ECLI:NL:RBOVE:2025:7082

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
08.047595.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontucht en bezit van kinderporno met minderjarigen

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met minderjarigen en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar. De verdachte is schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die beiden onder de twaalf jaar waren ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers, die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte kinderporno in zijn bezit had en zich daartoe de toegang heeft verschaft. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers en hun gezinnen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.047595.25 (P)
Datum vonnis: 9 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1954 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [aangever 1] en de namens [aangever 2] , ouders van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als benadeelde partijen door mr. J.J.J. Broekhuizen, advocaat in Harderwijk, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 25 november 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 21 maart 2022 tot en met 30 juni 2024 met de minderjarige [slachtoffer 1] , die toen nog geen 12 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (
primair) dan wel met de minderjarige [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd (
subsidiair), terwijl [slachtoffer 1] aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd en hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] ;
feit 2:in de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 februari 2025 met de minderjarige [slachtoffer 1] , die toen nog geen 12 jaar was, seksuele handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (
primair) dan wel met de minderjarige [slachtoffer 1] seksuele handelingen heeft verricht (
subsidiair), terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a en/of b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) omschreven omstandigheden;
feit 3:in de periode van [geboortedatum 3] 2019 tot en met 30 juni 2024 met de minderjarige [slachtoffer 2] , die toen nog geen 12 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 2] (
primair) dan wel met de minderjarige [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen heeft gepleegd (
subsidiair), terwijl [slachtoffer 2] aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd en hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] ;
feit 4:in de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 februari 2025 met de minderjarige [slachtoffer 2] , die toen nog geen 12 jaar was, seksuele handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 2] (
primair) dan wel met de minderjarige [slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht (
subsidiair), terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a en/of b, Sr omschreven omstandigheden;
feit 5:in de periode van 16 oktober 2024 tot en met 11 februari 2025 kinderporno heeft verworven, in bezit heeft gehad en heeft verspreid.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart
2022 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] 2018,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
zijnde een minderjarig kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was
toevertrouwd,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1]
te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- het houden/duwen van zijn (ontblote) penis tegen de vulva van die
[slachtoffer 1] en/of
- het laten vasthouden, althans het laten betasten van zijn penis door die
[slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en/of
- het die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een voorwerp,
laten betasten en/of aanraken van haar eigen vulva, althans het laten
toestaan dat die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een
voorwerp haar eigen vulva betast en/of aanraakt en/of
- het kussen/zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de ontblote vulva, althans van
het ontblote onderlijf van die [slachtoffer 1] en/of van een of meer voornoemde
seksuele handelingen,
terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart
2022 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] 2018,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
zijnde een minderjarig kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was
toevertrouwd,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het houden/duwen van zijn (ontblote) penis tegen de vulva van die
[slachtoffer 1] en/of
- het laten vasthouden, althans het laten betasten van zijn penis door die
[slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en/of
- het die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een voorwerp,
laten betasten en/of aanraken van haar eigen vulva, althans het laten
toestaan dat die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een
voorwerp haar eigen vulva betast en/of aanraakt en/of
- het kussen/zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de ontblote vulva, althans van
het ontblote onderlijf van die [slachtoffer 1] en/of van een of meer voornoemde
seksuele handelingen,
terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024
tot en met 11 februari 2025 te [plaats 1] , althans in Nederland,
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1]
, een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft
verricht,
te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- het houden/duwen van zijn (ontblote) penis tegen de vulva van die
[slachtoffer 1] en/of
- het laten vasthouden, althans het laten betasten van zijn penis door die
[slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en/of
- het die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een voorwerp,
laten betasten en/of aanraken van haar eigen vulva, althans het laten
toestaan dat die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een
voorwerp haar eigen vulva betast en/of aanraakt en/of
- het kussen/zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de ontblote vulva, althans van
het ontblote onderlijf van die [slachtoffer 1] en/of van een of meer voornoemde
seksuele handelingen,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a
en/of b, omschreven omstandigheden,
te weten
jegens een kind waarover verdachte het gezag uitoefende en/of jegens
een anderszins aan de zorg, waakzaamheid en/of opleiding van
verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte
ondergeschikt kind en/of jegens een kind in een bijzonder kwetsbare
positie ten gevolge van een psychische stoornis, een verstandelijke en/of
lichamelijke handicap een situatie van afhankelijkheid en/of een staat
van lichamelijke en/of geestelijke onmacht en/of psychische
problematiek/schade en/of trauma;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024
tot en met 11 februari 2025 te [plaats 1] , althans in Nederland,
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1]
,
een of meer seksuele handelingen heeft verricht,
te weten
- het houden/duwen van zijn (ontblote) penis tegen de vulva van die
[slachtoffer 1] en/of
- het laten vasthouden, althans het laten betasten van zijn penis door die
[slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en/of
- het die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een voorwerp,
laten betasten en/of aanraken van haar eigen vulva, althans het laten
toestaan dat die [slachtoffer 1] met een massageapparaat, althans met een
voorwerp haar eigen vulva betast en/of aanraakt en/of
- het kussen/zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de ontblote vulva, althans van
het ontblote onderlijf van die [slachtoffer 1] en/of van een of meer voornoemde
seksuele handelingen,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a
en/of b, omschreven omstandigheden,
te weten
jegens een kind waarover verdachte het gezag uitoefende en/of jegens
een anderszins aan de zorg, waakzaamheid en/of opleiding van
verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte
ondergeschikt kind en/of jegens een kind in een bijzonder kwetsbare
positie ten gevolge van een psychische stoornis, een verstandelijke en/of
