ECLI:NL:RBOVE:2025:7273

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
08.196412.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van bestuurder mobiele graafmachine

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 november 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Haaksbergen. De verdachte, bestuurder van een mobiele graafmachine, is schuldig bevonden aan het veroorzaken van een ongeval waarbij een fietsster, genaamd [slachtoffer], om het leven is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor hij niet in staat was om tijdig te anticiperen op de aanwezigheid van de fietsster. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels overgenomen en de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, terwijl hij van andere tenlasteleggingen is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.196412.24 (P)
Datum vonnis: 11 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 november 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Geerdink, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [naam] namens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) en de andere nabestaanden van [slachtoffer] voorgedragen verklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 november 2023 als bestuurder van een voertuig (mobiele graafmachine)
primairzodanig onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] om het leven is gekomen,
subsidiairgevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd,
meer subsidiairniet in staat was zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 november 2023 te Haaksbergen als bestuurder van een voertuig (mobiele machine), daarmee rijdende op de weg, de Molenstraat, op de kruising met de Zeedijk, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte het voertuig beroepsmatig bestuurde en/of
terwijl verdachte ter plaatse bekend was en/of
terwijl het zicht door de voorruit van de mobiele machine naar de rechterzijde in ernstige mate, althans in enige mate, werd belemmerd door de giek, de grondbak, de rechter A-stijl en/of de hydraulische cilinders van de giek van de mobiele machine,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg (de Molenstraat) vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (mobiele machine) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Molenstraat) kon overzien en waarover deze vrij was, waarna of (mede)waardoor een aan danwel overrijding plaatsvond tussen het door hem bestuurde voertuig en danwel van een zich op de - gezien de rijrichting van verdachte - aan de rechterzijde van die weg (de Molenstraat) bevindende fietsster, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2023 te Haaksbergen als bestuurder van een voertuig (mobiele machine), daarmee rijdende op de weg, de Molenstraat, op de kruising met de Zeedijk, terwijl verdachte het voertuig beroepsmatig bestuurde en/of terwijl verdachte ter plaatse bekend was en/of terwijl het zicht door de voorruit van de mobiele machine naar de rechterzijde in ernstige mate, althans in enige mate, werd belemmerd door de giek, de grondbak, de rechter A-stijl en/of de hydraulische cilinders van de giek van de mobiele
machine,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg (de Molenstraat) vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (mobiele machine) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Molenstraat) kon overzien en
waarover deze vrij was, waarna of (mede)waardoor een aan danwel overrijding plaatsvond tussen het door hem bestuurde voertuig en danwel van een zich op de - gezien de rijrichting van verdachte - aan de rechterzijde van die weg (de Molenstraat) bevindende fietsster, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2023 te Haaksbergen als bestuurder van een voertuig (mobiele machine) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Molenstraat, op de kruising met de Zeedijk, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarna of (mede)waardoor een aan danwel overrijding plaatsvond tussen het door hem bestuurde voertuig en danwel van een zich op de - gezien de rijrichting van
verdachte - aan de rechterzijde van die weg (de Molenstraat) bevindende fietsster;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gereden, waardoor sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Door het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden is [slachtoffer] om het leven gekomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van een noodlottige gebeurtenis. In de door verdachte gehanteerde positie van de giek kan op geen enkele wijze enig strafrechtelijk te maken verwijt worden gevonden. Verdachte heeft niet zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gereden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zeer rustig heeft gereden en zich hield aan de overige verkeersregels, zodat hij ook hiervan vrijgesproken dient te worden. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt dan heeft verdachte alle maatregelen genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd om gevaar of hinder op de weg te voorkomen. Er is sprake van afwezigheid van alle schuld en verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte in staat was om het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 november 2023 vond op de Molenstraat gelegen binnen de bebouwde kom van Haaksbergen een verkeersongeval plaats waarbij verdachte als bestuurder van een mobiele graafmachine en [slachtoffer] als bestuurster van een fiets betrokken waren. [slachtoffer] is ten gevolge van het ongeval overleden.
De Molenstraat bestaat uit een rijbaan bestemd voor verkeer in beide richtingen. Gezien vanuit de rijrichting van zowel [slachtoffer] als verdachte, zijn aan de rechterzijde parkeervakken gesitueerd. Op de plaats van het verkeersongeval heeft de Molenstraat een recht wegverloop. Ter hoogte van het verkeersongeval is een T-kruising gesitueerd. De kruisende weg, Zeedijk, is een voorrangsweg. Voor bestuurders die de Zeedijk over de Molenstraat naderden werd dit door middel van borden en haaientanden op het wegdek kenbaar gemaakt. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 30 kilometer per uur. Er waren geen bijzondere verkeersmaatregelen van toepassing. Tijdens het verkeersongeval was het helder en droog weer. Het zicht werd door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd.
