ECLI:NL:RBOVE:2025:7322

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
08.214214.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drie aanslagen met vuurwerk (brand)bommen en voorbereiding van een aanslag op een coffeeshop

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 27-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren en schadevergoeding aan twee slachtoffers. De verdachte was betrokken bij drie aanslagen met vuurwerk (brand)bommen bij woningen en had plannen om een aanslag op een coffeeshop te plegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van deze aanslagen, waarbij levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, forensisch bewijs en communicatie via Signal tussen de verdachte en medeverdachten. De verdachte had instructies gegeven voor het plegen van de aanslagen en had explosieven voorhanden gehad. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten bewezen en legde een zware straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.214214.25 (P)
Datum vonnis: 16 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven en verblijvende in de P.I. [verblijfplaats]
aan de [adres 1]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 december 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Schreudering, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door of namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door mr. M.H.A. Dibbits is aangevoerd en wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en
[slachtoffer 7] door mr. J. Klomp is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich al dan niet samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1 primair:opzettelijk een ontploffing teweeg brengen waardoor er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
feit 1 subsidiair:medeplichtigheid hieraan;
feit 2 primair:opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
feit 2 subsidiair: uitlokking hiervan;
feit 3 primair: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
feit 3 subsidiair: uitlokking hiervan;
feit 4: voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 5: poging om een ander door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk te bewegen om een misdrijf te begaan, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2025 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij en/of tegen de (voor)deur van een woning
gelegen aan de [adres 2] te leggen en/of bevestigen, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woning(en) en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woning(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer perso(o)n(en) op of omstreeks 21 januari 2025 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij en/of tegen de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres 2] te leggen en/of bevestigen, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woning(en) en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van
dat explosief bevonden te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woning(en) te duchten was, tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 21 januari 2025 te Arnhem, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door, aan een of meer (tot op heden onbekend gebleven) anderen, een of meer goederen te weten:
- een jerrycan (met dop) en/of
- ontbrandbare vloeistof en/of
- een stuk (zwaar) vuurwerk, althans één of meer grondstoffen voor/materialen geschikt om een ontploffing teweeg te brengen, ter beschikking te stellen en/of te leveren;
2
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een fles/jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij en/of tegen de (flat)woning gelegen aan de [adres 3] te leggen en/of bevestigen, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woning(en) en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woning(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 22 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een fles/jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij en/of tegen de (flat)woning gelegen aan de [adres 3] te leggen en/of bevestigen, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woning(en) en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woning(en) te duchten was, welk strafbare feit hij, verdachte, op of omstreeks 22 januari 2025 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, instructies gegeven aan [medeverdachte] met betrekking tot het gereed maken en/of plaatsen van het explosief en/of te vragen aan [medeverdachte] naar beeldmateriaal van het explosief en/of [medeverdachte] een beloning in het vooruitzicht gesteld;
3.
hij op of omstreeks 23 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een fles/jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij en/of tegen de (voor)deur van een
woning gelegen aan de [adres 4] te leggen en/of bevestigen, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woning(en) en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woning(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 23 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een fles/jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij en/of tegen de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres 4] te leggen en/of bevestigen, althans in de
dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woning(en) en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woning(en) te duchten was, welk strafbare feit hij, verdachte, op/in of omstreeks de periode van 22 januari 2025 tot en met 23 januari 2025 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij, verdachte,
- een bericht, inhoudende ‘er is vanavond een job in de buurt’ aan die [medeverdachte] verstuurd en/of
- instructies gegeven aan [medeverdachte] met betrekking tot het ophalen van twee cobra’s, althans explosief vuurwerk en/of
- instructies gegeven aan [medeverdachte] met betrekking tot het adres/locatie en/of het tijdstip en/of
- naar beeldmateriaal aan [medeverdachte] gevraagd en/of
- [medeverdachte] een beloning in het vooruitzicht gesteld;
4.
hij op/in of omstreeks de periode van 28 januari 2025 tot en met 29 januari 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen bij/aan coffeeshop [coffeeshop] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is (als bedoeld in art. 157 Sr) opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen, te weten semtex en/of een of meer explosieven, althans één of meer grondstoffen voor) materialen geschikt om een ontploffing teweeg te brengen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven, heeft vervaardigd, heeft ingevoerd, heeft doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 4 februari 2025 te Zwolle, althans in Nederland, heeft gepoogd om
een ander, te weten [medeverdachte] , door giften, beloften of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te bewegen/uit te lokken om een misdrijf, te weten opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is (als bedoeld in art. 157 Sr) te begaan, immers heeft hij, verdachte,
- instructies gegeven aan [medeverdachte] over het zelf plegen van een aanslag en/of
- [medeverdachte] voorzien van het adres [adres 5] en/of
- [medeverdachte] een beloning in het vooruitzicht gesteld.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsman heeft hiertoe ten aanzien van de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte niet degene is geweest die als gebruiker van het Signal-account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ de belastende berichten heeft verstuurd.
