ECLI:NL:RBOVE:2025:6971

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
11504073 \ CV EXPL 25-100
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en oplevering in een civiele procedure tussen een particulier en een aannemer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 2 december 2025 een vonnis gewezen in een geschil tussen een particulier, aangeduid als partij A, en de aannemer Thermo Totaal B.V. De zaak betreft een geschil over de oplevering van werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. In een eerder tussenvonnis van 1 juli 2025 is de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating door partij A. Thermo Totaal heeft in haar antwoordakte niet alleen gereageerd op de akte van partij A, maar ook verzocht om terug te komen op twee bindende eindbeslissingen. De kantonrechter heeft in het vonnis geoordeeld dat de afwezigheid van stelkozijnen een gebrek oplevert en dat er geen sprake is van een geldige oplevering op 27 januari 2023, zoals door Thermo Totaal werd gesteld. De kantonrechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 34.212,46, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft Thermo Totaal veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. In reconventie is de vordering van partij A afgewezen, maar is partij A wel veroordeeld tot betaling van proceskosten aan Thermo Totaal.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11504073 \ CV EXPL 25-100
Vonnis van 2 december 2025
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. E.A. Flierman,
tegen
THERMO TOTAAL B.V.,
te Goor,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Thermo Totaal,
gemachtigde: mr. M.A. Schuring.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak is een tussenvonnis gewezen op 1 juli 2025. In dit vonnis is de zaak verwezen naar de rol van 29 juli 2025 voor akte uitlating [partij A]. In haar antwoordakte heeft Thermo Totaal niet alleen gereageerd op de akte van [partij A], maar heeft zij ook verzocht om terug te komen op twee bindende eindbeslissingen. [partij A] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

in conventie
Terugkomen op bindende eindbeslissingen?
2.1.
De rechter mag, ter voorkoming van het doen van een einduitspraak op een ondeugdelijke grondslag, terugkomen van een eerder gegeven eindbeslissing, indien deze berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.
2.2.
Volgens Thermo Totaal is in het tussenvonnis ten onrechte overwogen dat a) de afwezigheid van stelkozijnen een gebrek oplevert en b) geen oplevering heeft plaatsgevonden. De kantonrechter volgt haar daarin niet.
- Geen stelkozijnen
2.3.
In overwegingen 5.21 en 5.22 van het tussenvonnis staat:
Thermo Totaal betwist het standpunt van [partij A]. Thermo Totaal plaatst naar eigen zeggen nooit stelkozijnen bij renovatie, maar alleen bij nieuwbouw. De VKG-richtlijnen zien volgens Thermo Totaal alleen op nieuwbouw, niet op renovatie. Bovendien laten de VKG-richtlijnen onder omstandigheden ruimte voor een uitzondering op de verplichting om stelkozijnen te plaatsen. Die uitzondering was volgens Thermo Totaal in de woning van [partij A] aan de orde.
5.22.
Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [partij A] een rapport van EBN overgelegd. In de (niet verder geconcretiseerde) stelling van Thermo Totaal dat bij de inhoud van dit rapport vraagtekens kunnen worden geplaatst en de conclusies onvoldoende zijn onderbouwd, ziet de kantonrechter geen aanleiding geen gewicht toe te kennen aan dit rapport. Gelet op de daarin vermelde conclusie dat bij renovatie – zoals in dit geval aan de orde – geen goede en duurzame montage plaats kan vinden zonder stelkozijnen is de kantonrechter van oordeel dat de afwezigheid van stelkozijnen een gebrek oplevert.
Weliswaar heeft Thermo Totaal op zichzelf terecht aangevoerd dat het volgens de VKG-richtlijnen onder omstandigheden is toegestaan op een spouwlat te monteren, maar dat in casu sprake was van dergelijke omstandigheden heeft Thermo Totaal niet onderbouwd. De stelling van Thermo Totaal dat de VKG-richtlijnen alleen op nieuwbouwwerkzaamheden zien, wordt door de kantonrechter verworpen. Dat blijkt nergens uit.
2.4.
In haar akte voert Thermo Totaal aan dat er geen sprake is van een verplichting om kozijnen te plaatsen op een stelkozijn indien er een voldoende stevige ondergrond is en dat van een dergelijke ondergrond
doorgaans(onderstreping kantonrechter) sprake is bij vervanging van bestaande kozijnen. Daarmee heeft zij (nog steeds) niet onderbouwd dat in dit geval sprake was van het “voldoende sterk, stijf en duurzaam zijn van het bouwkundige kader en de spouwlat” om – bij wijze van uitzondering (en in afwijking van de conclusie van de deskundige) – te mogen monteren op de spouwlat.
2.5.
De stelling van Thermo Totaal dat bij slechts één kozijn sprake is van een (aangetoond) luchtlek – en er daarmee bij de overige kozijnen geen sprake is van een gebrek – heeft evenmin het gewenste resultaat. Het gebrek (als in: het niet voldoen aan de overeenkomst) is dat zij de nieuwe kozijnen niet, zoals overeengekomen, heeft gemonteerd volgens de VKG-richtlijnen. Voor zover (nog) niet bij alle kozijnen sprake is van een luchtlek, doet dit aan het gebrek niet af.