[slachtoffer] fietste over de Molenstraat komende uit de richting van Het Kempke en gaande in de richting van de kruising Molenstraat/Zeedijk. Bij de kruising bracht [slachtoffer] haar fiets tot stilstand en stapte zij af. Vervolgens stond [slachtoffer] ongeveer 15 seconden stil om het verkeer dat op de Zeedijk reed voorrang te verlenen. Verdachte reed met de mobiele graafmachine over de Molenstraat komende uit de richting van Het Kempke en gaande in de richting van de kruising Molenstraat/Zeedijk. Gekomen bij de kruising zag verdachte niet dat [slachtoffer] met haar fiets stil stond bij de kruising. Verdachte botste met de mobiele graafmachine tegen de stilstaande [slachtoffer] aan. [slachtoffer] kwam hierbij met haar fiets ten val en verdachte reed vervolgens met zijn mobiele graafmachine over [slachtoffer] heen om rechtsaf te slaan om de Zeedijk op te rijden. Verdachte bracht zijn mobiele graafmachine tot stilstand en reed vervolgens een stuk achteruit. Hierdoor reed hij opnieuw over het lichaam van [slachtoffer]. Verdachte bracht vervolgens zijn mobiele graafmachine opnieuw tot stilstand.
Zowel de mobiele graafmachine als de fiets verkeerden in voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel konden leiden tot of die van invloed konden zijn op het ontstaan van het ongeval.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij ter plaatse bekend is en daar vaker met de mobiele graafmachine heeft gereden. Hij moest daar goed opletten want de Molenstraat is vrij smal met geparkeerde auto’s en de mobiele graafmachine kan er net tussendoor. Verdachte had een schuine zitpositie aangenomen en keek langs de giek waardoor hij volledig zicht had over de hele Molenstraat en de kruising goed kon overzien. Verdachte heeft [slachtoffer] op geen enkel moment zien staan voor de kruising toen hij over de Molenstraat reed.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW 1994
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot dat oordeel te komen moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid van verdachte. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een voertuig in zijn algemeenheid een bijzondere zorgplicht tot voorzichtigheid en oplettendheid voor de bestuurder meebrengt. Dit vergt van een bestuurder van een voertuig op de openbare weg onder meer dat hij voortdurend alert is, anticipeert op komende verkeerssituaties en adequaat zijn voertuig bestuurt.
Verdachte bestuurde een mobiele graafmachine. Bij een botsing of aanrijding met een dergelijk voertuig lopen andere verkeersdeelnemers naar algemene ervaringsregels een groter gevaar dan bij een botsing of aanrijding met een personenauto, alleen al vanwege de omvang en het gewicht van de mobiele graafmachine. Verdachte had hier, nog meer dan andere bestuurders, rekening mee moeten houden. Daarnaast bestuurde verdachte de mobiele graafmachine beroepsmatig, waardoor op hem een nog grotere verantwoordelijkheid rustte om voorzichtig op te treden in verkeerssituaties om te voorkomen dat andere verkeersdeelnemers in gevaar komen. Een dergelijke verantwoordelijkheid en een bovengemiddelde voorzichtig- en alertheid mag van hem gelet op zijn beroep ook verwacht worden.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld dat de Molenstraat een nagenoeg rechte weg is met vrij uitzicht over een grotere afstand. Verdachte had naar eigen zeggen gedurende 90 meter vol zicht op de hele weg. Hij had zijn zitpositie aangepast en keek langs de giek, omdat hij wist dat er door de giek altijd een dode hoek is. Hij reed niet harder dan 20 kilometer per uur en was bekend met de (drukke) verkeerssituatie ter plaatse. Gelet op het verloop van de Molenstraat, de overzichtelijkheid van de weg en de verklaring van verdachte dat hij constant volledig zicht had over de Molenstraat en de kruising, moet [slachtoffer] op verschillende afstanden zichtbaar voor hem zijn geweest. Verdachte heeft zich echter niet of onvoldoende ervan vergewist dat de door hem bereden weg (de Molenstraat) vrij was van enig verkeer aangezien hij [slachtoffer] niet heeft gezien terwijl zij geruime tijd stil stond voor de kruising toen hij kwam aanrijden. [slachtoffer] stond al geruime tijd stil voor de kruising toen verdachte kwam aanrijden. Verdachte heeft haar dus over een langere afstand gedurende een gedurende een langere periode in het geheel niet opgemerkt. Gelet hierop kan niet gesproken worden van een kortdurende (momentane), onvoorzichtigheid of onoplettendheid, waardoor de schuld zou moeten komen te ontbreken, zoals de verdediging stelt.
