ECLI:NL:RBOVE:2025:697

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/08/287366 / HA ZA 22-369
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over lekkage in de kelder van een gekochte woning met betrekking tot schadevergoeding en deskundigenonderzoek

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Overijssel, betreft het een geschil tussen eisers en gedaagden over lekkage in de kelder van een woning die eisers van gedaagden hebben gekocht. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin werd vastgesteld dat de vochtproblemen in de kelder het normaal gebruik van de woning belemmeren. Gedaagden zijn veroordeeld om de herstelkosten te vergoeden. In het eindvonnis van 5 februari 2025 heeft de rechtbank bevestigd dat zij niet terugkomt op haar eerdere beslissing om geen aanvullend deskundigenonderzoek uit te laten voeren. De rechtbank heeft de antwoorden van de deskundige besproken en op basis daarvan de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld. De deskundige had eerder een begroting van de herstelkosten gepresenteerd, die door de rechtbank is geanalyseerd en aangepast. Uiteindelijk is de totale schadevergoeding vastgesteld op € 152.726,31, inclusief btw, en gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn gedaagden ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten, expertisekosten en proceskosten. De rechtbank heeft de kosten van de deskundige vastgesteld op € 5.420,80 en de proceskosten aan de zijde van eisers op € 15.721,62.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/287366 / HA ZA 22-369
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisers,
advocaat mr. W. van Dijk te Barneveld,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats 3],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 4],
gedaagden,
advocaat mr. C. Borstlap te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 oktober 2024
  • het bericht van de deskundige van 26 november 2024
  • de akte van [eisers]
  • de akte van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
In deze zaak over een geschil over lekkage in de kelder van een door [eisers] van [gedaagden] gekochte woning heeft de rechtbank al een aantal tussenvonnissen gewezen. Eerder heeft de rechtbank beslist dat vochtproblemen in de kelder in de weg staan aan normaal gebruik van de woning. Om die reden moet [gedaagden] de kosten van het herstel aan [eisers] vergoeden. In dit eindvonnis beslist de rechtbank dat zij niet terugkomt op een eerdere beslissing om geen aanvullend deskundigenonderzoek uit te laten voeren. Na bespreking van antwoorden die de deskundige in aanvulling op het eerder door hem uitgebrachte rapport gegeven heeft bepaalt de rechtbank de hoogte van het bedrag dat [gedaagden] als schadevergoeding aan [eisers] dient te betalen.

3.De verdere beoordeling

Verzoek om terug te komen op beslissing over aanvullend onderzoek

3.1.
[eisers] verzoekt de rechtbank terug te komen op de in haar vonnis van
23 oktober 2024 opgenomen beslissing om in afwijking van haar aanvankelijke voornemen geen nader onderzoek door de deskundige te laten verrichten, omdat [eisers] niet bereid was het voorschot te betalen ter zake van de kosten van het (eventueel) nog te verrichten nader onderzoek. Dat zal de rechtbank niet doen. In haar vonnis van 26 juni 2024 heeft de rechtbank haar voornemen om de deskundige een aanvullend onderzoek op te dragen opgenomen en gemotiveerd waarom het een
aanvullendonderzoek betreft. De rechtbank heeft in dat vonnis ook al opgenomen dat [eisers] het voorschot ter zake van de kosten van het aanvullend onderzoek dient te betalen. [eisers] vindt deze beslissing onjuist. Hoewel daar geen ruimte voor was, heeft [eisers] in zijn akte van 24 juli 2024 naar voren gebracht dat hij die beslissing onjuist vond. Hij was van mening dat het onderzoek waarvan de rechtbank het voornemen had dat uit te laten voeren geen aanvullend onderzoek was, dat de deskundige, gezien het door hem op dat moment al uitgevoerde onderzoek daar een schandalig hoog bedrag voor had ontvangen en dat hij er met zijn gedachten niet bij kon dat hem nu een tweede betaling werd gevraagd. Tegen de achtergrond van de reeds door de rechtbank genomen beslissingen heeft de rechtbank daaruit afgeleid dat [eisers] niet bereid was het voorschot te betalen. Dat [eisers] nu stelt dat hij toen alleen maar zijn standpunt naar voren gebracht heeft voordat de rechtbank zou beslissen kan voor de rechtbank dan ook geen aanleiding zijn om op haar beslissing terug te komen.