Voor zover de rechtbank de verdediging hierin niet volgt heeft de raadsman zich ten aanzien van feit 4 op het standpunt gesteld dat er geen bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat verdachte semtex voorhanden heeft gehad, en dat de chatberichten ten aanzien van feit 5 heel beperkt zijn.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat het DNA materiaal van verdachte dat op een dop is aangetroffen het enige bewijsmiddel is. Aangezien dit een verplaatsbaar object is en sprake is van een DNA mengprofiel dat afkomstig is van minimaal drie personen, kan dit niet tot een bewezenverklaring leiden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) op 17 februari 2025 werd een iPhone 15 Plus [2] in beslag genomen. De data van deze telefoon werd veiliggesteld.
Uit onderzoek van deze telefoon is gebleken dat [medeverdachte] de gebruiker is van deze telefoon en de daaraan gekoppelde accounts, waaronder het Signalaccount ‘ [gebruikersnaam 2] ’ en het daaraan gekoppelde telefoonnummer [telefoonnummer] . [3]
Op de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] zijn een groot aantal Signal berichten aangetroffen van het contact/account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ waarin deze ‘ [gebruikersnaam 1] ’ onder meer opdrachten geeft aan [medeverdachte] om aanslagen te plegen.
Is verdachte gebruiker van het Signal account ‘ [gebruikersnaam 1] ’?
De rechtbank stelt in dit kader het volgende vast. Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres 6] op 14 juli 2025 werd onder meer een iPhone 16 in beslag genomen. [4] Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de gebruiker van deze iPhone 16 is [5] en ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij ook de gebruiker van het account ‘ [gebruikersnaam 3] ’ is. [6] In deze iPhone 16 zijn contactgegevens van [medeverdachte] aangetroffen. [7]
Gebleken is dat [medeverdachte] op 5 februari 2025 driemaal, om 01:59:28 uur, 02:01:31 uur en 02:02:19 uur, (tevergeefs) door het Signalaccount ‘ [gebruikersnaam 1] ’ is gebeld, kennelijk nadat een geschil tussen hen was ontstaan. Gebleken is dat [medeverdachte] gelijk hierna, om 02:03:23 uur en om 02:04:19 uur, tweemaal (opnieuw tevergeefs) door verdachte via het (Instagram)account ‘ [gebruikersnaam 3] ’ is gebeld, dat [medeverdachte] vervolgens om 02:04:51 uur door verdachte op Snapchat is toegevoegd en dat [medeverdachte] toen nogmaals een aantal keren (tevergeefs) door verdachte via Snapchat is gebeld en verdachte hem toen ook Snapchat-berichten heeft gestuurd. [8]
Verder is op de iPhone 16 van verdachte een afbeelding van [slachtoffer 8] (woonachtig aan de [adres 3] ten aanzien van welke woning ‘ [gebruikersnaam 1] ’ opdracht heeft gegeven om daar een aanslag te plegen) aangetroffen die precies hetzelfde is als de afbeelding die op de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] is aangetroffen. [9]
Daarnaast zijn op de iPhone 16 van verdachte vijf video opnames aangetroffen die blijkens de locatiegegevens zijn opgenomen in de lift van de flat waarin [adres 3] is gelegen. Eén van deze video’s is opgenomen op 19 januari 2025. [10] Op 21 januari 2025 heeft [gebruikersnaam 1] aan [medeverdachte] via Signal berichten gestuurd waarin gesproken wordt over een flat. [11]
Verder heeft de politie overeenkomsten geconstateerd tussen de inhoud van de door ‘ [gebruikersnaam 1] ’ verzonden Signal berichten en de uit de iPhone 16 van verdachte blijkende gegevens.
Op 22 januari 2025 stuurt ‘ [gebruikersnaam 1] ’ het volgende Signalbericht aan [medeverdachte] : “
Heb je cc met [naam 1]”. [12] In de iPhone 16 van verdachte werden meerdere contactgegevens van [naam 1] aangetroffen. [13]
Op 3 februari 2025 stuurt ‘ [gebruikersnaam 1] ’ het volgende Signalbericht aan [medeverdachte] : “
Wlleen mijm waggie is garage zit ook in iemand ze waggie”. [14] Op dezelfde dag stuurt verdachte het volgende WhatsApp bericht aan een contact: “
Heb Waggie van effo”.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte in deze periode problemen had met zijn auto. Op 31 januari 2025 is verdachte met zijn auto door de ANWB geholpen [15] en op 6 februari 2025 heeft verdachte met zijn iPhone16 het volgende WhatsApp-bericht gestuurd: “
Nee mijn auto is bij de garage”. [16]
Daarnaast is uit onderzoek van de politie gebleken dat ‘ [gebruikersnaam 1] ’ in zijn Signal berichten specifieke woorden gebruikt waaronder: “motor!, soldaat, ready, nog actief, gefixt/fixt, adje, tellie en [naam 2] ” en is gebleken dat verdachte deze woorden ook in zijn chatberichten gebruikt. [17]
Op 23 januari 2025 om 15:19:37 uur stuurt ‘ [gebruikersnaam 1] ’ het volgende Signalbericht aan [medeverdachte] : “
Blijf [plaats 1] geef k je die pap zo hier”en om 17:06:07:
“Rij nu [plaats 1] in”. [18]
Op 23 januari 2025 om 17:30 uur stuurt verdachte het volgende WhatsApp bericht aan het telefoonnummer van zijn moeder bij wie hij in [plaats 1] woont: “ja en er bijna”. [19]
Het oordeel van de rechtbank:
Gelet op de uit voormelde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de gebruiker van het Signalaccount ‘ [gebruikersnaam 1] ’ is geweest.
