ECLI:NL:RBOVE:2025:7101

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
08/382640-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk. De man heeft zonder toestemming seksuele handelingen verricht bij een 15-jarig slachtoffer. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2025, waar de officier van justitie de vordering indiende en de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waaronder Snap-berichten van de verdachte en verklaringen van getuigen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd, en legde een straf op die rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en de impact van het feit op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/382640-24 (P)
Datum vonnis: 9 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. J. D. Groenendijk, advocaat in Zoetermeer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2024 te [woonplaats], met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het
- in haar vagina brengen van een of meerdere van zijn vinger(s),
- in haar (pyjama)broek en/of slip brengen van zijn hand en/of vinger(s),
- tegen haar vagina en/of schaamstreek wrijven en/of duwen met zijn penis en/of
- betasten van haar vagina, schaamstreek, bil(len) en/of heup;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2024 te [woonplaats], met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- in haar (pyjama)broek en/of slip brengen van zijn hand en/of vinger(s),
- tegen haar vagina en/of schaamstreek wrijven en/of duwen met zijn penis en/of
- betasten van haar vagina, schaamstreek, bil(len) en/of heup.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir - op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en wordt voldoende ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnota - vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. Niet bewezen kan worden dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] is niet betrouwbaar, omdat zij niet consistent heeft verklaard over het binnendringen met de vingers in haar vagina. Ook is er onvoldoende steunbewijs. Verdachte moet partieel worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde voor zover het gaat om het tweede gedachtestreepje.
Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte en [slachtoffer] zijn bevriend. Op 1 maart 2024 komt verdachte bij [slachtoffer] thuis in [woonplaats] op bezoek en blijft bij haar logeren. Verdachte slaapt, met toestemming van [slachtoffer] , bij haar in bed. Verdachte en [slachtoffer] liggen allebei op hun linkerzij. Op enig moment raakt verdachte [slachtoffer] , zonder toestemming, aan. De volgende dag gaat verdachte, na het wakker worden, naar de winkel. Als hij terugkomt in de woning, is [slachtoffer] overstuur en aan het huilen. Verdachte en [slachtoffer] praten met elkaar over de afgelopen nacht. Verdachte verlaat de woning en gaat naar het station, waar de politie - die inmiddels door [slachtoffer] is gebeld - hem treft.
Het bewijskader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat is ook in deze zaak het geval.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van aangeefster onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De vraag of aan dit zogenaamde bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Deze maatstaf moet worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is.
De bewijsoverwegingen
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte over wat precies gebeurd is, lopen uiteen.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft, toen de politie hem trof op station [woonplaats], verklaard dat hij aan de heup en het been van [slachtoffer] heeft gezeten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] ook bij haar vagina heeft aangeraakt, nadat zijn hand van haar heup via haar been naar haar bil was gegleden. Toen hij voelde dat zij vochtig was, realiseerde hij zich dat zijn hand zich bij haar vagina bevond en trok hij zijn hand weg. Verdachte ontkent dat hij met zijn vinger(s) bij [slachtoffer] binnen is gedrongen. Ook ontkent hij dat hij met zijn penis tegen (de vagina van) [slachtoffer] aan heeft gewreven of geduwd.
De verklaring van [slachtoffer]
heeft op een aantal momenten een verklaring afgelegd bij de politie. In de ochtend van 2 maart 2025, na de melding, heeft zij de politie bij haar thuis gesproken.