- Geen oplevering
2.6.
In overwegingen 5.23 en 5.24 van het tussenvonnis staat:
Volgens Thermo Totaal is het werk opgeleverd op 27 januari 2023. Voor nadien door [partij A] genoemde punten (volgens Thermo Totaal schade aan het keukenraam, omtrekspelingen in diverse ruimtes, ontbreken afdekkappen schuifpui, niet geleverde hor, gebruik van een verkeerde kleur folie, verkeerde kleur schuivend gedeelte en het niet toepassen van stelkozijnen) geldt volgens haar dat zij is ontslagen van aansprakelijkheid, gelet op het bepaalde in artikel 7:758 lid 3 (oud) BW.
5.24.
Het standpunt van Thermo Totaal wordt door de kantonrechter verworpen. Uit voormeld artikel volgt dat, voordat sprake is van een oplevering, de aannemer eerst te kennen zal moeten geven dat het werk “klaar” is (als in: in overeenstemming met de inhoud en strekking van de overeenkomst tot stand is gebracht) om te worden opgeleverd. Voor zover Thermo Totaal heeft willen stellen dat zij deze mededeling heeft gedaan met de door haar overgelegde “opleverbon”, gaat deze stelling niet op. Uit de meldingen van [partij A] op 25 en 26 januari 2023 blijkt immers dat het werk op dat moment volgens hem allesbehalve klaar was. Dat hij de hem op 27 januari 2023 voorgelegde opleverbon desalniettemin heeft moeten begrijpen als kennisgeving van Thermo Totaal in de hiervoor bedoelde zin valt niet, althans niet zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt in te zien.
2.7.
Thermo Totaal heeft, onder verwijzing naar haar bij haar akte overgelegde productie 3, aangevoerd dat gemeld is dat het werk klaar was op 27 januari 2023. Deze productie is echter geen melding (achteraf) dat het werk klaar was, maar een mededeling vooraf (per mail van 29 september 2022) dat met de montage zal worden gestart op 24 januari 2023 en dat de afronding plaats zal vinden op 27 januari 2023.
2.8.
In de stelling van Thermo Totaal dat zij op 27 januari 2023 [partij A] te kennen heeft gegeven dat de werkzaamheden waren afgerond ziet de kantonrechter geen aanleiding terug te komen op de beslissing dat het werk op die datum was opgeleverd (met alle gevolgen voor de aansprakelijkheid van Thermo Totaal van dien). Van een “klaar” werk was immers, gelet op de tijdens de werkzaamheden door [partij A] bij Thermo Totaal geuite en op 27 januari 2023 allerminst opgeloste klachten, geen sprake.
Vervangende schadevergoeding
2.9.
In het tussenvonnis van 1 juli 2025 is overwogen dat de schade moet worden begroot aan de hand van de meest economische wijze van herstel, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten over de vraag of de door Thermo Totaal gemonteerde kozijnen ter plaatse – in de woning van [partij A] – kunnen worden hergebruikt.
In zijn akte heeft [partij A] deze vraag ontkennend beantwoord, waarbij hij heeft verwezen naar de door hem overgelegde reacties van drie aannemers. Twee van de drie hebben laten weten niet bereid te zijn de bestaande kozijnen te monteren op hun stelkozijnen, onder meer in verband met garantie. De derde aannemer heeft laten weten daartoe wel bereid te zijn, maar zonder garantie. Volgens Thermo Totaal heeft [partij A] beperkt en bij de verkeerde partijen navraag gedaan en blijkt uit de overgelegde reacties niet dat hergebruik feitelijk niet mogelijk is.
2.10.
De kantonrechter ziet aanleiding om er bij de begroting van de schade vanuit te gaan dat de door Thermo Totaal geplaatste kozijnen worden vervangen. Dat hergebruik feitelijk mogelijk is, betekent niet dat [partij A] moet accepteren dat hij daarmee in een situatie komt te verkeren waarin geen garantie wordt verstrekt op het werk. Gelet op de door [partij A] overgelegde offerte van VKE zal een bedrag van € 27.212,46 aan vervangende schadevergoeding worden toegewezen.
2.11.
In zijn akte van 29 juli 2025 heeft [partij A] nog opgemerkt dat “per abuis een aantal posten uit het kostenoverzicht van EBN niet zijn meegerekend”. Het gaat om de te maken kosten voor demontage van de kozijnen. Had hij gewild dat ook deze posten zouden worden meegenomen in de beoordeling van zijn vordering uit hoofde van vervangende schadevergoeding, dan had het op zijn weg gelegen om zijn eis te vermeerderen. In de titel van zijn akte (zie artikel 2.26 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken handel en kanton) noch in de akte zelf maakt hij echter melding van een eiswijziging als hiervoor bedoeld. Dit betekent dat voormelde posten niet in de beoordeling kunnen worden betrokken.
2.12.
Thermo Totaal heeft nog betoogd dat op een toe te kennen bedrag aan vervangende schadevergoeding de kosten voor het leveren en plaatsen van Velux dakvensters in mindering moeten worden gebracht. Aangenomen dat zij hiermee heeft willen stellen dat zij ter zake de Velux ramen een (te verrekenen) vordering op [partij A] heeft – waarbij zij geen grondslag heeft gesteld voor haar vordering – wordt als volgt overwogen.
2.13.
In de door [partij A] als productie 15 overgelegde mails van begin maart 2023 blijkt dat partijen hebben gecorrespondeerd over de klachten van [partij A] en hoe deze op te lossen. Thermo Totaal heeft daarbij [partij A] als tegemoetkoming aangeboden om op haar kosten vier Velux dakramen te leveren en plaatsen. Uiteindelijk zijn er vier ramen geleverd, waarvan er drie zijn geplaatst. Dat Thermo Totaal hiertoe niet zou zijn overgegaan als zij had geweten dat zij (uiteindelijk) veroordeeld zou worden tot betaling van een vervangende schadevergoeding moge zo zijn, maar dat levert geen grondslag op voor een vordering op [partij A].
Aanvullende schadevergoeding
2.14.
[partij A] maakt verder aanspraak op vergoeding van de volgende bedragen:
a) € 2.931,50 voor afwerken timmerwerk
b) € 1.560,-- voor schilderwerk/stucwerk binnenzijde
c) € 500,00 voor herstel gebroken tegelwerk
d) € 230,00 voor verplaatsen meubilair
e) € 510,00 voor afdekken vloeren, meubilair etc.
f) € 500,00 voor schoonmaak einde werk
g) € 230,00 voor tijdelijke voorzieningen algemeen
h) € 200,00 voor stortkosten.
Over het totaalbedrag van € 6.661,50 rekent hij 3% aan algemene bouwplaatskosten, 7% aan algemene kosten en 2% voor winst en risico, leidend tot een bedrag van € 7.488,47 exclusief btw, te vermeerderen met 21% btw. Aldus komt hij op een bedrag van € 9.061,05 aan (zoals hij dat noemt) “bijkomende kosten”.
2.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de onder d) tot en met f) gevorderde bedragen niet toewijsbaar. Hoewel zonder meer kan worden aangenomen dat [partij A] tijd zal moeten besteden aan de in die posten genoemde activiteiten, kan verlies van vrije tijd niet zonder meer als zodanig als vermogensschade worden aangemerkt.
Ter zake de overige posten ziet de kantonrechter aanleiding om de schade te begroten op
€ 7.000,00. Daarbij is in aanmerking genomen dat [partij A] per mail van 3 november 2023 heeft geklaagd over door Thermo Totaal bij herstelwerkzaamheden veroorzaakte schades (aan een keramische tegel en aan stucwerk) en dat in het EBN-rapport staat dat “door de demontage de aanwezige binnenafwerking ook weer moet worden vernieuwd”. De stelling van Thermo Totaal dat [partij A] zijn schade niet heeft beperkt door in weerwil van al zijn klachten over de kozijnen tot afwerking over te gaan, gaat niet op. Waarom [partij A] ten tijde van deze afwerking (al) had moeten weten dat deze vervolgens zou moeten worden vernieuwd – en daarom van afwerking had moeten afzien – valt niet in te zien.
Tussenconclusie
2.16.
Uit het voorgaande volgt dat een bedrag van (€ € 27.212,46 + € 7.000,00 =)
€ 34.212,46 aan schadevergoeding wordt toegewezen.
Wettelijke rente
2.17.
De door [partij A] over voormeld bedrag gevorderde rente zal worden toegewezen als gevorderd.
Kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
2.18.
[partij A] vordert een bedrag van € 1.149,50 aan door hem gemaakte kosten voor EBN. Deze vordering zal worden toegewezen, omdat het naar het oordeel van de kantonrechter gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.19.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Het ter zake gevorderde bedrag – dat niet uitstijgt boven het bedrag dat volgens de wettelijke tarieven geacht wordt redelijk te zijn – wordt toegewezen.
Proceskosten
2.20.
Thermo Totaal is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
1.629,00
(3 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.644,04
in reconventie
2.21.
Zoals in het tussenvonnis al is overwogen, wordt de vordering in reconventie toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd.
2.22.
[partij A] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Thermo Totaal worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(2 punten × factor 0,5 × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
474,00
2.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt Thermo Totaal tot betaling aan [partij A] van een schadevergoeding van € 34.212,46, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 november 2025 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Thermo Totaal om aan [partij A] te betalen een bedrag van
(€ 1.149,50 + € 1.137,74 =) € 2.287,24 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt Thermo Totaal in de proceskosten van € 2.644,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Thermo Totaal niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
veroordeelt [partij A] om aan Thermo Totaal te betalen een bedrag van € 7.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van veertien dagen na heden, tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.8.
veroordeelt [partij A] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025.