Uit de verklaringen van verdachte en uit het onderzoek van de politie is niets naar voren gekomen wat leidt tot een ander oordeel. Bij de politie heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen en ter zitting heeft hij enkel verklaard dat hij niet weet waarom hij [medeverdachte] belt kort nadat ‘ [gebruikersnaam 1] ’ [medeverdachte] meermalen heeft geprobeerd te bellen.
De rechtbank overweegt, dit in aanmerking nemend, op grond van de bewijsmiddelen het volgende.
Feit 2
Op 22 januari 2025 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan van brandstichting aan de woning aan de [adres 3] , gepleegd op 22 januari 2025. Aangeefster heeft verklaard dat zij en haar zoon [slachtoffer 6] in de woning lagen te slapen toen zij een harde knal hoorden. Aangeefster keek door het keukenraam naar buiten en zag toen vlammen op de galerij en bij haar voordeur, en dat er op verschillende plekken op de galerij kleine brandjes waren ontstaan. De buurman heeft de brand geblust. De voordeur was ontzet, het glas van de voordeur was kapot en de voordeur zat onder het roet. [20]
Getuige [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij aan de gang van de galerij sliep, dat hij wakker werd geschud door een harde knal en dat hij bij de voordeur vervolgens allemaal vuur zag. De vlammen kwamen tot aan de helft van de deur. Ook zag hij drie vuurtjes op de galerij en bij de buren. [21]
Op 22 januari 2025 om 03:16 uur ontving de politie een melding dat een explosie had plaatsvonden bij de woning aan de [adres 3] . [22]
Door de forensische opsporing werd op de galerij, ongeveer drie meter links van de voordeur een versmolten deel plastic van vermoedelijk een fles aangetroffen. Aan de onderzijde zat een waarschuwingslabel van de ontbrandbaarheid van de vloeistof. Rechts van de voordeur werd door de forensische opsporing een stukje zwart papier van enkel millimeters aangetroffen met witte tekens dat gelet op de kleurstelling en lettertype past bij de wikkel van Cobra vuurwerk. Op grond hiervan concludeerde de politie dat het zeer waarschijnlijk om een “vuurwerk-brandbom-combinatie” (VBC) ging dat de ontploffing heeft veroorzaakt. [23] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een harde knal hoorde en dat hij zag dat een persoon in het zwart trainingspak en een helm de brandtrap af rende en dat deze persoon op de eerste verdieping over de balustrade heen ging. [24]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een harde knal hoorde en dat hij zag dat een persoon, met een zwarte trainingsbroek, zwarte jas en een helm met dicht vizier over de balustrade heen klom en van een afdakje sprong. [25] Twee flatbewoners hebben verklaard dat zij kort na de explosie een auto met harde muziek met piepende banden weg hebben horen rijden. [26]
Betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] bij dit feit:
Uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] is gebleken dat verdachte als ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 22 januari 2025, voor en na de ontploffing aan de [adres 3] , de volgende berichten via Signal aan [medeverdachte] heeft verstuurd:
00:13:48 klaar m als je kan
00:13:43 stuur me filmpje
00:14:48
Nummer [adres 3]he (…)
00:17:30 Stuur is foto van die complete bom
00:17:30 Die man wilt zien (…)
00:25:49
Doe rond 3 beste(…)
00:28:32 Probeer vast te plakken aan die jerry en als dat niet lukt leg die cobra neer en leg die jerry dr op bij deur en aansteken dan. [27]
03:52:06 Kk soldaat ja ziet er gekkk uit
03:52:11 !!!
04:01:27 iemand wat gesien? (…) [28]
In de Iphone 15 Plus van [medeverdachte] is op 22 januari 2025 om 02:52:30 uur via Apple Maps naar het adres [adres 3] gezocht [29] en deze telefoon heeft om 2:55 uur een locatie in de buurt van de Haringvlietstraat 361 geregistreerd. [30]
Bovendien is op de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] om 03:11 uur een bestand naar de galerij van Snapchat geüpload wat erop wijst dat dit bestand met dit toestel zelf is gemaakt, en is uit de locatiegegevens bij dit bestand gebleken dat dit telefoontoestel zich op 22 januari 2025 omstreeks 3:11 uur, dus zeer kort voor de explosie, in de directe nabijheid van de [adres 3] , heeft bevonden. [31]
Zoals hiervoor is overwogen is op de iPhone 16 van verdachte een afbeelding van [slachtoffer 8] (die ook op dit adres woont) aangetroffen die precies hetzelfde is als de afbeelding die op de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] is aangetroffen en zijn op de iPhone 16 van verdachte vijf video opnames aangetroffen die in de lift van het gebouw waarin de woning [adres 3] zich bevindt, zijn gemaakt, waarvan één video op 19 januari 2025 is opgenomen.