Verdachte is blijkens de bewijsmiddelen met onverminderde snelheid de kruising genaderd en opgereden. De rechtbank is van oordeel dat dit gelet op de omstandigheden ter plaatse en de machine waarin hij reed niet passend was en dat hij zijn snelheid had moeten aanpassen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte reed in een grote zware graafmachine. Verdachte is beroepschauffeur en goed bekend met de eigenschappen van het voertuig waarin hij reed. Hij was zich ook bewust van de dode hoek die altijd aanwezig is. Dit noopt tot extra voorzichtigheid. Verdachte was ook bekend met de (drukke) verkeerssituatie ter plaatse en het feit dat zich op de kruisende Zeedijk een fietspad bevond en dat dit het eerste weggedeelte zou zijn dat hij opreed vanaf de Molenstraat. Verdachte had zich daarmee bewust moeten zijn van de mogelijke aanwezigheid van kwetsbare verkeersdeelnemers ter plaatse. Door met de graafmachine met de hiervoor beschreven eigenschappen met onverminderde snelheid de kruising op te rijden, heeft verdachte onvoldoende tijd genomen om de verkeerssituatie goed en volledig te kunnen overzien en zijn voertuig indien nodig tijdig tot stilstand te brengen. Verdachte heeft daarmee een onaanvaardbaar risico genomen dat hij (kwetsbare) verkeersdeelnemers over het hoofd zou zien. Dit risico heeft zich ook verwezenlijkt. Verdachte is in botsing gekomen met de aan de rechterzijde van de weg met haar fiets stilstaande [slachtoffer]. Zij is hierdoor ter plaatse aan haar verwondingen overleden.
Dat verdachte, zoals de verdediging stelt, niet heel hard reed, maakt dit niet anders. Gelet op de verkeerssituatie ter plaatse en de eigenschappen van zijn voertuig, had hij zijn snelheid moeten minderen bij het naderen en oprijden van de kruising.
Het geheel aan gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Zichtbelemmering door de giek, de grondbak, de rechter A-stijl en/of de hydraulische cilinders van de giek van de mobiele machine
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging:
“terwijl het zicht door de voorruit van de mobiele machine naar de rechterzijde in ernstige mate, althans in enige mate, werd belemmerd door de giek, de grondbak, de rechter A-stijl en/of de hydraulische cilinders van de giek van de mobiele machine”.De rechtbank is van oordeel dat in het forensisch onderzoek met betrekking tot de stand van de giek ten tijde van het rijden relevante informatie ontbreekt. Zo blijkt niet dat er bij de beoordeling van het zicht van verdachte vanuit de cabine rekening is gehouden met de mogelijke zithouding van verdachte, de hoogte van de stoel en de lengte van de bestuurder. De rechtbank stelt vast dat deze relevante factoren onvoldoende zijn onderzocht. Nu deze factoren van invloed kunnen zijn op het zichtveld van de bestuurder, kan het forensisch onderzoek, mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij zijn zithouding aanpaste om optimaal zicht te krijgen, niet de conclusie dragen dat het zicht van verdachte in ernstige mate, dan wel in enige mate, werd belemmerd door de giek, de grondbak, de rechter A-stijl en/of de hydraulische cilinders van de giek van de mobiele machine.
Conclusie
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 november 2023 te Haaksbergen als bestuurder van een voertuig (mobiele machine), daarmee rijdende op de weg, de Molenstraat, op de kruising met de Zeedijk, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte het voertuig beroepsmatig bestuurde en
terwijl verdachte ter plaatse bekend was
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist heeft of de door hem bereden weg (de Molenstraat) vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (mobiele machine) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Molenstraat) kon overzien en waarover deze vrij was, waarna of (mede) waardoor een aanrijding plaatsvond tussen het door hem bestuurde voertuig en een zich op de - gezien de rijrichting van verdachte - aan de rechterzijde van die weg (de Molenstraat) bevindende (stilstaande) fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak/ ontslag van rechtsvervolging, geen straf moet volgen. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt dan dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is first offender en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden. Een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is een passende straf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ongeval met ernstige gevolgen veroorzaakt. Als gevolg daarvan is mevrouw [slachtoffer]. Hoewel verdachte dit niet heeft gewild en zich bij de politie en ook ter terechtzitting zeer aangedaan heeft getoond over het ongeval, zijn het ongeval en de tragische gevolgen ervan wel aan zijn schuld te wijten. Met het overlijden van mevrouw [slachtoffer], een vitale vrouw die midden in het leven stond, moeder en grootmoeder, is aan haar nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Ter terechtzitting heeft de zoon van mevrouw [slachtoffer] het verdriet over het (plotselinge) verlies en het gemis van haar op indringende wijze onder woorden gebracht.