lichamelijke handicap een situatie van afhankelijkheid en/of een staat
van lichamelijke en/of geestelijke onmacht en/of psychische
problematiek/schade en/of trauma;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26
augustus 2019 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 1] , althans in
Nederland,
met [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] 2013, die toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt,
zijnde een minderjarig kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was
toevertrouwd,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2]
te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina
en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen en/of heen en weer bewegen van een of meer vinger(s) in
de anus en/of de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
en/of
- het betasten van de vulva en/of de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] en/of
- het zoenen/kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de vulva, althans van het
ontblote onderlijf van die [slachtoffer 2] ,
terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26
augustus 2019 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 1] , althans in
Nederland,
met [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] 2013, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had
bereikt,
zijnde een minderjarig kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was
toevertrouwd,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het betasten van de vulva en/of de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] en/of
- het zoenen/kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de vulva, althans van het
ontblote onderlijf van die [slachtoffer 2] ,
terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
4
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024
tot en met 11 februari 2025 te [plaats 1] , althans in Nederland,
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2]
geboren op [geboortedatum 3] 2013,
een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht,
te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina
en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen en/of heen en weer bewegen van een of meer vinger(s) in
de anus en/of de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
en/of
- het betasten van de vulva en/of de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] en/of
- het zoenen/kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de vulva, althans van het
ontblote onderlijf van die [slachtoffer 2] ,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a
en/of b, omschreven omstandigheden,
te weten
jegens een kind waarover verdachte het gezag uitoefende en/of jegens
een anderszins aan de zorg, waakzaamheid en/of opleiding van
verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte
ondergeschikt kind en/of jegens een kind waarover verdachte het gezag
uitoefende en/of jegens een anderszins aan de zorg, waakzaamheid
en/of opleiding van verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan
verdachte ondergeschikt kind;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024
tot en met 11 februari 2025 te [plaats 1] , althans in Nederland,
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedatum 3] 2013,
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het betasten van de vulva en/of de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] en/of
- het zoenen/kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- het maken van foto’s en/of filmpjes van de vulva, althans van het
ontblote onderlijf van die [slachtoffer 2] ,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a
en/of b, omschreven omstandigheden,
te weten
jegens een kind waarover verdachte het gezag uitoefende en/of jegens
een anderszins aan de zorg, waakzaamheid en/of opleiding van
verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte
ondergeschikt kind en/of
jegens een kind waarover verdachte het gezag uitoefende en/of jegens
een anderszins aan de zorg, waakzaamheid en/of opleiding van
verdachte toevertrouwd kind en/of jegens een aan verdachte
ondergeschikt kind;
5
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 oktober 2024
tot en met 11 februari 2025, te [plaats 2] , althans in Nederland,
eenmaal, althans meermalen,
een of meer visuele weergaven van seksuele aard en/of met
onmiskenbaar seksuele strekking
waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet
had bereikt was betrokken of schijnbaar was betrokken
heeft
verspreid en/of
aangeboden en/of
openlijk tentoongesteld en/of
vervaardigd en/of
ingevoerd en/of
doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of
verworven en/of
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe de toegang heeft verschaft
te weten een telefoon (merk Samsung SM-A346B)en/of een laptop (merk
HP) bevattende afbeeldingen,
waarop te zien is dat:
die persoon oraal, vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd met een
penis en/of voorwerp
(afbeelding(en) 04 en/of 15 van de toonmap)
en/of
het geslachtsdeel en/of de borsten van die persoon met een
hand/vinger(s) wordt/worden aangeraakt
en/of
het geslachtsdeel van een ander persoon met een hand wordt
aangeraakt door die persoon
(afbeelding(en) 05 en/of 16 van de toonmap)
en/of
die persoon poserend of in een pose is afgebeeld, waarbij
- die persoon geheel of gedeeltelijk naakt is en/of gekleed is en/of in een
omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte)
houding op een wijze die niet bij zijn/haar leeftijd past
en/of
- door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van die persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films
nadrukkelijk de borsten en/of billen van die persoon in beeld worden
gebracht
(afbeelding(en) 12 en/of 10 van de toonmap)
en/of
bij/naast het gezicht en/of het lichaam van die persoon een (stijve) penis
wordt gehouden
(afbeelding(en) 16 van de toonmap).

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De zusjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgen in september 2024 Zeer Intensieve Traumabehandeling (hierna: ZIT) bij Ambiq naar aanleiding van seksueel misbruik door een buurtbewoner (niet zijnde verdachte). Tijdens een therapiesessie op 18 september 2024 doet [slachtoffer 2] voor het eerst uitspraken over seksueel misbruik door een buurman die zij ‘ [alias] ’ noemt, oftewel verdachte. Het behandeltraject van de zusjes wordt in verband hiermee tijdelijk stopgezet. Nadat [aangever 2] , de vader van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , door de betrokken therapeuten op de hoogte is gesteld van de uitspraken van [slachtoffer 2] , doet hij op 24 september 2024 namens zijn beide dochters aangifte tegen verdachte. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] worden vervolgens op 1 oktober 2024 afzonderlijk van elkaar in een kindvriendelijke studio door gecertificeerde zedenrechercheurs verhoord. Beiden verklaren over seksueel misbruik door ‘ [alias] ’. Ook zou verdachte foto’s hebben gemaakt van hun geslachtsdelen. Op 16 oktober 2024 vindt een eerste doorzoeking in de woning van verdachte plaats waarbij verschillende gegevensdragers in beslag worden genomen. Op een in beslag genomen telefoon wordt kinderporno aangetroffen. Bij hervatting van de ZIT in januari 2025 verklaart zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] dat het seksueel misbruik door ‘ [alias] ’ nog steeds plaatsvindt. Op 11 februari 2025 wordt verdachte aangehouden. Diezelfde dag vindt een tweede doorzoeking in de woning van verdachte plaats en worden wederom verschillende gegevensdragers in beslag genomen. Op een in beslag genomen laptop wordt kinderporno aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, nu er onvoldoende bewijs is voor het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde, te weten de ontucht respectievelijk aanranding van [slachtoffer 1] , kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verklaring van [slachtoffer 1] , die de officier van justitie betrouwbaar acht, wordt ten aanzien van deze feiten ondersteund door de verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van deze feiten vindt de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal.