Daarnaast heeft verdachte als ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 21 januari 2025 de volgende berichten via Signal aan [medeverdachte] verstuurd:
18:55:18 Heb je die trap gekeken (…)
19:01:54 Juist maar andere kant
19:02:01 Wel zelfde flat
19:02:18 Ik liet je middag zien
19:03:14 Via hier kan ook maar dsn moet je door lopen naar die andere gedeelte (…). [32]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanslag op de woning aan de [adres 3] heeft georganiseerd.
Feit 3
Op 23 januari 2025 heeft [slachtoffer 7] aangifte gedaan van brandstichting aan de woning aan de [adres 4] . Aangeefster heeft verklaard dat haar partner op 23 januari 2023 om 3.22 uur een hele harde knal hoorde, en dat zij toen met de kinderen naar beneden zijn gelopen. Daar zag zij vlammen bij de voordeur. Vervolgens hebben zij de woning via de achterzijde verlaten. [33]
Toen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kort na de explosie ter plaatse kwamen zagen zij dat de voordeur van de woning in brand stond. Zij zagen dat de woning zwartgeblakerd was. Zij roken een sterke benzinelucht en zagen dat op de stoep voor de woning een stuk brandend plastic lag en dat in de voortuin van perceelnummer [adres 7] ook een stuk brandend plastic lag. [34]
Door de forensische opsporing is geconstateerd dat nagenoeg de volledige voordeur van de woning door het vuur was aangetast en dat de metalen klep van de brievenbus op de grond naast de voordeur lag. Op grond van het sporenbeeld concludeerde de politie dat een ontbrandbare vloeistof voor de deur terecht was gekomen en dat de brand waarschijnlijk is ontstaan door gebruikmaking van een VBC. [35]
Betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] bij dit feit:
Uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] is gebleken dat verdachte als ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 22 januari 2025 en 23 januari 2025, voor en na de ontploffing aan de [adres 4] , de volgende berichten via Signal aan [medeverdachte] heeft verstuurd.
21:09:59 Er is een job
21:10:29 Zelfde gwn (…)
21-12:53 Adje krijg ik straks (…)
21:15:06 Bij jou in de buurt gewoon (…)
21:35:53 Heb je touvallig driver (…)
22:40:37 Heb je cc met [naam 1] (…)
22:40:42 Hij komt brenge (…)
22:42:48 Zitte wel 2 cobras in? (…)
23:27:41 Gaat die bensine lukke denkje (…)
23:38:21 Moet 5l bens in (…)
23:54:05 Als je alles hebr stuur me ff foto van jerry en die 2 c6 (…)
23 januari 2025:
00:39:15 K fix nu adje (…)
00:40:02
[adres 4]
00:40:34 Voor de deur legge leg die jerry op die 2 cobras je weet dat ze niet weg rollen
00:40:57
Doe rond 3
01:26:29 Top stuur me filmpje als gelukt is en let op je zelf b (…) [36]
04:12:12 Hebbe ze je gevold?
04:12:18 Gooi tellie uit beter (…)
15:19:37 Blijf [plaats 1] geef k je die pap zo hier. [37]
Daarnaast is op de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] op 23 januari 2025 omstreeks 03:19 uur via Apple Maps naar het adres [adres 4] gezocht. [38]
Verder is op de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] omstreeks 03:22 uur een (niet meer terug te vinden) bestand naar de galerij van Snapchat geüpload wat erop wijst dat dit bestand met dit toestel zelf is gemaakt. [39]
Daarnaast is uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] van [medeverdachte] gebleken dat dit telefoonnummer tussen 02:10 uur en 03:22 uur gebruik heeft gemaakt van de zendmastlocatie aan de [adres 8] en valt de [adres 4] onder het dekkingsgebied van deze mast. [40]
Zoals hiervoor is overwogen heeft verdachte op 23 januari 2025 om 15:19:37 uur het volgende bericht aan [medeverdachte] gestuurd: “
Blijf [plaats 1] geef k je die pap zo hier”en om 17:06:07 uur:
“Rij nu [plaats 1] in” [41] ,en heeft verdachte kort hierna om 17:30 uur het volgende WhatsApp bericht aan het telefoonnummer van zijn moeder, bij wie hij in [plaats 1] woont, gestuurd: “
ja en er bijna”. [42] Voorgaande wijst erop dat verdachte [medeverdachte] de dag na de aanslag in [plaats 1] heeft ontmoet om hem met geld voor de uitgevoerde aanslag te belonen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanslag op de woning aan [adres 4] heeft georganiseerd.