Vervolg herstelkosten
3.2.
In haar vonnis van 1 maart 2023 heeft de rechtbank beslist dat [gedaagden] de schade moet vergoeden die [eisers] lijdt ten gevolge van de omstandigheid dat de woning die [eisers] van [gedaagden] gekocht heeft niet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst beantwoordt, omdat zich in de kelder van die woning vochtproblemen voordoen. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de omvang van de schade te bepalen. De deskundige heeft op 29 december 2023 een rapport uitgebracht.
3.3.
De deskundige heeft in zijn rapport een begroting gemaakt van de herstelkosten. Deze begroting kent 17 posten. Het totaal van deze 17 posten is een bedrag
van € 109.240,00. Daarbij telt de deskundige een bedrag van € 16.386,00 (15% van
€ 109.240,00) aan kosten voor projectorganisatie en begeleiding op om uit te komen op een bedrag van € 125.626,00 aan herstelkosten (excl. btw) en op een bedrag van € 147.198,00 (inclusief btw).
3.4.
Bij vonnis van 23 oktober 2024 heeft de rechtbank beslist om naar aanleiding van opmerkingen van [eisers] een aantal aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen. Deze vragen luiden als volgt:
  • Wat is uw reactie op de stelling van [eisers] dat in het bedrag van de post “demontage van de vaste inrichting, te weten vaste kasten in bergruimte en lounge; de bar/keukenopstelling met kastenwand in de tv-kamer; de tv-kastenwand; kasten in wasruimte; binnendeuren” ook verpakkingskosten ter hoogte van € 1.500,00 opgenomen moeten worden?
  • Wat is uw reactie op de stelling van [eisers] dat in uw rapport ten onrechte geen rekening is gehouden het noodzakelijk herstel van de zijwanden en de trap van de zwembadruimte?
  • Kunt u verduidelijken hoe met snijverlies bij het vloertegelwerk rekening is gehouden bij het bepalen van de m²-prijs?
  • Kunt u verduidelijken hoe de post onvoorziene kosten verwerkt is in de post diverse werkzaamheden?
3.5.
In een notitie van 26 november 2024 heeft de deskundige de hiervoor vermelde vragen beantwoord. [eisers] heeft in zijn akte op die antwoorden gereageerd. [gedaagden] verklaart het eens te zijn met de antwoorden van de deskundige. Hieronder komt per relevante post van de door de deskundige opgestelde begroting van de herstelkosten zowel het antwoord van de deskundige als de reactie daarop van [eisers] aan de orde.
3.6.
In haar vonnis van 26 juni 2024 heeft de rechtbank opgenomen dat zij geen aanleiding ziet om naar aanleiding van opmerkingen van [eisers] af te wijken van de begroting van de herstelkosten, zoals door de deskundige opgesteld ten aanzien van de kosten van
demontagevan de vaste inrichting en de
opslagvan de herbruikbare delen daarvan (posten 2 en 3). De rechtbank heeft de deskundige gevraagd te reageren op de stelling van [eisers] dat in deze post ook verpakkingskosten opgenomen moeten worden. De deskundige wijst erop dat hij kosten voor opslag in zijn begroting heeft opgenomen. Als de gedemonteerde delen deugdelijk opgeslagen worden, bestaat geen noodzaak om de afzonderlijke delen volledig te verpakken, aldus de deskundige. Hij voegt daaraan toe dat de kosten van relatief eenvoudige beschermingsmiddelen zoals dekens of folie inbegrepen zijn in het gehanteerde uurtarief. Volgens [eisers] valt niet alles wat verhuisd moet worden met dekens te beschermen. Daarnaast moeten de kasten geheel gedemonteerd worden en moeten alle onderdelen bij en trap omhoog. [eisers] is van mening dat de kosten van verpakkingsmateriaal niet in een uurtarief op te nemen zijn. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de deskundige bij het opstellen van zijn kostenoverzicht rekening heeft willen houden met kosten van verpakkingsmateriaal. Met [eisers] vermag de rechtbank echter niet in te zien hoe deze kosten inbegrepen kunnen zijn in het uurtarief (van de verhuizers, begrijpt de rechtbank) dat de deskundige gehanteerd heeft. De rechtbank zal gelet hierop en bij gebreke van een nadere omschrijving van de omvang van de te verhuizen stukken in het rapport van de deskundige overeenkomstig het voorstel van [eisers] een bedrag van € 1.500,00 rekenen voor verpakkingsmateriaal bij het vaststellen van de schadevergoeding.