Het onder 5 ten laste gelegde kan ten slotte wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde kinderporno heeft verworven, in bezit heeft gehad en dat hij zich daartoe de toegang heeft verschaft. Van de overige onderdelen dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent de ontucht met [slachtoffer 1] gedeeltelijk. Hij ontkent dat sprake is geweest van seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] . De ontucht met [slachtoffer 2] ontkent verdachte. Verdachte verklaart niet te weten hoe de kinderporno op zijn telefoon terecht is gekomen. De aangetroffen kinderporno op zijn laptop is mogelijk van een vorige eigenaar, nu het een tweedehands laptop betreft.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 3 primair en subsidiair en de onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde ontucht met [slachtoffer 2] . De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen dienen en bovendien geen steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat geen wettig bewijs voorhanden is voor het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . Daarnaast kan niet worden bewezen dat de ontucht met [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden ná 1 juli 2024, zoals ten laste gelegd onder feit 2 subsidiair. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (de ontucht met [slachtoffer 1] in de periode 21 maart 2022 tot en met 30 juni 2024) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de pleegplaats ‘ [plaats 2] ’ niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft voorts opgemerkt dat het voor verdachte een raadsel is hoe de kinderporno op zijn telefoon is terecht gekomen. Ten aanzien van de kinderporno op de (tweedehands) laptop kan niet worden uitgesloten dat dit er reeds bij aankoop van de laptop op stond.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Het juridisch kader
De rechtbank staat allereerst voor de vraag of er voor de aan verdachte verweten strafbare feiten voldoende wettig bewijs voorhanden is.
Volgens artikel 342, tweede lid, Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het steunbewijs hoeft geen betrekking te hebben op de ten laste gelegde gedragingen, maar er moet wel een voldoende duidelijk en geen te ver verwijderd verband zijn tussen de verklaring van het vermeende slachtoffer en het steunbewijs.
Met name in zedenzaken – waarin het vaak gaat om feiten waarbij maar twee personen aanwezig zijn geweest en het niet zelden het woord is van een aangever tegen dat van de verdachte – geldt dat het voldoende is wanneer de belastende verklaring van een aangever, maar alleen als deze als voldoende betrouwbaar kan worden beoordeeld, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen die verklaring en het overige bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
3.4.2
Feiten 1 en 2 ( [slachtoffer 1] )
3.4.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden [1]
De verklaringen van [slachtoffer 1] , de ouders van [slachtoffer 1] en verdachte
[slachtoffer 1]
, geboren op [geboortedatum 2] 2018, verklaart tijdens het studioverhoor op 1 oktober 2024 onder andere dat ‘ [alias] ’, oftewel verdachte, zijn piemel tegen haar muts heeft aangedaan. Op de vraag wat haar muts is, legt [slachtoffer 1] haar hand in haar kruis en op de vraag wat ze met haar muts kan, zegt ze ‘plassen’. Verdachte kon met zijn piemel tegen haar muts aankomen, omdat hij zijn broek en onderbroek en die van [slachtoffer 1] naar beneden deed. Dit gebeurde in het huis van verdachte, op [nummer] , en is volgens [slachtoffer 1] drie keer gebeurd. De piemel stond dan naar voren. De piemel van verdachte had dezelfde kleur als de hand van [slachtoffer 1] , maar dan zonder vlekje. Voordat verdachte zijn piemel tegen haar muts aandeed, pakte hij een spray uit een kastje en deed hij deze spray op zijn piemel. Deze spray was wit en zat in een wit-oranje gekleurde fles met een doorzichtige dop. [slachtoffer 1] verklaart dat het gebeurde in de slaapkamer van verdachte, deze was boven aan de rechterkant. [slachtoffer 1] lag dan op het bed en verdachte stond tegen het bed aan. Zij had haar benen dan een beetje uit elkaar en ze voelde dit bij haar kruis. De piemel ging er dan ‘half tegen aan’. Het voelde niet fijn bij haar muts als verdachte dit deed. Het stopte doordat verdachte zijn piemel weer in zijn onderbroek deed en zijn broek omhoog deed. Daarna deed verdachte de onderbroek en broek van [slachtoffer 1] omhoog. [slachtoffer 1] vond het niet leuk als verdachte dit bij haar deed. Verdachte zei niets als [slachtoffer 1] en hij naar de slaapkamer gingen. [slachtoffer 1] ‘wist gewoon’ dat zij op bed moest gaan liggen. Dit wist zij omdat verdachte er beneden in de woonkamer ook al aan zat, als zij haar broek en onderbroek nog aan had. Er was niemand thuis als het gebeurde. Verdachte woont samen met [naam 1] en als [naam 1] naar haar werk was, deed verdachte het altijd.
[slachtoffer 1] verklaart verder dat verdachte met zijn telefoon een foto heeft gemaakt van haar muts. Ze droeg alleen een T-shirt. Haar broek en onderbroek waren naar beneden. [slachtoffer 1] weet dat verdachte een foto maakte, omdat ze erbij was en zij de camera zag.
[slachtoffer 1] verklaart dat ze altijd naar verdachte toeging omdat hij haar snoep gaf. Ze kreeg ronde balletjes met verschillende kleurtjes van verdachte. [slachtoffer 1] verklaart dat zij heel vaak naar verdachte toe ging, maar nu niet meer. Volgens [slachtoffer 1] is het al heel lang geleden dat zij verdachte heeft gezien en dat hij zijn piemel bij haar muts deed. [2]
Uit informatie over de traumabehandeling van [slachtoffer 1] in januari 2025 volgt dat [slachtoffer 1] over ‘ [alias] ’ heeft verteld. Zo vertelt [slachtoffer 1] tijdens de therapiesessie op 6 januari 2025 dat verdachte met zijn hand tegen haar muts (vagina) aanging. Dit is volgens [slachtoffer 1] twaalf keer gebeurd en gebeurde voor en na de therapiesessies. Twee weken geleden, rond kerst, gebeurde het ook. Op de vraag of het rond kerst of rond Sinterklaas is gebeurd, antwoordt [slachtoffer 1] ‘eerder dan Sinterklaas’.