3.4
Medeplegen feiten 2 en 3
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft gepleegd of dat hij bij de uitvoering van de delicten aanwezig is geweest. De bijdrage van verdachte ligt in zijn initiërende en regisserende rol, zijn intellectuele bijdrage, die naar het oordeel van de rechtbank als wezenlijk dient te worden aangemerkt.
Verdachte heeft opdracht gegeven om een aanslag op de woning aan de [adres 3] en de [adres 4] te plegen en geeft daarbij ook instructies gegeven hoe de opdracht moest worden uitgevoerd. Hij heeft voorafgaand aan de delicten dus een organiserende en voorbereidende rol gehad. Verder heeft hij na de ontploffingen ook contact met [medeverdachte] gehad om zich er van te vergewissen dat [medeverdachte] niet was gezien en dat de ontploffingen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. Ook dit draagt bij aan zijn betrokkenheid bij de delicten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen ook bewezen.
3.5
Gevaarzetting
Wat betreft de gevaarzetting die als gevolg van de ontploffingen te duchten was, acht de rechtbank op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen bewezen dat door de ontploffingen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest.
Het is een feit van algemene bekendheid dat brandstichting bij een voordeur van een woning kan leiden tot brand in die woning, en dat een brand een ongrijpbaar middel is dat zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen en dat daarbij de rookontwikkeling al snel een levensbedreigende situatie oplevert. Gelet op het tijdstip waarop de ontploffingen in de nacht hebben plaatsgevonden, was het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat er mensen in de woningen lagen te slapen, en dit is ook het geval geweest.
De rechtbank acht op grond van deze feiten en omstandigheden bewezen dat ten tijde van de ontploffingen naar algemene ervaringsregels levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de bewoners van de woningen aan de [adres 3] en de [adres 4] , voorzienbaar, en aldus te duchten was. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de processen-verbaal van het forensische onderzoek ten aanzien van de [adres 3] en de [adres 4] ook wordt geconcludeerd dat door de ontploffing levensgevaar te duchten is geweest. [43]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten.
Feit 4
Uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] is gebleken dat verdachte als ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 28 en 29 januari 2025 de volgende berichten via Signal aan [medeverdachte] heeft verstuurd:
28 januari 2025
22:17:01 Er is ook job [plaats 2]
22:17:05 Coffeeshop
22:17:07 Semtex
22:19:45 2k (…)
22:20:44 Oke
die semtex is al klaarenzo
22:20:58 Weetje hoe je er mee moet werken (…)
22:30:22 Geen electronicoa jn zd hand batterij meenemen kabel 1 plus andere min gaat die af en san bij coffeshop [coffeeshop] af laten gaan in brievenbus stoppen (..)
22:31:10
Je doet die semtex in de brievenbus van [coffeeshop](…)
29 januari 2025
00:39:35 Heb loc hij apt me als die tb
00:39:40 Neer gelegt hebt
00:41:51 (Afbeelding)
00:41 59 Hier staat een container grote
00:42:04 Daar ligr hetb (…)
00:42:27
In die straat staat een container
00:42:35
Daar is die neergelegd(…)
01:45:59 En dan als die m in de brieven bus heeft gedaan die grijsen semyex blok dan
die kabel uitrollen tot tot einde (…)
03:39:57 Duurt lang bro (…)
04:02:03 Dit moet vanacht
04:02: 12 Job is aangenomen (…)
04:03:00
Spullen zijn gebracht(…)
04:07:47 Dat zijn kk dure spullen. [44]
Verder is uit onderzoek van de iPhone 13 Pro van [medeverdachte] gebleken dat [medeverdachte] op
29 januari 2025 omstreeks 19:57 uur (onder de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 4] ’) via Snapchat een foto naar ‘ [gebruikersnaam 5] ’ heeft verzonden waarbij de tekst: “Semtex” stond. [45]
De rechtbank komt op grond van de inhoud van deze bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van de onder 4 ten laste gelegde voorbereiding van een aanslag op coffeeshop [coffeeshop] in [plaats 2] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte samen met anderen opzettelijk semtex voorhanden heeft gehad, bestemd tot het begaan van dit misdrijf.
Feit 5
Uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] is gebleken dat verdachte als ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 4 februari 2025 de volgende berichten via Signal aan [medeverdachte] heeft verstuurd:
00:22:21 Als ik binnen 10min niks hoor moet je zelf gaan!! (…)
00:47:20 Laat m die batterij halen
00:47:33 En dan rond 3 doe je ding (…)
02:17:30 Als je blauw ergens ziet wachten of iets verdachts ziet niet gaan (…)
02:35:51 [adres 5] (…)
04:02:11 Moet echt niet verkeerde osso zijn als je achtertuin pakt (…)
04:06:34 Niet de tuin deur heb
04:06:37 We osso deur (…) [46]
Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [medeverdachte] heeft benaderd om op 4 februari 2025 een aanslag op de woning aan de [adres 5] te plegen en dat verdachte [medeverdachte] in dat kader instructies heeft gegeven. Gebleken is dat deze aanslag uiteindelijk niet is uitgevoerd.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd om [medeverdachte] te bewegen om een ontploffing bij de woning teweeg te brengen.