3.7.
In antwoord op de vraag over de stelling van [eisers] dat in zijn rapport ten onrechte geen rekening is gehouden met het noodzakelijk herstel van de zijwanden en de trap van de zwembadruimte (post 4) heeft de deskundige geantwoord dat hij niet vastgesteld heeft dat de zijwanden bol staan en dat dit ook niet gebleken is uit de foto’s die [eisers] hem gestuurd heeft. Over de trap merkt de deskundige op dat de traptreden niet tot aan de vloer doorlopen en niet rechtstreeks met het water in contact staan, zodat een opbolling, zoals bij de voorwand, niet te verwachten is. De deskundige verwijst hierbij naar een in zijn notitie opgenomen foto. [eisers] acht het antwoord van de deskundige niet te verenigen met de inhoud van de tweede alinea van bladzijde 17 van diens rapport. [eisers] verwijst ook naar de foto’s die hij naar de deskundige gestuurd heeft en die opgenomen zijn in zijn als bijlage bij het deskundigenrapport gevoegde reactie. De rechtbank stelt vast dat de deskundige in zijn rapport (bladzijde 17, tweede alinea) schrijft:
”Verder staat het witte deel van de scheidingswand tussen zwembad en loungeruimte bol aan de zijde van de loungeruimte”. In de volgende alinea heeft de deskundige het verwijderen van het bolstaande deel van die scheidingswand en het herstel van de scheidingswanden opgenomen bij de te verrichten herstelwerkzaamheden. Het antwoord van de deskundige dat hij niet heeft vastgesteld dat de zijwanden bol stonden acht de rechtbank daarmee niet onverenigbaar. Daarnaast heeft de deskundige blijkbaar niet uit de door [eisers] toegezonden foto’s kunnen afleiden dat de zijwanden bol stonden. Over de trap heeft [eisers] in zijn laatste akte geen afzonderlijke opmerkingen meer gemaakt. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit punt af te wijken van de kostenopstelling van de deskundige.
3.8.
In antwoord op de vraag om verduidelijking over de wijze waarop rekening is gehouden bij het bepalen van de m²-prijs met het snijverlies bij het vloertegelwerk (post 12) heeft de deskundige geantwoord dat hij bij zijn berekening uitgegaan is van een bedrag van € 50,00 m² voor de kosten van de tegels, wat met 10% verlies uitkomt op € 55,00 per m². [eisers] stelt dat gelijkwaardige tegels duurder zijn en dat in de praktijk het aantal tegels van de ruimte berekend wordt, vermeerderd met 10% snijverlies. De rechtbank wijst erop dat de vraag die aan de deskundige is voorgelegd slechts ziet op het snijverlies. De deskundige heeft uitgelegd hoe hij rekening gehouden heeft met dat snijverlies. Nu de wijze van berekenen die [eisers] noemt tot hetzelfde resultaat leidt als de wijze van berekenen van de deskundige zal de rechtbank bij de berekening van de herstelkosten het bedrag dat de deskundige in zijn rapport noemt voor het aanbrengen van nieuw vloertegelwerk (post 12) gebruiken.