Tijdens de (ochtend)therapiesessie op 8 januari 2025 speelt [slachtoffer 1] een scenario met een poppenhuis en poppen na. Zij ligt als poppetje op het bed en verdachte staat als poppetje naast het bed, met zijn kruis tegen haar kruis aan. [slachtoffer 1] wil hier liever niet over vertellen. De dingen die in het huis gebeuren bewaart [slachtoffer 1] in plaats daarvan in zogenaamde schatkistjes. [slachtoffer 1] komt met vier geheimpjes die bij de situatie passen. Tijdens de (middag)therapiesessie op 8 januari 2025 lopen ze de schatkistjes langs en schrijft [slachtoffer 1] de geheimpjes (herinneringen) op. De eerste herinnering is ‘ [alias] ging met zijn piemel tegen mijn muts aan’, waarbij ze wijst naar haar vagina. De tweede herinnering betreft ‘Elke keer als ik bij hem kwam moest ik hem een kusje geven’. De derde herinnering is ‘Ik ging op mijn telefoon (fijne filmpjes kijken) toen ging hij met zijn hand tegen mijn muts aan’, waarbij [slachtoffer 1] naar haar vagina wijst. De vierde herinnering weet [slachtoffer 1] niet meer. Wel schetst [slachtoffer 1] door middel van twee duplopoppen het scenario dat [slachtoffer 1] op bed ligt met haar benen een klein beetje wijd en dat verdachte voor [slachtoffer 1] bij het bed staat. [slachtoffer 1] vertelt daarbij ‘toen deed hij zijn piemel tegen mijn muts’. [slachtoffer 1] vertelt desgevraagd dat de ‘piemel niet in de kleren zat’. Ze heeft de piemel gezien, maar weet niet hoe die eruitzag. [3]
De vader van [slachtoffer 1]
De heer [aangever 2] (hierna: de vader van [slachtoffer 1] ) doet op 24 september 2024 aangifte tegen verdachte van onder andere het misbruik van [slachtoffer 1] . Hij verklaart dat hij en zijn gezin in 2018 bij verdachte in de straat zijn komen te wonen en dat hij in datzelfde jaar bevriend is geraakt met verdachte. Zijn kinderen, waaronder zijn dochter [slachtoffer 1] , gingen dagelijks naar het huis van verdachte toe om snoepjes te halen. Ook speelden ze bij verdachte thuis en paste verdachte wel eens op. Zijn kinderen noemden verdachte ‘ [alias] ’. [4]
Op 4 oktober 2024 verklaart de vader van [slachtoffer 1] dat het regelmatig voorkwam dat [slachtoffer 1] alleen bij verdachte thuis was. In 2022 of 2023 vertelde [slachtoffer 1] voor het eerst aan hem dat verdachte aan haar zou hebben gezeten. Hij is vervolgens verhaal gaan halen bij verdachte en verdachte ontkende aan [slachtoffer 1] te hebben gezeten. [slachtoffer 1] bleef aanvankelijk volhouden dat het wel gebeurd was. [5]
In een aanvullend verhoor op 31 maart 2025 verklaart de vader van [slachtoffer 1] dat de hierboven bedoelde eerste uitlatingen van [slachtoffer 1] over verdachte inhielden dat [slachtoffer 1] bij verdachte op de keukentafel zat en dat verdachte met zijn piemel bij haar muts had gezeten. Zij vertelde dit voordat het verhaal van het seksueel misbruik door een andere buurtbewoner naar buiten kwam. [slachtoffer 1] mocht van haar ouders naar het huis van verdachte toe blijven gaan. Zij geloofden verdachte en vertrouwden hem met [slachtoffer 1] . Nadat zijn dochter [slachtoffer 2] in september 2024 tijdens haar therapie uitspraken deed over verdachte, mochten zijn kinderen niet meer bij verdachte thuis komen. [6]
De moeder van [slachtoffer 1]
Op 18 april 2025 is mevrouw [aangever 1] (hierna: de moeder van [slachtoffer 1] ) (aanvullend) als getuige gehoord. Zij verklaart dat [slachtoffer 1] op 7 mei 2023 aan haar en haar vader vertelde dat zij een geheimpje had met verdachte. [slachtoffer 1] vertelde aan hen dat verdachte zijn piemel in haar muts had gedaan. [slachtoffer 1] vertelde dat het in keuken van verdachte was gebeurd, dat zij op de tafel stond en dat verdachte haar onderbroek omlaag had gedaan. De moeder van [slachtoffer 1] heeft hiervan een notitie gemaakt in haar telefoon. Het tijdstip van deze notitie is 7 mei 2023 16:00 uur. De vader van [slachtoffer 1] heeft verdachte daarna geconfronteerd, maar verdachte ontkende alles. De moeder van [slachtoffer 1] verklaart verder dat [slachtoffer 1] , na de laatste therapiesessie, had verteld dat verdachte hetzelfde had gedaan als Malik (zijnde de andere buurtbewoner waartegen de verdenking van seksueel misbruik van [slachtoffer 1] op dat moment bestond). [slachtoffer 1] vertelde dat dit zowel beneden als boven in het bed van verdachte gebeurde. De moeder van [slachtoffer 1] verklaart verder dat zij (voor 7 mei 2023) niet weet hoe vaak [slachtoffer 1] bij verdachte thuis kwam. Ze had vaak geen flauw idee waar haar kinderen waren. Vaak kreeg ze dan een berichtje of een foto van verdachte dat haar dochters bij hem waren. Ook vertelden haar dochters dat ze naar verdachte gingen of gingen ze stiekem naar hem toe. Na 7 mei 2023 kwamen haar dochters nog zeker twee of drie keer per week bij verdachte thuis. [7]
Verdachte
Verdachte verklaart dat [slachtoffer 1] af en toe bij hem aan de deur kwam om een snoepje of drinken te halen. [slachtoffer 1] was daarbij zelden alleen en meestal met één of twee anderen, zoals haar zus [slachtoffer 2] . Hij paste ook wel eens bij hen thuis op. Ze noemde hem ‘ [alias] ’. Verdachte verklaart dat de thuissituatie van [slachtoffer 1] zorgelijk was. [slachtoffer 1] zou thuis fysiek en mentaal worden mishandeld en zou niet goed worden verzorgd door haar ouders. Zo verklaart verdachte dat [slachtoffer 1] een keer zonder onderbroekje bij hem thuis was gekomen, omdat zij geen schone onderbroek meer had. Vanwege deze moeilijke situatie ‘vluchtte’ [slachtoffer 1] naar verdachte toe en kwam zij bij hem liefde halen, aldus verdachte.