Het onder 5 ten laste gelegde feit is daarom bewezen.
Feit 1:
Op 21 januari 2025 heeft [slachtoffer 1] aangifte van brandstichting aan de woning aan de [adres 2] gedaan. Zij verklaarde dat zij, haar man en hun dochter op 21 januari 2025 op de eerste verdieping van hun woning lagen te slapen toen zij omstreeks 02.35 uur wakker werden van een knal aan de voorzijde van de woning. Aangeefster keek naar buiten en zag veel rookontwikkeling. Ook in hun slaapkamer hing rook. Ze zijn op het platte achterdak gaan staan omdat de brand bij de voordeur was. Aangeefster zag later dat de gang zwart geblakerd was. [47]
Op 21 januari 2025 kwam verbalisant [verbalisant 3] ter plaatse en hij zag dat er nog een kleine vlam aan de linker onderzijde van de voordeur brandde en dat de deur en de gevel zwart geblakerd waren. Verder zag hij dat er stukken van een uit elkaar geblazen jerrycan, in een straal van ongeveer 15 meter verspreid over de grond lagen, dat er sporen van benzine voor de woning op de grond aanwezig waren, en dat een boodschappentas met de tekst [bedrijf] (een winkel in [plaats 3]) voor de woning op de grond lag. Daarnaast zag hij vuurwerkresten op het dak van een auto die voor de woning stond. [48] Op straat zag hij een dop van vermoedelijk een jerrycan. [49]
Door de forensische opsporing is geconstateerd dat het kozijn van de voordeur door brand was aangetast, dat rondom de voordeur op de stenen roetaftekening zichtbaar was, en dat op het kozijn en raam van de slaapkamer boven de voordeur roetaftekening door de brand zichtbaar was. In de gang was roetafzetting zichtbaar en sporen van brand. Aan de buitenzijde van de voordeur was het beeld zichtbaar van het ingieten/spijten van een onbrandbaar (brand versnellend) middel. [50]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij een harde explosie hoorde en dat zij ter hoogte van de [adres 2] vlammen zag en dat daar voor het huis een jerrycan in brand stond waarvan het plastic wegsmolt. Ze zag dat er ook brand in de woning was, achter de voordeur. Ze zag dat de vlammen van de gevel afkwamen. [51]
Verbalisant [verbalisant 4] zag op camerabeelden van de [adres 9] dat om 02:21 uur een lichtgekleurde auto in beeld kwam, dat om 02:24 een tweede auto in beeld kwam, dat dat ter hoogte van de eerste auto een lamp snel uit en aan ging, dat de tweede auto om 02:30 uur de [adres 10] in reed, en dat om 02:40 uur de eerste auto weg reed. [52]
De foto’s van de eerste auto zijn naar het Landelijk Intelligence en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV) gestuurd. Het LIV gaf aan dat het een BMW 1 serie betrof.
Vervolgens is gekeken naar ANPR-gegevens van alle witte BMW 1 series in de richting van Zwolle en Arnhem op 21 januari 2025 tussen 02.00 uur en 03.00 uur. Daaruit bleek dat enkel een Witte BMW 1 serie met kenteken [kenteken] op naam van [naam 3] , wonende in [plaats 1] , op de volgende tijdstippen werd geregistreerd:
- 01:32 uur A28 Re 87.4 Zwolle Z
- 01:48 uur A28 Li 87.4 Zwolle Z
- 02:09 uur A50 Li 188.5 [locatie]
- 02:49 uur A50 Re 188.5 [locatie] . [53]
Betrokkenheid van verdachte bij dit feit:
Van de buitenzijde van de dop van een jerrycan die op de plaats delict werd aangetroffen werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering SIN AASS5776NL is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is extreem veel waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank stelt vast, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal op de buitenzijde van de dop. [54]
Verder is gebleken dat zowel verdachte als [naam 3] in [plaats 1] wonen en dat zij elkaar kennen nu zij in 2021 samen in één auto door de politie zijn gecontroleerd. [55]
Daarnaast is uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van [medeverdachte] gebleken dat verdachte als ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 28 januari 2025, een week na de aanslag, de volgende berichten via Signal aan [medeverdachte] heeft verstuurd:
18:03:56 Er is job
18:04:03 Vanavond
18:04:06 In arnhem
18:04:11 Fix driver
18:04:23 Zelfde als alrijd 1000cash [56]
Verder is de volgende zoekslag op internet op de iPhone 16 van verdachte aangetroffen: “ [plaats 1] naar arnhem”. [57]
3.6
Daderschap en medeplegen bij feit 1
Gelet op de uit voormelde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte als medepleger bij dit delict betrokken is geweest.