De rechtbank realiseert zich dat het in deze zaak onmogelijk is om een straf op te leggen die recht doet aan het leed van de nabestaanden. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door het verlies veroorzaakte intense leed nooit ongedaan kunnen maken.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft er blijk van gegeven dat het ongeval en in het bijzonder de gevolgen daarvan hem erg aangrijpen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het met aanmerkelijke schuld veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop is een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van een jaar.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de gevolgen die het feit teweeg heeft gebracht en het voornoemde oriëntatiepunt acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, het opleggen van een taakstraf van 240 uur passend. De rechtbank zal daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar opleggen. De rechtbank ziet aanleiding om dat in geheel voorwaardelijke vorm te doen en daaraan een proeftijd te verbinden van twee jaar. Dat is enerzijds vanwege het langere tijdsverloop van de strafzaak, waardoor ook verdachte lange tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren en anderzijds vanwege het feit dat verdachte voor zijn werk als kraanmachinist afhankelijk is van zijn rijbewijs. Een langdurige onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou hem dan ook onevenredig hard treffen. De rechtbank betrekt in haar overwegingen tot verder dat verdachte een zeer ervaren bestuurder is, een lange carrière als beroepschauffeur achter de rug heeft en nooit eerder in verband met verkeersovertredingen met justitie in aanraking is geweest. Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat het onderhavige feit ook een traumatische ervaring voor verdachte is geweest die de nodige impact heeft gehad op hem en zijn gezin. Het is de rechtbank niet ontgaan dat het noodlottige ongeval verdachte nog altijd erg aangrijpt.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
-bepaalt dat deze ontzegging
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2025.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023532936. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 november 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 17 november 2023 reed ik in een mobiele graafmachine over de Molenstraat in Haaksbergen. Ik ben ter plaatse bekend en heb daar vaker met de mobiele graafmachine gereden. Toen ik op de Molenstraat reed moest ik goed opletten want de weg is vrij smal met geparkeerde auto’s en de mobiele graafmachine past er net tussendoor. Ik had een schuine zitpositie aangenomen en keek langs de giek waardoor ik volledig zicht had vanaf 90 meter over de Molenstraat. Door de giek is er een dode hoek. Ik heb [slachtoffer] op geen enkel moment zien staan voor de kruising.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], van 10 juni 2024, pagina 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisant:
Ik zag ter hoogte van afspeeltijd 06.15 een persoon aankomen fietsen in de rechterkant van het beeld. Ik zag dat deze persoon ter hoogte van afspeeltijd 06.20 tot stilstand komt voor de haaientanden van de voorrangsweg. Ik zag dat deze persoon van de fiets afstapte en naast de fiets stond.​​​​​​​ Ik zag dat deze persoon aan het wachten was met een been op de linker trapper van de fiets. Ik zag ter hoogte van afspeeltijd 06.35 vanuit dezelfde richting als de fietser kwam, een mobiele graafmachine aankomen rijden. Ik zag dat de bak ter hoogte van de wielen hing. Ik zag dat de mobiele graafmachine geen snelheid minderde en rechtsaf de weg op reed. Ik zag dat hij met zijn rechterwielen over de persoon met de fiets reed. Ik zag dat de persoon met de fiets ten val kwam en dat de wielen van de mobiele graafmachine over het lichaam reden. Ik zag dat de mobiele graafmachine tot stilstand kwam terwijl het lichaam van de fietsen nog onder het rechter achterwiel lag. Ik zag dat de mobiele graafmachine vervolgens een klein stukje achteruit reed. Ik zag dat de mobiele graafmachine vervolgens circa 2 meter vooruit reed.
3.