Op 5 maart 2025 heeft een informatief gesprek zeden plaatsgevonden en op 18 maart 2025 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan waarna zij is gehoord.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij al lange tijd een vriendschappelijke relatie heeft met verdachte die in [plaats] woont. Verdachte was op 1 maart 2024 naar haar toe gekomen en zou blijven logeren. Omdat er geen logeerbed was, was (bij in) het tweepersoonsbed van [slachtoffer] de enige plek waar verdachte kon slapen. Zij zijn tussen half twee en twee uur naar bed gegaan. [slachtoffer] droeg een kort pyjamabroekje, een string, een sport-bh en een pyjamabloesje. [slachtoffer] is op haar linkerzij in slaap gevallen. Zij werd wakker van een hand die op haar rechterzij lag. Die hand ging vervolgens naar haar billen en via de onderkant van haar borsten naar beneden, tussen haar bovenbenen door. Haar kleding was makkelijk opzij te schuiven. Zij voelde dat verdachte met zijn vinger ging voelen, ter hoogte van haar clitoris. Ook voelde zij dat hij met zijn penis ging wrijven tegen haar vagina. Eerst voelde ze namelijk het stofje van zijn onderbroek tegen haar aan en vervolgens voelde ze iets hards, stugger en minder glad dan het ondergoed, groter dan een vinger. Zijn penis kwam niet verder, omdat hij er niet in kwam. Zij voelde dat hij met zijn vinger een paar keer in en uit haar vagina ging. Op een gegeven moment stopte het. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze al die tijd heeft gedaan alsof zij sliep. De volgende ochtend heeft verdachte na het opstaan gezegd dat hij nooit zonder toestemming aan een meisje zou zitten. Verdachte is vervolgens naar de winkel gegaan. Toen heeft [slachtoffer] haar moeder op de hoogte gebracht van wat er was gebeurd. Na terugkomst in de woning heeft er en een confrontatie plaatsgevonden met verdachte. Verdachte heeft daarna de woning verlaten.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en als (uitgangspunt) voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] op essentiële onderdelen, zowel als het gaat over de handelingen als over de omstandigheden, met elkaar overeen komen. Zij beschrijft in alle gesprekken met de politie consistent en gedetailleerd dezelfde handelingen: dat de hand van verdachte via de achterkant naar haar vagina was gegaan, dat verdachte met zijn vinger in haar vagina duwde, dat zij zijn penis (eerst via het stofje van zijn onderbroek en daarna zonder ondergoed) tegen haar aanvoelde en dat hij probeerde met zijn penis in haar vagina te gaan maar dat dat niet lukte. De beschrijvingen van die handelingen, bijvoorbeeld over wat ze voelde toen zijn penis tegen haar aan kwam, hoe lang zijn vinger(s) in haar vagina zijn geweest maken haar verklaring authentiek. Datzelfde geldt ook voor haar beschrijving over wat er niet gebeurd is, namelijk dat hij probeerde met zijn penis bij haar naar binnen te gaan maar dat dat niet lukte.
Dat het detailniveau van de beschrijvingen in het eerste gesprek anders is dan bij de aangifte, hangt samen met het karakter van die verschillende gesprekken. Het feit dat [slachtoffer] in het eerste meldingsgesprek zegt dat verdachte met zijn vingers in haar vagina ‘probeerde’ naar binnen te dringen, dat zij bij het informatieve gesprek spreekt van een of twee vingers in haar vagina en bij de aangifte over één vinger in haar vagina die een paar keer er in en er uit ging maakt haar verklaringen in dat licht bezien niet onbetrouwbaar.
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Deze ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen, in dit geval de specifieke ontuchtige handelingen, van de tenlastelegging. Het is genoeg dat de verklaring van [slachtoffer] op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, mits die uit een andere bron komen dan van [slachtoffer] .
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer] ook bij haar vagina heeft aangeraakt, nadat zijn hand van haar heup via haar been naar haar bil was gegleden. Toen hij iets vochtig voelde, realiseerde hij zich dat zijn hand zich bij haar vagina bevond en trok hij zijn hand weg.
Snap-berichten
Het dossier bevat Snap-berichten, gericht aan gezamenlijke vrienden van verdachte en [slachtoffer] , te weten naar vriend [naam] en vriendin en getuige [getuige]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze berichten door hem zijn verstuurd. De berichten gaan over wat er tussen verdachte en [slachtoffer] is gebeurd. Zo schrijft verdachte dat ‘ik weet wat ik heb gedaan maar ik heb zeker niet geneukt’ (..) ‘zekker niet en zal ik niet doen en helemaal niet als ze kkr slaap’ (…) ‘aanraken ja maar ho tot waar dat word dan gezegd maar niet hoelang want wist zelf dat ik toen fout dat met me hand’ (…) ‘ik weet zat fout maar verkracht nee’ (…) ‘hoop dat ze wel weet dat dat niet echt zo me bedoeling was en helemaal niet om haar zo te laten voelen en ik snap ze boos mag ze ook echt zijn de tijd zal me straf zetten voor AANRAKEN! WANT IK ZAL HAAR NOOIT ZMR VERKRACHTEN’ en ‘ik was daar dronken en weet ks geen goede antwoord voor wat er is gebeurd’ en ‘die shit is niet bebeurt’ (…) ‘ben daar niet geweest wel me dick’.