Zijn DNA is op een dop op de plaats delict aangetroffen, hij heeft een connectie met de persoon wiens auto nabij de plaats delict is gezien en een week na de aanslag geeft hij (opnieuw) opdracht om een aanslag in Arnhem te plegen.
Uit de verklaringen van verdachte en uit het onderzoek van de politie is niets naar voren gekomen wat leidt tot een ander oordeel. Het geschetste scenario dat verdachte iemand een hand heeft gegeven, of dat hij dezelfde dop heeft aangeraakt als de uiteindelijke pleger, is door verdachte niet nader onderbouwd noch geconcretiseerd, en dus niet aannemelijk geworden.
De exacte rol die verdachte bij deze ontploffing heeft gespeeld is op basis van het dossier niet precies duidelijk geworden. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er een verband is tussen de feiten 1, 2, 3 en 5 aangezien de slachtoffers bij de feiten 2, 3 en 5 steeds familieleden van twee personen zijn die een conflict binnen de drugswereld hebben. Bij de woning in Arnhem (feit 1) constateerde de politie dat mogelijk brand gesticht zou zijn bij de verkeerde woning, gelet op een melding voor een mogelijke aanslag bij de [adres 11] , waar een familielid woont van één van die personen die een conflict heeft binnen de drugswereld. Dit verklaart mogelijk ook waarom [gebruikersnaam 1] een week na de aanslag (opnieuw) opdracht geeft om een aanslag in Arnhem te plegen.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de feitelijke gang van zaken bij deze feiten op essentiële punten onderling belangrijke overeenkomsten vertonen. Steeds is sprake van een aanslag met een vuurwerk(brand)bom op een woning, in de nachtelijke uren.
Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op een gezamenlijke organisatie van deze aanslagen en dat bij de woning in Arnhem sprake moet zijn geweest van een vergissing.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte bewust heeft samengewerkt met zijn onbekende medepleger(s).
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medepleger(s) is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde is van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.7
Gevaarzetting
Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 3.5 is overwogen acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat ook in het proces-verbaal van het forensisch onderzoek ten aanzien van de woning aan de [adres 2] wordt geconcludeerd dat hiervan sprake is geweest. [58]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
3.8
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op 21 januari 2025 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij de voordeur van een woning gelegen aan de [adres 2] te leggen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woningen en roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
voor de aanwezigen in die woning, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en voor de aanwezigen in de omliggende woningen te duchten was;
2 primair.
hij op 22 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij of tegen de flatwoning gelegen aan de [adres 3] te leggen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woningen en dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in die woning, te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te duchten was;
3 primair.
hij op 23 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zogenaamde vuurwerk-brandbom-combinatie, zijnde vuurwerk gekoppeld aan een fles/jerrycan met ontbrandbare vloeistof, bij of tegen de voordeur van een woning gelegen aan de [adres 4] te leggen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer goederen, te weten naastgelegen woningen dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden te duchten was en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in die woning, te weten [slachtoffer 7] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] te duchten was;
4.
hij in de periode van 28 januari 2025 tot en met 29 januari 2025 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweeg brengen bij coffeeshop [coffeeshop] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander of anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is opzettelijk een voorwerp te weten semtex, bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 4 februari 2025 te Zwolle heeft gepoogd om een ander, te weten [medeverdachte] , door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen te bewegen om een misdrijf, te weten opzettelijk een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander of anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is te begaan, immers heeft hij, verdachte,
- instructies gegeven aan [medeverdachte] over het zelf plegen van een aanslag en
- [medeverdachte] voorzien van het adres [adres 5] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 46, 46a en 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair, 2 primair en 3 primair
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 4
het misdrijf:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 5
het misdrijf:
poging om een ander door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk te bewegen om een misdrijf te begaan, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie aanslagen met vuurwerk (brand)bommen op woningen aan de [adres 3] , de [adres 4] en aan de [adres 2] . De explosieven zijn steeds bij de voordeur van de woningen tot ontploffing gekomen en hebben daar schade aan de woningen veroorzaakt. Bovendien is brand ontstaan. De bewoners van de woningen lagen op het moment van de ontploffingen, midden in de nacht, te slapen, en hun levens zijn door deze brandstichting in gevaar gebracht. Dat de gevolgen van de ontploffingen beperkt zijn gebleven tot materiële schade, is niet aan verdachte te danken.
Verdachte heeft met zijn handelen enorme angst en gevoelens van onveiligheid bij de bewoners veroorzaakt. Het heeft enorme impact op hen gehad, zoals ook blijkt uit het door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ter zitting uitgeoefende spreekrecht.