Verdachte verklaart dat [slachtoffer 1] op een dag ineens bij hem naar boven ging en op het bed in de logeerkamer ging liggen. [slachtoffer 1] deed vervolgens haar rokje omhoog. Ze had geen onderbroekje aan. Verdachte verklaart dat er op dat moment iets bij hem is ‘geknapt’ en dat hij foto’s van haar ontblote onderlijf heeft gemaakt. Hij heeft ook een foto gemaakt van [slachtoffer 1] terwijl zij zijn massage-apparaat tegen haar plasser aanhield. Dit gebeurde ook in de logeerkamer. Verdachte verklaart verder dat [slachtoffer 1] zijn penis heeft vastgepakt en dat hij vervolgens zijn ontblote penis tegen de ontblote vagina (de schaamlippen) van [slachtoffer 1] heeft aangedaan. Verdachte deed daarvoor zijn sportbroekje een beetje naar beneden, zodat zijn penis boven de broeksband zichtbaar was. Zijn piemel was op dat moment niet keihard maar hij voelde wel een ‘prikkel’. Verdachte heeft hier vervolgens een foto van gemaakt. Het houden van zijn penis tegen de vagina van [slachtoffer 1] duurde in totaal ongeveer tien tot vijftien seconden. Verdachte verklaart dat hij dit twee keer met [slachtoffer 1] heeft gedaan; dit gebeurde kort na elkaar. In totaal heeft verdachte twee of drie keer foto’s gemaakt van een half-blote [slachtoffer 1] . De betreffende foto’s van [slachtoffer 1] heeft hij weggegooid en heeft hij nooit aan iemand laten zien. [8] Verdachte verklaart verder dat het wel eens is gebeurd dat [slachtoffer 1] hem kort op de mond kuste. [9]
Verdachte verklaart dat de ontucht met [slachtoffer 1] gedurende een korte periode in 2023 plaatsvond. In diezelfde periode vertelden [slachtoffer 1] en haar zus [slachtoffer 2] aan verdachte over de verdenking van seksueel misbruik van hun tweeën door een buurtbewoner. In die periode is de vader van [slachtoffer 1] één keer bij verdachte aan de deur geweest omdat [slachtoffer 1] had gezegd dat verdachte zijn piemel tegen haar vagina had aangedaan. Dat was op dat moment ook gebeurd, aldus verdachte. [10]
3.4.2.2 Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en daarmee bruikbaar is voor het bewijs. De rechtbank stelt daarbij voorop dat dergelijke verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid, bezien in het licht van de leeftijd en mogelijke kwetsbaarheid van minderjarigen.
De rechtbank stelt vast dat de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring tijdens het studioverhoor op 1 oktober 2024 grotendeels en op essentiële onderdelen gelijkluidend is aan hetgeen zij tijdens haar therapiesessies op 6 januari 2025 en 8 januari 2025 heeft verteld. Zij heeft consistent, uitgebreid en gedetailleerd verklaard. Zo beschrijft [slachtoffer 1] in haar verklaringen de door verdachte verrichte seksuele handelingen steeds op dezelfde wijze. Dit geldt ook voor de omstandigheden waaronder de handelingen zich hebben voorgedaan. Zo benoemt zij bij herhaling de wijze waarop verdachte zijn penis tegen haar muts (vagina) heeft aangedaan en hoe verdachte en zij op dat moment ten opzichte van elkaar gepositioneerd waren: zij op het bed met haar benen iets uit elkaar en verdachte staand tegen het bed aan met de piemel ‘half tegen’ haar muts. Ook beeldt ze dit scenario op verschillende momenten met (duplo)poppen uit. De verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte met zijn piemel bij haar muts heeft gezeten, vindt daarnaast bevestiging in de verklaringen van de ouders van [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte zelf. Zij verklaren alle drie dat de vader van [slachtoffer 1] verhaal ging halen bij verdachte, nadat [slachtoffer 1] aan haar ouders had verteld dat verdachte zijn piemel bij haar muts had gedaan. Uit de verklaring van de vader van [slachtoffer 1] volgt dat verdachte het verhaal van [slachtoffer 1] ontkende, maar dat [slachtoffer 1] aanvankelijk bleef volhouden dat het wel was gebeurd. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat er op dat moment inderdaad al ontucht had plaatsgevonden met [slachtoffer 1] . Ook dit gegeven ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] . Tot slot verklaart [slachtoffer 1] dat het betasten van haar muts zowel in de woonkamer als boven bij verdachte in de slaapkamer gebeurde. Dit vindt bevestiging in de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] , inhoudende dat [slachtoffer 1] had verteld dat het zowel beneden als boven in het bed van verdachte gebeurde.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen, ook niet ten aanzien van de handeling (het betasten van de vulva) die verdachte heeft ontkend. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is. De rechtbank zal deze verklaring daarom gebruiken voor het bewijs.
3.4.2.3 Bewijsoverwegingen en oordeel
Vrijspraak seksueel binnendringen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank dient vervolgens te bepalen of voldoende wettig bewijs voorhanden is voor de ontucht met [slachtoffer 1] , zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair. Daartoe dient de rechtbank te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Verdachte heeft de ten laste gelegde ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] grotendeels bekend, zodat de verklaring van verdachte steunbewijs vormt voor de verklaring van [slachtoffer 1] . Het gaat daarbij om het houden van zijn (ontblote) penis tegen de vulva van [slachtoffer 1] , het laten vasthouden van zijn penis door [slachtoffer 1] , het door [slachtoffer 1] laten betasten van haar eigen vulva met een massage-apparaat, het kussen van [slachtoffer 1] en het maken van foto’s van de ontblote vulva van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft ontkend dat hij de vulva van [slachtoffer 1] heeft betast. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] over het betasten van haar vulva door verdachte. De rechtbank acht deze verklaring voldoende voor een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging, vooral ook omdat haar verklaring over de overige seksuele handelingen van verdachte steun vindt in de verklaring van verdachte.