3.9.
De rechtbank heeft de deskundige gevraagd te verduidelijken hoe de - volgens [eisers] op te nemen - post onvoorziene kosten reeds verwerkt is in de post diverse restwerkzaamheden (post 17). De deskundige merkt op dat, nu in de kostenraming de diverse kostenposten redelijk gedetailleerd weergegeven en afzonderlijk geraamd zijn, geen grote onvoorziene posten, waarvan een aparte inschatting gemaakt moet worden, te verwachten zijn. [eisers] betwist dat de deskundige een gedetailleerd kostenoverzicht gemaakt heeft. Het gebrek aan onderverdeling en specificatie doet juist een behoefte aan een post onvoorzien - die dient om tegenvallers voor begrote en voor niet-begrote posten op te vangen - ontstaan, aldus [eisers] wijst erop dat de materiaalkosten sterk in beweging zijn en dat nog steeds niet duidelijk is waar de lekkage precies vandaan komt. De uitleg van de deskundige komt erop neer dat geen aanleiding bestaat om rekening te houden met (hoge) onvoorziene kosten en dat de geringe onvoorziene kosten die zich voor kunnen doen begrepen zijn, naast de daar vermelde specifieke werkzaamheden, in de restwerkzaamheden in post 17 van de door hem gemaakte opstelling van de herstelkosten. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze schadepost anders te begroten. Naar aanleiding van de opmerking van [eisers] over de bron van de lekkage merkt de rechtbank nog op dat de deskundige in zijn opstelling een stelpost opgenomen heeft voor het controleren op vochtplekken en waar nodig repareren door middel van injecteren. De reden daarvan is dat de deskundige de aanwezigheid van water vastgesteld heeft in, langs en onder de dekvloer op grond waarvan hij een lekkage niet kan uitsluiten. Hoewel het hier slechts om een stelpost gaat zal de rechtbank het desbetreffende bedrag ter hoogte van € 2.000,00 toch meetellen bij haar begroting van de schade, nu [gedaagden] daar geen bezwaar tegen gemaakt heeft. Het gevolg daarvan is dat in de schadevergoeding een bedrag opgenomen zal zijn (mede) voor herstel van lekkage, waarvan nu nog niet vaststaat dat het uitgevoerd moet worden. De deskundige heeft die herstelwijze (injecteren) wel al beschreven voor het geval zich een lekkagepunt vertoont. In die zin gaat het om onvoorziene kosten.
3.10.
Wat de rechtbank hiervoor onder 3.6.tot en met 3.9. overwogen heeft leidt ertoe dat het onder 3.3. genoemde bedrag van € 109.240,00 verhoogd moet worden met een bedrag van € 1.500,00.
Reacties van [eisers] - naast diens opmerking over de kosten van demontage en opslag - waarop de rechtbank al eerder beslist heeft.
3.11.
In haar vonnis van 26 juni 2024 heeft de rechtbank opgenomen dat zij evenmin aanleiding ziet om in verband met opmerkingen van [eisers] af te wijken van de begroting zoals door de deskundige opgesteld ten aanzien van de kosten van het opzuigen van restvocht en het plaatsen van bouwdrogers (post 7) en ten aanzien van de kosten van het herstellen en vervangen van vaste kasten (post 16).
Overige posten
3.12.
Partijen hebben na het uitbrengen van het deskundigenrapport geen opmerkingen gemaakt over de posten 1 (beschermende voorzieningen), 5 (verwijderen inrichting toiletruimte onder de trap), verwijderen vloer (post 6), controleren op vochtplekken en waar nodig repareren door injecteren (post 8), herstel van de scheidingswanden in de kelder (post 9), herstel van het aangetaste stucwerk op wanden (post 10), aanbreng nieuwe vloeropbouw (post 11), aanbrengen wandafwerking (post 13), aanbrengen tegelwerk toilet (post 14), herstel afwerking wand naast bad (post 15) van de begroting van de herstelkosten. De rechtbank zal de door de deskundige bij deze posten vermelde bedragen opnemen in het schadebedrag.