De verklaring van getuige [getuige]
Getuige [getuige] (hierna: [getuige]), een vriendin van [slachtoffer] , heeft verklaard zij wist dat verdachte die bewuste avond bij [slachtoffer] zou komen. [slachtoffer] heeft haar de volgende ochtend in paniek via Snap gebeld. [slachtoffer] was van slag en ze huilde. Ze zei dat ze aan het slapen was en dat verdachte bij haar in bed lag. Ze voelde dat hij met haar hand bij haar broekje zat en dat ze voelde dat er iets in haar ging een beetje. Ze zei dat ze eerst dacht zijn vinger en dat ze ook het gevoel dat hij met zijn piemel aan haar had gezeten.
[getuige] heeft verdachte een bericht gestuurd en toen heeft verdachte [getuige] gebeld. Verdachte heeft toen tegen [getuige] gezegd dat hij zei dat hij bij [slachtoffer] in bed lag, dat hij haar had aangeraakt, dat hij dacht dat zij dat wilde en dat hij haar geen pijn wilde doen. Hij vroeg ook of [slachtoffer] aangifte had gedaan, waarop [getuige] dat bevestigde.
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de Snap-berichten en de verklaring van [getuige]. De rechtbank is ook van oordeel dat de verklaring van verdachte ter zitting als steunbewijs kan gelden.
Voornoemd steunbewijs sluit aan bij de handelingen en ook de seksuele context zoals die door [slachtoffer] zijn beschreven en niet bij het door verdachte gesuggereerde scenario dat hij per ongeluk met zijn hand langs de vagina van aangeefster gleed.
Eindconclusie
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en ook in voldoende mate en op specifieke punten wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal dat afkomstig is van een andere bron dan van [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] staat daarmee niet op zichzelf, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, en daarmee het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2024 te [woonplaats], met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het
- in haar vagina brengen van
een of meerdere vanzijn vinger
(s),- in haar (pyjama)broek en
/ofslip brengen van zijn hand en
/ofvinger
(s
),
- tegen haar vagina en
/ofschaamstreek wrijven en/
ofduwen met zijn penis en
/of- betasten van haar vagina, schaamstreek, bil(len) en
/ofheup.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair: het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om, in navolging van het reclasseringsadvies, het volwassenenstrafrecht toe te passen. Aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast moet aan verdachte een taakstraf voor de duur van 150 uren worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om toepassing van het adolescentenstrafrecht. Een pedagogische aanpak is – gelet op het verstandelijk beperkte niveau van verdachte – haalbaar en er zijn er geen contra-indicaties ten aanzien van die toepassing.
Als desondanks het volwassenenstrafrecht wordt toegepast dan wordt verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een onvoorwaardelijke taakstraf met zo nodig een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
- De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zonder toestemming seksuele handelingen verricht bij [slachtoffer] , waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Hiermee heeft verdachte grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem had als goede vriend. [slachtoffer] is in haar eigen bed, bij uitstek een plek waar zij zich veilig moet voelen, overvallen door de seksuele handelingen van verdachte. Verdachte heeft daarbij enkel zijn eigen behoeften vooropgesteld en heeft geen oog gehad voor de grenzen van [slachtoffer] . Dit alles heeft, nog steeds, veel impact op [slachtoffer] zoals zij ook verwoord heeft in haar slachtofferverklaring. Bovendien is het feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik de (psychische) impact daarvan nog jarenlang ervaren.