Periode
Verdachte heeft verklaard dat de ontucht met [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden gedurende een korte periode in 2023. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] over de periode waarin de ontucht heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft tijdens het studioverhoor op 1 oktober 2024 verklaard dat zij heel vaak naar het huis van verdachte ging en dat het ‘al heel lang geleden’ is geweest sinds verdachte zijn piemel tegen haar muts aan deed. Uit de verklaring van de ouders van [slachtoffer 1] , de verklaring van verdachte zelf en de telefoonnotitie van de moeder van [slachtoffer 1] , volgt dat dit in ieder geval één keer voor 7 mei 2023 is gebeurd. Uit de verklaring van de ouders van [slachtoffer 1] volgt dat [slachtoffer 1] in de periode na 7 mei 2023 tot en met de ZIT in september 2024 nog regelmatig bij verdachte thuis kwam. Bij de (tweede) behandelsessie in januari 2025 heeft [slachtoffer 1] vervolgens verklaard dat de ontucht met verdachte voor het laatst kort geleden heeft plaatsgevonden ‘voor de Sint’, dus ergens voor 5 december 2024. Op 11 februari 2025 is verdachte aangehouden.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zowel in de periode van 21 maart 2022 tot en met 30 juni 2024 (feit 1 subsidiair) als in de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 februari 2025 (feit 2 subsidiair) ontuchtige handelingen heeft gepleegd dan wel seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 1] .
Voorwaardelijk verzoek raadsman
De raadsman heeft verzocht onderzoek te laten verrichten naar de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] door een in zedenzaken gespecialiseerde rechtspsycholoog of orthopedagoog, in het geval de rechtbank – zo begrijpt de rechtbank – tot een bewezenverklaring van (een deel van) het ten laste gelegde komt dat door verdachte wordt ontkend. Nu daarvan geen (dan wel nauwelijks) sprake is gaat de rechtbank aan dit voorwaardelijk verzoek voorbij.
Aan de zorg of waakzaamheid toevertrouwd
In onderhavige zaak heeft de ontucht plaatsgevonden in het huis en in de slaapkamer van verdachte. [slachtoffer 1] was in de ten laste gelegde periode het minderjarige buurmeisje, vier jaar oud, van de ruim zestig jaar oudere verdachte. [slachtoffer 1] noemde verdachte ‘ [alias] ’ en ging regelmatig naar hem toe voor snoepjes of om te spelen. Ook paste verdachte wel eens op [slachtoffer 1] . De ouders van [slachtoffer 1] wisten dat [slachtoffer 1] regelmatig bij verdachte over de vloer kwam en zij vertrouwde verdachte met [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Misbruik van kwetsbare positie
De rechtbank stelt vast dat verdachte uitvoerig heeft verklaard over de zorgelijke thuissituatie van [slachtoffer 1] . Verdachte en zijn huis fungeerde naar eigen zeggen als een veilige haven voor [slachtoffer 1] , waar zij haar thuissituatie even kon ontvluchten. Ook heeft verdachte verklaard dat hij op enig moment in 2023 op de hoogte is geraakt van het feit dat [slachtoffer 1] vermoedelijk slachtoffer was geworden van seksueel misbruik door een buurtbewoner. Deze omstandigheden, in combinatie met de destijds zeer jonge leeftijd van [slachtoffer 1] , maken dat [slachtoffer 1] gedurende de ten laste gelegde periode in een (bijzonder) kwetsbare positie verkeerde. Verdachte wist daarvan en heeft hier misbruik van gemaakt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de (bijzonder) kwetsbare positie van [slachtoffer 1] , zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair.
Concluderend
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 21 maart 2022 tot en met 11 februari 2025 ontuchtige respectievelijk seksuele handelingen heeft verricht met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] en dat verdachte daarbij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] , zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair.
3.4.3
Feiten 3 en 4 ( [slachtoffer 2] )
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs levert voor de vaststelling dat verdachte ontuchtige dan wel seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder feit 3 primair en subsidiair en feit 4 primair en subsidiair. De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
3.4.4
Feit 5 (kinderporno)
De rechtbank stelt vast dat op 16 oktober 2024 de mobiele telefoon van verdachte (een Samsung A34) en op 11 februari 2025 een laptop van verdachte (een HP 650) in beslag zijn genomen tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte. [11] Op de telefoon van verdachte zijn drie afbeeldingen aangetroffen die als kinderpornografisch kunnen worden gekwalificeerd. [12] Op de laptop van verdachte zijn vijftien afbeeldingen met minderjarigen aangetroffen, waarvan een deel van de afbeeldingen als kinderpornografisch wordt gekwalificeerd. [13] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de telefoon van hem is geweest en de laptop van hem (en zijn vrouw) is geweest. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe de kinderporno op zijn telefoon terecht is gekomen. De rechtbank gaat niet mee in deze verklaring. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte onaannemelijk gelet op het feit dat de kinderporno op
zijntelefoon en in
zijnwoning is aangetroffen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de kinderporno mogelijk bij aankoop reeds op de (tweedehands) laptop stond, ook onaannemelijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen is dat verdachte de betreffende kinderporno heeft verworven, in zijn bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de overige onderdelen, te weten het verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, vervaardigen, invoeren, doorvoeren en uitvoeren van kinderporno, nu niet bewezen is dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 subsidiair
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 21 maart 2022 tot en met 30 juni 2024 te [plaats 1] met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zijnde een minderjarig kind dat aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het houden van zijn ontblote penis tegen de vulva van die [slachtoffer 1] en
- het laten vasthouden van zijn penis door die [slachtoffer 1] en
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en
- het die [slachtoffer 1] met een massageapparaat laten betasten van haar eigen vulva en
- het kussen van die [slachtoffer 1] en
- het maken van foto’s van de ontblote vulva van die [slachtoffer 1] en van een of meer voornoemde seksuele handelingen,
terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte, misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
feit 2 subsidiair
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2024 tot en met 11 februari 2025 te [plaats 1] , met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] , seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het houden van zijn ontblote penis tegen de vulva van die [slachtoffer 1] en
- het laten vasthouden van zijn penis door die [slachtoffer 1] en
- het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] en
- het die [slachtoffer 1] met een massageapparaat laten betasten van haar eigen vulva en
- het kussen van die [slachtoffer 1] en
- het maken van foto’s van de ontblote vulva van die [slachtoffer 1] en van een of meer voornoemde seksuele handelingen,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a en b, omschreven omstandigheden, te weten jegens een anderszins aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd kind en jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie ten gevolge van schade en trauma;
feit 5
hij op meerdere tijdstippen in de periode 16 oktober 2024 tot en met 11 februari 2025 in Nederland meermalen een of meer visuele weergaven van seksuele aard en met onmiskenbaar seksuele strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt was betrokken, heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft, te weten een telefoon (merk Samsung SM-A346B) en een laptop (merk HP) bevattende afbeeldingen, waarop te zien is dat:
die persoon oraal, vaginaal en anaal wordt gepenetreerd met een penis en voorwerp
en
het geslachtsdeel en de borsten van die persoon met een hand worden aangeraakt
en
het geslachtsdeel van een ander persoon met een hand wordt aangeraakt door die persoon
en
die persoon poserend of in een pose is afgebeeld, waarbij
- die persoon gedeeltelijk naakt is en in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en
- door de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk de billen van die persoon in beeld worden gebracht
en
bij/naast het lichaam van die persoon een (stijve) penis wordt gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 247 en 248 Sr (oud) en in de artikelen 245, 249, 252 en 254 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren, terwijl het feit wordt begaan jegens een anderszins aan de zorg, waakzaamheid of opleiding van diegene toevertrouwd kind en jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
een visuele weergave van seksuele aard/met een onmiskenbaar seksuele strekking, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven/in bezit hebben en zich de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de hoogte van de straf rekening te houden met de leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad. Verdachte is bereid zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden en verzet zich niet tegen het uitspreken van de dadelijk uitvoerbaarheid daarvan.
