ECLI:NL:RBOVE:2025:6969

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
11812955 \ CV EXPL 25-1290
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak tussen eiser (verhuurder) en gedaagde (huurder) is op 23 december 2024 een huurovereenkomst gesloten voor een woning met een huurprijs van € 1.180,08 per maand. Eiser stelt dat gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand. Gedaagde betwist de hoogte van de huurachterstand. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juli 2025, gevolgd door een conclusie van antwoord en een akte van vermeerdering van eis op 20 oktober 2025. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 november 2025, waarbij beide partijen aanwezig waren. Eiser heeft gedaagde meerdere keren aangemaand om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, maar gedaagde heeft niet gereageerd op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. Gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en moet ook de achterstallige huur en buitengerechtelijke incassokosten betalen. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11812955 \ CV EXPL 25-1290
Vonnis van 2 december 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: A.Ch. Boiten, gerechtsdeurwaarder te ’s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
De zaak in het kort
Tussen [eiser] als verhuurder en [gedaagde] als huurder is met ingang van 23 december 2024 een huurovereenkomst gesloten betreffende de woning aan het adres [adres], met een huurprijs van € 1.180,08 per maand. [eiser] stelt dat er een huurachterstand is en vordert ontbinding, ontruiming en betaling. [gedaagde] betwist de hoogte van de betalingsachterstand. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2025,
- de conclusie van antwoord,
- de akte overleggen producties tevens houdende een akte vermeerdering van eis van 20 oktober 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 november 2025. Beide partijen zijn verschenen, waarbij [eiser] is bijgestaan door M. Steghuis, gerechtsdeurwaarder te Enschede.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] verhuurt met ingang van 23 december 2024 aan [gedaagde] de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt sinds 1 juli 2025 € 1.180,08 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. Op deze huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.2.
[gedaagde] heeft (een deel van) de huur niet betaald. [eiser] heeft [gedaagde] aangemaand bij schrijven van 14 april 2025 om binnen vijftien dagen nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen met de aanzegging dat wanneer [gedaagde] de huurachterstand onbetaald laat, hij buitengerechtelijke incassokosten van € 401,12 inclusief btw is verschuldigd (14-dagen brief).
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] schriftelijk gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening bij betalingsachterstanden. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd. [eiser] heeft [gedaagde] daarna bij de gemeente aangemeld in het kader van vroegsignalering.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd, kort samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde alsmede betaling van € 4.550,08 ter zake de huurachterstand tot en met 31 juli 2025, wettelijke rente en incassokosten, en proceskosten.
3.2.
Bij akte van 20 oktober 2025 heeft [eiser] zijn eis vermeerderd. Hij merkt op dat over de maanden augustus, september en oktober 2025 enkel een betaling van
€ 1.050,00 is ontvangen op 25 augustus 2025. Na vermeerdering van eis bedraagt de vordering een bedrag van € 7.558,60. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Huurachterstand t/m 31-07-2025 € 4.550,08
Huur augustus t/m oktober € 3.540,24
Incassokosten € 401,12
Rente per 20 oktober 2025
€ 117,16
Subtotaal € 8.608,60
Betaling -/-
€ 1.050,00
Totaal € 7.558,60
3.3.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is in zijn verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens [eiser] de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
3.4.
[gedaagde] voert verweer. Hij erkent dat er een huurachterstand is ontstaan over de maanden maart, april en mei 2025. Zijn voorstel voor een betalingsregeling is afgewezen door [eiser]. Hij wacht op een bericht van ROZ (schuldhulp voor zzp‘ers), aldus
[gedaagde].
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De door [eiser] overgelegde “debiteurenkaart” vermeldt over de maanden februari tot en met oktober 2025 een bedrag aan te betalen huur van € 10.245,32; 5 ×
€ 1.105,00 (tot en met juni 2025) en 5 × € 1.180,08 (vanaf juli 2025). Volgens dit overzicht zijn er in deze periode drie betalingen gedaan: € 1.105,00 op 31 maart 2025, afgeboekt (na aanwijzing als bedoeld in artikel 6:43 BW door [gedaagde]) op de huur over februari,
€ 1.050,00 op 7 juli 2025, in mindering gebracht op de huur over maart en € 1.050,00 op
25 augustus 2025, in mindering gebracht (na aanwijzing door [gedaagde]) op de huur over augustus.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een aanzienlijke huurachterstand. De gevorderde wettelijke rente ter zake zal worden toegewezen als na te volgen.
4.3.
[eiser] vordert ter zake vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 401,12 (€ 331,50 plus € 69,62). [eiser] heeft voldoende gesteld dat deze kosten daadwerkelijk zijn verricht. Vanwege de tekortkoming in de betalingsverplichting is [gedaagde] deze kosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 401,12 is [gedaagde] aangezegd bij brief van 14 april 2025 aan [gedaagde] en is berekend aan de hand van de huurachterstand, te weten 15% van de toenmalige huurachterstand. Het gevorderde bedrag van € 401,12 is daarom toewijsbaar.
4.4.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] heeft voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
4.5.
Over de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. De huurder is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [1] De kantonrechter wijst een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Vaak zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [2]
4.6.
Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand vier maanden. Daarna is de huurachterstand alleen maar opgelopen. Deze huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden. Het (onder 3.4 weergegeven) verweer van [gedaagde] slaagt niet. Hoe vervelend de financiële moeilijkheden ook zijn voor [gedaagde], dit maakt niet dat ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd.
4.7.
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal op grond van het voorgaande worden toegewezen. [gedaagde] zal worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.
4.8.
[eiser] wil ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 1.180,08, te rekenen met ingang van de maand november 2025 tot het moment dat [gedaagde] het gehuurde ontruimt. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagde] nog in het gehuurde verblijft. Deze vordering zal worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.079,45

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres],
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser]:
- een bedrag van € 7.040,32 aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente over elke in dit bedrag begrepen huurtermijn, telkens vanaf de dag van verzuim tot de dag van voldoening,
- € 1.180,08 ( exclusief eventuele huurverhoging) per maand vanaf 1 november 2025 tot en met de daadwerkelijke ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 401,12 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.079,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:265 BW.
2.HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)