10.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzet verdachte uit het recht tot de uitoefening van het beroep als hulpverlener en coach in de maatschappelijke zorg, dan wel een soortgelijke functie binnen de sociaal maatschappelijke dienstverlening/sociaal maatschappelijke hulpverlening, voor de duur van
5 jaren;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3(
drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1988 in [geboorteplaats 2];
- beveelt dat verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet in de wijk [adres], gelegen in [plaats] mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
2 (twee) wekenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 11.072,70 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer]: van een bedrag van € 11.072,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.072,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 90 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.