6.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, als man van (bijna) zeventig jaar, gedurende een periode van bijna drie jaren schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige buurmeisje, [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was vier jaar oud toen de ontucht begon. [slachtoffer 1] bevond zich ten tijde van de ontucht in een zorgelijke thuissituatie en zij kwam regelmatig bij verdachte, die zij ‘ [alias] ’ noemde, over de vloer voor een snoepje of om te spelen. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] en van het overwicht dat hij als volwassene op de nog zeer jonge [slachtoffer 1] had. Daarbij acht de rechtbank het ook kwalijk dat verdachte op enig moment op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer 1] vermoedelijk slachtoffer was geworden van seksueel misbruik door een andere buurtbewoner, en dat ook dit hem er niet van heeft weerhouden om door te gaan. Verdachte heeft verschillende seksuele handelingen met [slachtoffer 1] verricht, waaronder het door [slachtoffer 1] laten vasthouden van zijn penis, het houden van zijn penis tegen de schaamlippen van [slachtoffer 1] en het betasten van de vulva van [slachtoffer 1] . Ook heeft verdachte foto’s gemaakt van de vagina van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had nooit met dit gedrag van verdachte geconfronteerd mogen worden. Verdachte heeft hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft hier geen oog voor gehad, maar is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft met zijn handelen enorm veel leed toegebracht aan [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar en de productie van kinderporno en niet stilgestaan bij de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 28 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, zodat dit niet van invloed is op de strafmaat.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 11 november 2025, opgemaakt door S. Steinau, reclasseringswerker. De reclassering beschrijft dat sprake is van verschillende delictgerelateerde factoren. Zo lijkt verdachte zijn eigen aandeel in het gebeuren te bagatelliseren, lijkt hij gebruik te willen van maken van zogenaamde ‘goedpraters’ en legt hij een aanzienlijk deel van de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer. Verdachte lijkt zich onvoldoende bewust te zijn van de ernst en de impact van zijn handelen op het slachtoffer en neemt zelf geen verantwoordelijkheid. De reclassering beschrijft dat mogelijk sprake is van een beperkte gewetensfunctie, wat onderzocht kan worden door middel van diagnostiek. Er bestaan, gezien het voorgaande, ernstige zorgen over het gedrag van verdachte tegenover kwetsbare en mogelijk reeds beschadigde kinderen. De steun van het gezin en vrienden van verdachte ziet de reclassering als (mogelijke) beschermende factor, nu het behoud van stabiele sociale relaties en loyaliteit van naasten kan bijdragen aan het voorkomen van herhaling, gedragsverandering en resocialisatie. Tegelijkertijd lijkt bij het sociale netwerk weinig bewustzijn te zijn van het delictgedrag van verdachte en weinig draagvlak voor reflectie daarop. Het betrekken van het systeem is volgens de reclassering dan ook van belang in een mogelijk reclasseringstoezicht. Het recidiverisico wordt (naar het professioneel oordeel van de reclassering) als gemiddeld ingeschat en een verplicht reclasseringstraject is volgens de reclassering geïndiceerd. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer en haar gezin, een locatieverbod ten aanzien van Zwolle, Hardenberg en Meppel, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van digitale omgevingen waarin verdachte in aanraking kan komen met kinderporno. Er zijn volgens de reclassering geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank ziet in de hierboven beschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte en de ernstige zorgen die over zijn gedrag tegenover kwetsbare kinderen bestaan, aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met een lange proeftijd van vijf jaar. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst schuldig te maken aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten. Anderzijds is het van groot belang het recidiverisico dat van verdachte uitgaat door middel van een verplicht reclasseringstraject te verkleinen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van vijf jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Gelet op het recidiverisico en het beperkte inzicht van verdachte ten aanzien van de ernst en de impact van zijn handelen op het slachtoffer, ziet de rechtbank reden om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht te gelasten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1]heeft zich via haar moeder als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 20.204,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘reis- en verletkosten’ van € 204,57.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 2]heeft zich via haar moeder als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 20.236,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘reis- en verletkosten’ van € 236,01.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
Mr. J.J.J. Broekhuizen, de raadsvrouw van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft ter terechtzitting verduidelijkt dat de namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde ‘reis- en verletkosten’ in totaal slechts eenmaal als schade worden gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] , ook in het geval van een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde, in zijn geheel kan worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak. Indien de rechtbank tot een (gedeeltelijke) bewezenverklaring van het onder 3 en 4 ten laste gelegde komt, is de vordering van [slachtoffer 2] toewijsbaar.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de immateriële schadevergoeding van [slachtoffer 1] dient te worden gematigd, ook indien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de raadsman is bepleit. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] .