Het proces-verbaal FO verkeer Forensisch onderzoek plaats delict, met bijlagen, van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], van 10 maart 2024, pagina’s 36 t/m 91, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisanten:
1.2
Aanleiding onderzoek
Op vrijdag 17 november 2023, omstreeks 16:15 uur, had op de Molenstraat, gelegen binnen de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Haaksbergen, in de gemeente Haaksbergen een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een mobiele machine een fietsster. Bij dit verkeersongeval is de fietsster ter plaatse overleden.
2.1 Wegsituatie
Wij zagen dat de Molenstraat:
bestond uit 1 rijbaan bestemd voor verkeer in beide richtingen;
op de plaats van het verkeersongeval een recht wegverloop had;
gezien vanuit de rijrichting van beide betrokkenen, aan de rechter zijde parkeervakken waren
gesitueerd;
ter hoogte van het verkeersongeval een T-kruising gesitueerd was.​​​​​​​
2.2.1 Reguliere verkeersmaatregelen
Wij zagen het volgende:
de Molenstraat was voor een het openbaar verkeer openstaande weg de maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 30 km/u als gevolg van verkeersbord Al-30zb van bijlage 1 van het RVV 1990. Onderstaand bord stond ter hoogte van kruising gevormd door de wegen Molenstraat/Irenesingel/W.H. Jordaansingel; (….)
de Zeedijk was door middel van borden conform model BI van bijlage 1 van het RVV 1990
aangeduid als voorrangsweg; (….)
voor bestuurders die de Zeedijk over de Molenstraat naderden werd dit door middel van borden conform model B6 van bijlage 1 van het RVV 1990 en haaientanden op het wegdek als bedoeld in artikel 80 van het RVV 1990 kenbaar gemaakt;
2.6 Zicht
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd.
4.1 Mobiele machine
4.1.1 Rijproef
Op de plaats van het verkeersongeval accelereerde, stuurde en remde ik, verbalisant [verbalisant 4] met het voertuig. Hierbij zag en voelde ik geen bijzonderheden in relatie tot de technische staat.
5.3.1 Botspositie en botsomgeving
Met gebruikmaking van de camerabeelden en de sporen op de weg, werden de voertuigen gepositioneerd op de posities vlak voor het verkeersongeval. Hierdoor werd duidelijk hoe de voertuigen zich ongeveer ten opzichte van elkaar bevonden op het moment van het verkeersongeval. Hieruit bleek ons dat de fietsster vooraf aan het verkeersongeval stilstond met haar linkervoet op de linker trapper en haar rechter voet op de grond aan de linkerzijde van de fiets. Tevens bleek ons dat de fietsster waarschijnlijk ten val kwam door een contact met de graafbak van de mobiele machine. Wij troffen echter geen sporen aan op de graafbak die wezen op enig contact met de fietsster.
5.4 Interpretatie omgevingsfactoren
Wij zagen dat:
- het verloop van de weg, voorafgaand aan het verkeersongeval, niet van invloed kan zijn geweest op het ontstaan en de toedracht van het verkeersongeval;
- de aanwezige drempel is mogelijk niet van invloed is geweest op het ontstaan en de toedracht van het verkeersongeval;
- de verkeerstekens op het wegdek wel zichtbaar waren voor de betrokken weggebruikers;
- het zicht op de verkeersborden niet gehinderd werd door vaste obstakels in de omgeving.
6.4 Rijproeven​​​​​​​
Ik, verbalisant [verbalisant 4] hoorde van collega [verbalisant 5] dat er met lage een snelheid over de verkeersdrempel gereden diende te worden omdat het voertuig anders teveel stuiterde en oncomfortabel aanvoelde. Door met een lagere snelheid (5 a 10 km per uur) te rijden over de verkeersdrempel werd de maximaal toegestane snelheid niet behaald ter hoogte van het verkeersongeval. De constructiesnelheid van de mobiele machine betrof 30 km/u.
7 Interpretatie bevindingen
Op camerabeelden was zichtbaar hoe de fietsster ongeveer 15 seconden stilstond met haar linkervoet op de linker trapper en haar rechtervoet op de grond. Na deze 15 seconden kwam de mobiele machine aangereden en raakte de fietsster met de graafbak aan de voorzijde. De fietsster viel hierdoor op de grond en werd overreden door de rechter wielen van de mobiele machine.
4.
Een schriftelijk bescheid, te weten een schouwverslag, opgemaakt op 18 november 2023 door drs. [verbalisant 6], forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Cliënt: [slachtoffer]
Overlijdensdatum: 17-11-2023
Conclusie: onnatuurlijk overlijden tgv het overrijden door een kraan