bruto per maand en dat een marktconform salaris voor een directiesecretaresse met ruime ervaring en een uitgebreid takenpakket ligt tussen € 4.500,- en € 5.000,- bruto per maand.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert kort gezegd:
a. a) dat de rechtbank voor recht verklaart dat het bruto maandsalaris van [eiser] € 6.882,28 bruto (exclusief 8% vakantietoeslagen) bedraagt;
en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
b) € 525,- bruto aan achterstallig salaris over januari en februari 2025;
c) de wettelijke verhoging ad 50% over het achterstallige salaris;
d) € 6.882,28 bruto per maand, vanaf 1 maart 2025 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
e) de wettelijke verhoging van 50% over het onder d) genoemde bedrag, in geval van te late betaling daarvan;
f) de wettelijke rente over de genoemde bedragen onder b) tot en met e);
g) € 78,75 aan buitengerechtelijke incassokosten;
h) de proceskosten.
In de spreekaantekeningen heeft [eiser] haar eis vermeerderd, in die zin dat haar vorderingen moeten worden vermeerderd met de CAO-loonsverhogingen die sinds het indienen van de dagvaarding hebben plaatsgevonden (3,5% per 1 mei 2025 en 1% per 1 juli 2025) en nog plaats zullen vinden.
4.2.
[eiser] vindt dat de doorgevoerde salarisverlaging van meer dan 30% onacceptabel en onredelijk is. Zij voert aan dat zij sinds 2018 marketing- en communicatietaken verrichtte naast haar functie en dat zij voor die taken geen salarisverhoging heeft gekregen. Sinds 2012 heeft zij alleen nog de verplichte cao-salarisverhogingen gehad. Als de salarisverlaging wordt doorgevoerd, wordt zij teruggezet naar het salaris dat zij in 2011/2012 verdiende. Dat [gedaagde] haar functie nu anders zou waarderen, rechtvaardigt geen salarisverlaging.
Volgens [eiser] is haar functie sinds 2009 altijd Directie Assistente gebleven. Nu worden alleen haar marketing- en communicatietaken bij haar weggehaald. De overige taken van haar functie blijven in stand. Zij betwist dat deze taken tachtig procent van haar werkzaamheden bevatten. Mocht sprake zijn van te weinig werkzaamheden voor de functie die [eiser] – naast andere werknemers – vervult, is een bedrijfseconomisch (deeltijd)ontslag wellicht de meer geëigende weg. Als het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast, is [eiser] niet degene die voor (deeltijd)ontslag in aanmerking komt.
4.3.
[gedaagde] voert aan dat zij een redelijke aanleiding had om de arbeidsvoorwaarden te wijzigen. [eiser] had in 2009 de functie van Directie Secretaresse. In 2009 is de benaming gewijzigd naar Directie Assistente, en in 2021 werd de functie weer Directie Secretaresse genoemd. [eiser] assisteerde tot 2018 de heer [naam 2], de voormalig CEO van [gedaagde]. De heer [naam 2] was vrij onthand zonder [eiser]. [eiser] was in die tijd onderdeel van het MT en verrichtte beleidsmatige taken. [eiser] werd daar dan ook adequaat voor beloond. Nadat [naam 2] in 2018 vertrok en [eiser] voor [naam 1] ging werken, werden de werkzaamheden anders van aard, inhoud en omvang. Er was te weinig werk voor [eiser], waardoor zij marketing- en communicatietaken naast haar functie is gaan verrichten. In 2024 is beslist de marketing- en communicatietaken te gaan outsourcen. Tachtig procent van het takenpakket van [eiser] is daarmee komen te vervallen. Dit blijkt ook uit het feit dat [eiser] nu nog slechts 4,5 uur productief kan werken.
[gedaagde] vindt dat het voorstel dat zij aan [eiser] heeft gedaan redelijk is. Zij heeft [eiser] twee alternatieve functies aangeboden. Aangezien [eiser] na drie maanden nog geen beslissing had genomen, heeft [gedaagde] voor haar besloten dat [eiser] weer volledig als directiesecretaresse zou gaan werken. Een salaris van € 4.500,- voor directiesecretaresse zit aan de bovenkant van de markt. Uit de benchmark komt voor een directiesecretaresse een salaris van € 4.500 - € 5.000,- bruto per maand, maar dat geldt voor een uitgebreid takenpakket; daarvan is bij [eiser] geen sprake. Daarnaast is de afbouwperiode van twee jaar coulant en zijn de cao-verhogingen doorgevoerd in het afgebouwde salaris.
Van [eiser] kon redelijkerwijs gevergd worden in te stemmen met het voorstel van [gedaagde]. [eiser] heeft geen omstandigheden genoemd waarom zij een zwaarwegend belang zou hebben bij handhaving van haar huidige salaris.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] mocht beslissen de marketing- en communicatietaken bij [eiser] weg te halen. In deze procedure gaat het om de vraag of daarbij terecht een salarisverlaging is doorgevoerd.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is en dus van [eiser] niet kon worden gevergd in te stemmen met een salarisverlaging. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.3.
Door [gedaagde] is niet weersproken dat [eiser] – naast standaard cao-verhogingen – sinds 2012 geen salarisverhoging meer heeft gehad. Ook in 2018, toen haar directiesecretaressewerkzaamheden volgens [gedaagde] afnamen en [eiser] naast haar directiesecretaressewerkzaamheden marketing- en communicatietaken is gaan verrichten, is het salaris van [eiser] daar niet op aangepast. Sterker nog, in 2018 is aan haar schriftelijke bevestigd dat haar arbeidsvoorwaarden niet zouden veranderen. Zoals blijkt uit de berichten van 1 en 4 oktober 2025 van (de gemachtigde van) [gedaagde] is [eiser] altijd directiesecretaresse gebleven, worden nu alleen de marketing- en communicatietaken bij haar weggehaald en gaat zij weer volledig haar werkzaamheden als directiesecretaresse verrichten; van een demotie is volgens [gedaagde] geen sprake. [eiser] verdiende dus – los van de cao-verhogingen – sinds 2012 het huidige salaris voor haar secretaressewerkzaamheden, is vanaf 2018 extra taken naast haar functie op gaan pakken en is daar niet extra voor beloond. Het is dan ook niet redelijk om bij het wegnemen van die taken het salaris te verlagen.
5.4.
Het salaris van [eiser] is van oudsher zo gevormd. Dat [gedaagde] de functie thans anders waardeert en ook uit de benchmark een lager salaris komt voor een directiesecretaresse met ruime ervaring, rechtvaardigt – zonder nadere onderbouwing – geen salarisverlaging.
5.5.
Gezien het voorgaande is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met het wegnemen van de marketing- en communicatietaken, dan wel het feit dat uit de benchmark een lager salaris komt, een redelijke aanleiding bestaat om het salaris van [eiser] te verlagen. Van een redelijk voorstel is dan ook geen sprake en Van [eiser] kon dan ook niet worden gevergd met het voorstel in te stemmen. [gedaagde] heeft niet als goed werkgever gehandeld.
5.6.
[eiser] heeft daarom vanaf 1 januari 2025 recht op een salaris van € 6.882,28 bruto per maand, exclusief de salarisverhogingen die sinds die datum op grond van de CAO plaats hebben moeten vinden.
5.7.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van dit salaris ‘totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd’. De rechtbank kan echter niet in de toekomst kijken en beoordelen of de hoogte van dit salaris tot aan einde dienstverband gerechtvaardigd is. Dit gedeelte van de vordering wordt daarom afgewezen.
5.8.
Het gevorderde achterstallige salaris wordt toegewezen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.9.
De wettelijke verhoging over het achterstallig salaris als bedoeld in artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt bepaald op 20%, omdat [gedaagde] sinds januari 2025 ten onrechte een lager salaris heeft uitbetaald. De wettelijke verhoging wordt alleen toegewezen over het reeds te laat betaalde salaris en wordt afgewezen voor zover [eiser] dat heeft gevorderd voor eventueel in de toekomst te laat betaalde salaris.
5.10.
De wettelijke rente over het achterstallige salaris en de wettelijke verhoging wordt toegewezen, zoals hieronder vermeld in de beslissing.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
[eiser] vordert € 78,75 aan buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.693,04

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat het bruto maandsalaris van [eiser] € 6.882,28 bedraagt, vermeerderd met de salarisverhogingen uit de toepasselijke CAO die na het indienen van de dagvaarding hebben plaatsgevonden en nog plaats zullen vinden, en vermeerderd met 8% vakantietoeslag;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 525,00 bruto, ter zake van achterstallig salaris over de periode 1 januari 2025 tot en met 1 maart 2025;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling vanaf 1 maart 2025 van een bedrag ad € 6.882,28 bruto per maand, vermeerderd met de salarisverhogingen uit de toepasselijke CAO die na het indienen van de dagvaarding hebben plaatsgevonden en nog plaats zullen vinden en vermeerderd met 8% vakantietoeslag, voor zover [gedaagde] dat tot op heden niet (volledig) heeft betaald;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van 20% aan wettelijke verhoging over de bedragen genoemd onder 6.2 en 6.3, voor zover die bedragen tot aan de vonnisdatum niet tijdig zijn betaald;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de achterstallige betalingen en wettelijke verhoging, zoals genoemd onder 6.2 tot en met 6.4, vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd tot de dag van volledige betaling;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 78,75 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser], tot op heden begroot op € 1.693,04, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.8.
verklaart de veroordelingen onder 6.2 tot en met 6.7 uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025. (JK)