Materiële schade
De gevorderde reis- en verletkosten (€ 204,57) die door de ouders van [slachtoffer 1] gemaakt zijn ten behoeve van het doen van aangifte, het studioverhoor van [slachtoffer 1] en de getuigenverhoren worden afgewezen, omdat dit geen rechtstreekse schade betreft (ECLI:NL:HR:2018:2338). Nu de benadeelde partij wordt bijgestaan door een raadsvrouw zijn deze kosten ook niet te kwalificeren als proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schade
Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking indien – onder andere – sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het bewezen verklaarde handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . De aard en ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] zijn zodanig dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ ook zonder verdere onderbouwing kan worden aangenomen. Gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken als schadevergoeding worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval een vergoeding van € 10.000,00 billijk is. De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer 1] daarom tot dat bedrag toe. Voor het overige is onvoldoende duidelijk of er causaal verband is tussen de bewezenverklaarde feiten en een hogere schadevergoeding. Onderbouwing daarvan is een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] daarom in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk.
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
BEM-clausule
Omdat de benadeelde partij minderjarig is, bepaalt de rechtbank dat de schadevergoeding moet worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2018) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen). Een BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. [slachtoffer 1] en haar wettelijke vertegenwoordiger(s) kunnen – tot zij achttien jaar is – alleen met toestemming van de kantonrechter over het geld op de rekening beschikken.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten die zien op [slachtoffer 2] (feit 3 primair en subsidiair en feit 4 primair en subsidiair). Volgens de wet mag de strafrechter het verzoek tot schadevergoeding dan niet beoordelen. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair,
3 subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair, het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair, het misdrijf:
aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren, terwijl het feit wordt begaan jegens een anderszins aan de zorg, waakzaamheid of opleiding van diegene toevertrouwd kind en jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie, meermalen gepleegd;
feit 5, het misdrijf:
een visuele weergave van seksuele aard of met een onmiskenbaar seksuele strekking, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 5 (vijf) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering Zwolle zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat behandelen door forensische polikliniek de Tender in Zwolle of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de ernst van deze casus kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [naam 2] , [aangever 2] en [aangever 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet in Zwolle bevindt (bij uitzondering voor gesprekken met de reclassering en de Tender of met toestemming van de reclassering), Hardenberg en Meppel zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- op geen enkele wijze zonder toezicht van volwassenen contact met minderjarigen zoekt. Verdachte vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat volwassen personen hierbij aanwezig zijn. Verdachte is open over zijn contacten die hij heeft vanuit de kerk.
- 1. digitale omgevingen vermijdt waarin hij in aanraking kan komen met kinderpornografisch materiaal;
2. digitale omgevingen vermijdt waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
3. geen gebruik maakt van virtuele machines, versleutelprogramma’s (zoals Bitlocker, Veracrypt) of applicaties die helpen de identiteit te verbergen (zoals een VPN), tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik (zoals voor werk of voor bankzaken);
4. inzicht geeft in de wijze waarop hij de omgevingen genoemd onder 1. en 2. zal vermijden en bespreekt hoe dit verlopen is voor het verstreken deel van de proeftijd.
Het toezicht op de naleving van de onderdelen 1. tot en met 3. beperkt zich tot geautomatiseerde controles van digitale apparaten (zoals computers, smart devices, USB-sticks, SD-kaarten, externe harde schijven) waarop bestanden kunnen worden opgeslagen en/of waarmee internet kan worden benaderd en die verdachte in gebruik heeft. Verdachte werkt mee aan deze controles tijdens (on)aangekondigde huisbezoeken en verschaft toegang tot alle aanwezige digitale apparaten die verdachte in gebruik heeft. Hieronder wordt begrepen het verstrekken van wachtwoorden, codes of andere wijzen van ontgrendeling of ontsluiting zoals vingerafdrukken, die nodig zijn voor toegang. Op verzoek past verdachte de instellingen zodanig aan dat controle mogelijk is. De wijzigingen mogen niet leiden tot definitieve wijzigingen aan het apparaat en worden aan het einde van de controle weer teruggezet.
De controles worden uitgevoerd door de reclassering. Indien en voor zover noodzakelijk mag de reclassering voor ondersteuning op technisch en digitaal gebied een specialist, niet zijnde een opsporingsambtenaar, meenemen. De controles mogen gedurende de gehele proeftijd maximaal drie keer per aantal jaren proeftijd worden uitgevoerd, waarbij de persoonlijke levenssfeer van verdachte zoveel mogelijk wordt
geëerbiedigd. De controles strekken er in het bijzonder niet toe een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 204,57;
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 10.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair) van een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding moet worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een BEM-clausule;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 85 (vijfentachtig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige (€ 10.000,00 immateriële schade) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [slachtoffer 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.
Buiten staat
Mr. B.T.C. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, team Zeden, met nummer KAZOO / ONRBC24063. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 1] van 8 oktober 2024 met bijlage ‘Verslag verbatim studioverhoor van 1 oktober 2024’, pagina 23 tot en met 36.
3.Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verslagen Ambiq’ met bijlage ‘Info [slachtoffer 1] voor de zedenpolitie jan 2025’, pagina 75 en pagina’s 120 tot en met 130.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 24 september 2024 (pagina 5 tot en met 7).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2024 betreffende ‘telefonisch contact’ met getuige [aangever 2] (pagina 11 en 12).
6.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [aangever 2] van 31 maart 2025 (pagina 15).
7.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor getuige [aangever 1] van 18 april 2025 (pagina 148 tot en met 150, 153 en 154).
8.Het proces-verbaal van de zitting van 25 november 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 februari 2025 (pagina 767).
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 februari 2025 (pagina 768).
10.Het proces-verbaal van de zitting van 25 november 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Het proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking in woning van verbalisant [verbalisant 1] van 16 oktober 2024, inclusief de lijst met in beslag genomen goederen als bijlage (pagina 245, 246 en 248); het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 2] van 11 februari 2025, inclusief de lijst met in beslag genomen goederen als bijlage (pagina 254 en 258).
12.Het proces-verbaal van bevindingen ‘Beschrijving KP’ van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 7 februari 2025 (pagina 292 en 293).
13.Het proces-verbaal van bevindingen ‘Diepte onderzoek laptop 844044 ( [code] )’ van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] van 15 juli 2025 (pagina 491 tot en met 494).
14.Het proces-verbaal van de zitting van 25 november 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.