- De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 november 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door de reclassering op 26 september 2025 en
14 november 2025 opgemaakte adviezen. Samengevat komt hieruit het volgende naar voren. Verdachte woont sinds mei 2023 in een woonvorm voor jongeren met een lichtverstandelijke beperking en gedragsproblemen en dat is een passende plek. Verdachte heeft in zijn leven op veel verschillende plekken en groepen gewoond en heeft veel negatieve jeugdherinneringen. Ook heeft hij een auto-immuunziekte en is hij vaak opgenomen geweest in het ziekenhuis. Onlangs heeft diagnostisch onderzoek plaatsgevonden en daaruit komt in ieder geval naar voren dat sprake is van PTSS. In het verleden is verdachte gediagnosticeerd met ADHD/ADD, maar de vraag is of die diagnose nog steeds geldt. Verdachte is geadviseerd om zich op zijn emotionele gezondheid te richten en daarom heeft hij op dit moment geen dagbesteding. De keerzijde daarvan is dat hij doelloosheid ervaart met risico op negatieve gevoelens.
Het contact tussen verdachte en zijn moeder is goed en met zijn vader wisselend. Er zijn geen signalen van middelengebruik, anders dan incidenteel gebruik van alcohol.
Het tenlastegelegde maakt op de reclassering een incidentele indruk binnen de context van het aangrijpen van de gelegenheid, het onvermogen op een juiste manier inschatten van de beleving van aangeefster en onverstandige keuzes zoals het delen van het bed. Verdachte ontvangt op dit moment passende hulpverlening en er is geen noodzaak tot het inzetten van forensische hulpverlening. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte is in staat een werkstraf te volbrengen en vanuit zijn begeleiding wordt dit als meest positieve strafafdoening ervaren, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en kwetsbaarheid. Een gevangenisstraf zou negatieve invloed kunnen hebben op zijn woonplek.
De reclassering heeft, op basis van het wegingskader ASR, geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft sociale, praktische en emotionele steun nodig (en krijgt die ook), maar er zijn onvoldoende signalen dat verdachte niet handelingsvaardig is en dat is doorslaggevend.
- De op te leggen straf
Adolescentenstrafrecht (ASR)
Verdachte was achttien jaar tijdens het plegen van het feit. Uitgangspunt is dat volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Artikel 77c Sr biedt, als uitzondering op de regel, de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen als de rechter daarvoor redenen ziet in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank ziet, mede op basis van het advies van de reclassering, geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Hoewel verdachte hulp en ondersteuning nodig heeft bij het zelfstandig worden en blijven, is er geen pedagogische beïnvloeding meer mogelijk. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat verdachte al lange tijd uit zijn gezinssituatie is en in verschillende woongroepen – met de daarbij behorende pedagogische klimaten – heeft gewoond.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstaf en een taakstraf. De rechtbank weegt daarbij in het bijzonder mee dat het leeftijdsverschil tussen verdachte (toen achttien jaar) en [slachtoffer] (toen vijftien jaar) beperkt was en zij allebei jong waren. Daarbij komt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en kwetsbaar is. Hij heeft een belaste en instabiele jeugd gehad en op veel verschillende woongroepen gewoond. Ook is verdachte first offender. Momenteel woont hij in een woongroep voor jongeren met een licht verstandelijke beperking waar altijd begeleiding aanwezig is. Verdachte zit hier op zijn plek en hij krijgt passende hulpverlening. Een gevangenisstraf zou dit kunnen doorkruisen, zo blijkt uit het reclasseringsrapport van 14 november 2025, en dat acht de rechtbank, alles afwegende, ongewenst.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. De op te leggen taakstraf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat aan verdachte een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
178 (honderdachtenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Piksen, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het digitale dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL06002024098355. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 november 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] ook bij haar vagina heeft aangeraakt, nadat zijn hand van haar heup was gegleden. Toen hij iets vochtigs voelde, realiseerde hij zich dat zijn hand zich bij haar vagina bevond en trok hij zijn hand weg. Mijn hand gleed van haar heup via haar been naar haar bil en langs haar vagina. Ik gleed met mijn vingers langs/over haar vagina. Het was een beetje vochtig. Mijn vingers waren onder haar ondergoed.
De Snap-berichten die in het dossier zitten heb ik verzonden.