3.13.
Wat de rechtbank hiervoor onder 3.11. en 3.12. overwogen heeft leidt niet tot wijziging van het door de deskundige genoemde schadebedrag.
Projectorganisatie en begeleiding
3.14.
De som van het onder 3.3. vermelde bedrag van € 109.240 en de onder 3.10. vermelde verhoging van dat bedrag levert een subtotaal van € 110.740,00 op. Het bedrag voor projectorganisatie en begeleiding is 15% van dat bedrag, te weten een bedrag
van € 16.611. De rechtbank verwijst naar wat zij overwogen heeft onder 3.21. in haar vonnis van 26 juni 2024.
Btw
3.15.
De deskundige heeft in zijn opstelling van de herstelkosten een bedrag
van € 1.026,00 (laag tarief) en een bedrag van € 20.546,00 (hoog tarief) aan btw opgenomen. Het bedrag aan btw (hoog tarief) dient verhoogd te worden met € 315,00 (21% van € 1.500,00). De rechtbank stelt vast dat de deskundige in zijn opstelling van de kosten ten onrechte geen btw over de kosten van projectorganisatie en begeleiding meegeteld heeft. Het gaat inmiddels om een bedrag van € 3.488,31 (21% van € 16.611). Het totaal van de btw is dan € 315,00 + € 1.026,00 + € 20.546,00 + € 3.488,31 = € 25.375,31.
Totaal
3.16.
Het totale bedrag van de herstelkosten becijfert de rechtbank op € 110.740,00 +
€ 16.611,00 + € 25.375,31 = € 152.726,31 (inclusief btw). De rechtbank zal [gedaagden] veroordelen tot het betalen van dat bedrag als schadevergoeding. Het bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Omdat het gaat om een schadevergoeding die bestaat uit de bij dit vonnis vastgestelde kosten van het herstel van gebreken in de woning van [eisers] is deze rente pas verschuldigd vanaf het moment Bosscher het bedrag niet binnen de in dit vonnis gestelde betalingstermijn voldoet.
Buitengerechtelijke kosten en expertisekosten
3.17.
[eisers] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De rechtbank wijst slechts een bedrag van € 2.302,26 toe.
De rechtbank zal Bosscher daarnaast veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 350,00 wegens door [eisers] gemaakte expertisekosten. De rechtbank acht het redelijk dat [eisers] een deskundige onderzoek heeft laten doen en de rechtbank acht de kosten daarvan eveneens redelijk.
Kosten van de door de rechtbank benoemde deskundige
3.18.
De rechtbank zal [gedaagden] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen tot betaling van de kosten van de deskundige ter hoogte van € 5.420,80 (incl. btw). [eisers] heeft het voorschot ter hoogte van dat bedrag via de griffie aan de deskundige betaald. De rechtbank zal Bosscher daarom veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [eisers] als onderdeel van de proceskosten.
Proceskosten
3.19.
De rechtbank zal [gedaagden] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen om de proceskosten van [eisers] te betalen; deze kosten begroot de rechtbank tot op heden als volgt:
Explootkosten: € 129,82
Griffierecht: € 2.277,00
Salaris advocaat: € 7.716,00 (4 punten à € 1.929,00)
Deskundige € 5.420,80
Nakosten: € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 15.721,62

4.De beslissing

De rechtbank
- veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 152.726,31 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eisers] van een bedrag
van € 2.302,26 wegens buitengerechtelijke kosten en tot een bedrag van € 350,00 wegens kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;
- stelt de kosten van de deskundige vast op € 5.420,80 (inclusief btw);
- veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 15.721,62, te betalen binnen veertien dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet binnen genoemde termijn betaalt en het vonnis daarna wordt betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 15.721,62 vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken en over het bedrag van 92,00 plus de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: