3.2De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het met deze vordering
samenhangende strafdossier en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
met bijlagen, opgemaakt op 19 juli 2024 door verbalisant [verbalisant] (hierna aangeduid als: ‘het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’).
De rechtbank neemt als grondslag voor de ontnemingsvordering wat is bewezen verklaard in het vonnis van de rechtbank van 8 december 2025. De rechtbank heeft onder meer bewezen verklaard dat veroordeelde zich in de periode van 6 juli 2022 tot en met 12 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan de organisatie van illegale pokertoernooien. De rechtbank acht op basis van de wettige bewijsmiddelen aannemelijk dat veroordeelde daarvan voordeel heeft genoten en ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen tevens de schatting van de omvang van dat voordeel.
Uitgangspunt
De rechtbank neemt de onderstaande bevindingen uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt.
In de onderzoeksperiode van 49 weken werden volgens veroordeelde twee of drie speelavonden per week georganiseerd. In het voordeel van veroordeelde uitgaande van twee speelavonden per week, betreffen dit in totaal 98 speelavonden.
In de woning van veroordeelde is een spelersadministratie aangetroffen. Daaruit blijkt dat de speelavonden van elkaar verschilden voor wat betreft het aantal tafels, rondes en spelers. In het verlengde daarvan verschilde de winst die met de verschillende speelavonden werd behaald.
Uit de spelersadministratie kan de winst van 16 speelavonden worden afgeleid. Daarmee kan een gemiddelde winst per speelavond worden berekend.
In de uit de spelersadministratie af te leiden winst per speelavond zijn een groot deel van de kosten die met organisatie van die avond gepaard gingen verdisconteerd. Dit geldt echter niet voor de kosten die verband houden met de aanschaf van de speeltafels, stoelen, speelkaarten, pokerchips, het promotiemateriaal en het pinapparaat. Dit geldt daarnaast niet voor de transactiekosten die werden ingehouden als via het pinapparaat werd betaald en de bedragen die werden betaald aan een vrouw die langskwam om de speelruimte op te ruimen en schoon te maken. Deze nog niet in de berekening verdisconteerde kosten kunnen worden begroot op € 25.156,-.
De rechtbank is, conform het betoog van de officier van justitie, van oordeel dat het redelijk is om uit te gaan van twee speelavonden per week en daar geen andere speelavond(en) bij op te tellen. Dit laatste is in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel wel gedaan. De rechtbank zal de gemaakte berekening op dit punt aanpassen. De bewezen verklaarde periode betreft een periode van 49 weken. De rechtbank gaat dan ook uit van 98 (in plaats van 97) speelavonden.
De rechtbank ziet voorts geen reden om de in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel opgenomen berekening van de overige kosten (de kosten die niet zijn opgenomen in de aangetroffen spelersadministratie) aan te passen. Het is naar het oordeel van de rechtbank passend om in het geval van twijfel uit te gaan van het voor veroordeelde meest gunstige scenario.
Dat de vermeende opbrengsten niet herleid kunnen worden tot de periode en handelingen die veroordeelde ten laste zijn gelegd, wordt door de rechtbank verworpen. De bedragen uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel zijn afkomstig uit de administratie die met betrekking tot de pokertoernooien is bijgehouden. Voor wat betreft de periode acht de rechtbank daarbij van belang dat door zowel veroordeelde als zijn raadsvrouw onderbouwd naar voren is gebracht dat uitsluitend in de periode tussen 6 juli 2022 tot en met 12 juni 2023 op bedrijfsmatige wijze pokertoernooien zijn georganiseerd. De rechtbank acht het in dat licht niet aannemelijk dat de opbrengsten verband houden met handelingen die buiten de bewezen verklaarde periode vallen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts aannemelijk geworden dat veroordeelde met betrekking tot een deel van de winst overeenkomsten van geldlening is aangegaan. Anders dan de verdediging stelt, kunnen de uitgeleende bedragen niet als kosten worden aangemerkt. Bij een overeenkomst van geldlening verkrijgt de uitlener een vordering tot terugbetaling op de lener. Dit vorderingsrecht is op geld waardeerbaar en maakt onderdeel uit van het vermogen. Voor zover al kan worden aangenomen dat veroordeelde de geldleningen, zoals de verdediging stelt, moest aangaan om de pokerspelen te kunnen laten voortduren, geldt dat zijn vermogen daardoor niet is verminderd. Dat veroordeelde er om hem moverende redenen voor kiest om de uitgeleende bedragen niet terug te vragen, maakt dat niet anders.
De rechtbank stelt tot slot vast dat in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel weliswaar wordt opgemerkt dat in de berekening van de gemiddelde winst per avond al rekening is gehouden met een deel van de kosten, maar dat in ‘het proces-verbaal van bevindingen opbrengsten speelavonden’ waarnaar wordt verwezen is gerekend met bedragen waarvan de kosten nog niet zijn afgetrokken. Daarnaast is bij de berekening geen rekening gehouden met het feit dat de winst op verschillende avonden over twee personen (veroordeelde en een ander) moest worden verdeeld. De rechtbank zal de berekening op deze punten corrigeren.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
De gemiddelde winst per persoon per avond, zoals kan worden afgeleid uit de in de woning van veroordeelde aangetroffen spelersadministratie, wordt berekend als volgt.
895
900
475
680
1.05
315
650
915
450
75
335
1.85
1.5
1.466
310
1.112,50
________ +
12.978,50 : 16 (avonden) = gemiddeld € 811,16 winst per avond.
€ 811,16 x 98 (speelavonden) = € 79.493,68.
€ 79.493,68 - € 25.156,- (aan overige kosten) = € 54.337,68.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 54.337,68.