2. Het proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2024, pagina’s 16 t/m 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik, verbalisant, vertelde tegen [verdachte] waarom hij door ons was staande gehouden en ik heb hem gevraagd wat er was gebeurd. Wij, verbalisanten, hoorden vervolgens dat [verdachte] zei dat hij de avond van vrijdag op zaterdag bij een meisje in
[woonplaats] was blijven slapen. Wij hoorden [verdachte] zeggen hij bij het meisje aan haar heup en haar been heeft gezeten.

3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 18 maart 2024, pagina’s 22 t/m 32, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Pleegdatum/tijd : tussen 2 maart 2024 om 13:58 (de rechtbank begrijpt: 1.58) uur en 2 maart 2024 om 15:22 uur
Aangever
Achternaam : [slachtoffer]
Voornaam : [slachtoffer]
Geboren : [geboortedatum 2] 2008
Plaats : [woonplaats]
V: Tegen wie doe jij aangifte?
A: [verdachte] .
We zijn samen in mijn bed gaan liggen. Ik voelde toen een hand op mijn rechterzij. Ik
lag toen op mijn linkerzij. Die hand ging steeds meer naar achter en toen lag die in eens op mijn kont. Toen voelde ik die hand weer naar beneden gaan. Ik voelde een hand tegen mijn slaapbroekje aan. Vervolgens ging hij met zijn hand tussen mij bovenbenen door en ging hij met zijn vinger een beetje voelen, ter hoogte van mijn clitoris. Ik voelde daarna dat hij met zijn penis ging wrijven tegen mijn vagina. Verder kwam hij ook niet omdat hij er niet in kwam. Daarna ging hij met zijn vinger in mijn vagina een paar keer er in en er uit.
Ik had een kort satijnen broekje aan met een pyjama bloesje. Daar onder had ik een
sport bh en een string aan.
V: Je vertelde ook iets over dat hij zijn piemel uit zijn broek haalde. Vertel daar eens alles over?
A: Eerst voelde ik een stofje van zijn onderbroek tegen mij aan. Ik voelde wel iets
hard in zijn onderbroek. Ik voelde in één keer iets stugger. Een stofje voelt glad en zijn penis voelde minder glad, zeg maar droog.
V: Waar kwam die penis tegen aan?
A: Ik voelde zijn penis tegen mijn vagina. Het broekje is van satijn en dat schuif je
zo op zij en een string is helemaal iets smals dus dat kan je zo opzij schuiven en
dan kan je er bij.
V: Hoe lang is hij met zijn vinger in jouw vagina geweest?
A: Een minuutje of twee. Niet heel lang. Het voelde wel lang, maar het was niet lang.

4. Het proces-verbaal van bevindingen fotobijlage van 23 april 2024, pagina’s 34 t/m 37 en 39 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]

5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 27 juni 2024, pagina’s 47 t/m 53 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik wist dat Viandy dat weekend langs zou komen. Ze belde mij en ze was helemaal in paniek en ze heeft uitgelegd wat er was gebeurd. Ze vertelde dat ze aan het slapen was en dat [verdachte] bij haar in bed lag.
V: Wanneer heeft zij dit aan jou verteld?
A: De dag erna in de ochtend rond een uur of 10 a 11 uur s ochtends, Via snap belde ze mij.
Ze was van slag en ze huilde.
Ze zei dat ze voelde dat hij met haar hand bij haar broekje zat en dat ze voelde dat er iets in haar ging een beetje. Ze zei dat ze eerst dacht zijn vinger.
V: Heeft ze daar verder nog iets over gezegd?
A: Ja dat ze ook het gevoel had dat hij met zijn piemel aan haar had gezeten.
Nadat dit is voorgevallen heb ik hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) een bericht gestuurd en toen belde hij mij en toen sprak ik hem alleen zonder [slachtoffer] erbij. Hij zei dat hij bij [slachtoffer] in bed lag en dat hij haar had aangeraakt en dat hij dacht dat [slachtoffer] dat wilde en dat hij haar geen pijn wilde doen. Hij vroeg mij wel of [slachtoffer] aangifte had gedaan en daarop zei ik dat [slachtoffer] dat zeker had gedaan.