Deze feiten zijn gepleegd tegen de achtergrond van een conflict in de drugswereld met als kennelijk doel om (familieleden van) personen te intimideren. Dergelijk gedrag ondermijnt de samenleving en hierdoor ontstaan gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte een aanslag op coffeeshop [coffeeshop] voorbereid door semtex voorhanden te hebben en heeft hij geprobeerd om [medeverdachte] te bewegen om een ontploffing bij de woning aan de [adres 5] teweeg te brengen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 4 september 2025 waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor een verscheidenheid aan (veelal kleinere) delicten, laatstelijk door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2023.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zonder meer een gevangenisstraf van lange duur toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte geen opening van zaken heeft gegeven en geen inzicht heeft getoond in de gevolgen van zijn handelen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van10 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het op de beslaglijst vermelde speelgoedpistool onttrokken moet worden aan het verkeer.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde speelgoedpistool, (zwart/groen) vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
Feit 1
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich ieder afzonderlijk als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens hen is mr. M.H.A. Dibbits ter zitting opgetreden.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vorderen, ieder voor zich, verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 7.5000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert daarnaast verdachte te veroordelen om een bedrag van € 584,36 aan materiële schadevergoeding te betalen bestaande uit de volgende posten:
- vervanging fiets € 275,00;
- vervanging kleding en paraplu € 377,94;
- reiskosten € 48,39.
Het gevorderde bedrag bestaat uit een optelling van deze bedragen minus een bedrag van
€ 116,97 dat door de verzekering is uitgekeerd.
Feiten 2 en 3
[slachtoffer 5] (feit 2), [slachtoffer 6] (feit 2) en [slachtoffer 7] (feit 3) hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens hen is mr. J. Klomp ter zitting opgetreden. Zij vorderen, ieder voor zich, verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 4.000,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 5] vordert daarnaast een bedrag van € 2.384,57 aan materiële schade, bestaande uit de posten:
- elf maanden huur opslagruimte € 1.670,68;
- jas, merk Maya Delorez, die door de brand weggegooid moest worden; € 214,89;
- jas, merk Sportalm, die door de brand weggegooid moest worden; € 499,00.
[slachtoffer 6] vordert daarnaast een bedrag van € 450,00 aan materiële schade, bestaande uit de kosten voor het verblijf bij een familielid in de periode van februari tot en met juli 2025 ten bedrage van € 75,00 per maand.
De benadeelde partijen vorderen de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de schadepost van [slachtoffer 5] voor de huur van de opslagruimte, en de schadepost van [slachtoffer 6] voor het verblijf bij een familielid, door de rechtbank moeten worden begroot op een door de rechtbank te bepalen bedrag.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen omdat verdachte van de feiten moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen voor wat betreft de gevorderde immateriële schade omdat zij geen objectieve gegevens hebben verstrekt waaruit volgt dat bij hen sprake is van psychisch letsel of aantasting van de persoon op andere wijze.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade bij toewijzing gematigd dient te worden tot een bedrag van € 2.500,00.
Daarnaast heeft de raadsman zich ten aanzien van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde reiskosten op het standpunt gesteld dat dit proceskosten zijn.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 214,89 omdat alleen een bon van de jas Maya Delorez is overgelegd, en dat de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de door de benadeelde [slachtoffer 6] gevorderde kosten voor verblijf bij een familielid heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet is onderbouwd dat er een causaal verband is tussen deze kosten en het onder 2 bewezen verklaarde feit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Juridisch kader
Vergoeding van immateriële schade is op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, is aangetast in zijn eer en goede naam of ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. De vordering van de benadeelde partij is in dit geval op de laatste grondslag gebaseerd.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Niet alle psychische gevolgen leveren een wettelijke grondslag voor schadevergoeding op. Meer of minder sterk psychisch onbehagen is geen geestelijk letsel en levert (op zichzelf) geen grond voor vergoeding van immateriële schade. Als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Namens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gesteld dat zij door het incident diverse psychische klachten hebben opgelopen.
[slachtoffer 1] heeft last van herbelevingen en heeft symptomen van overspannenheid. Zij is snel moe en heeft moeite met extra belasting. Haar leven heeft ernstig aan kwaliteit ingeboet.
[slachtoffer 2] is vaak somber en snel moe. Hij denkt regelmatig terug aan wat hem is overkomen. Ook zijn leven heeft ernstig aan kwaliteit ingeboet.
[slachtoffer 3] heeft haar gedachten en gevoelens over het incident verdrongen en gevreesd wordt dat zij hier later nog ergere psychische klachten van zal krijgen.
Bij de vorderingen zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een situatie dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan meebrengen dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] daarom in hun vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadeposten ‘vervanging fiets’ en ‘vervanging kleding en paraplu’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen.
De gevorderde reiskosten voor ‘bezoek advocaat’ en ‘bezoek rechtbank’ zijn geen rechtstreekse schade. De reiskosten naar de zitting komen in dit geval evenmin voor vergoeding in de vorm van een proceskostenveroordeling in aanmerking, nu de benadeelde partij niet in persoon procedeert maar zich door iemand heeft laten bijstaan.
De reiskosten naar de advocaat zijn geen toewijsbare proceskosten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het door [slachtoffer 1] gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 535,97 (€ 584,36 minus de reiskosten ten bedrage van € 48,39).
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 5] (feit 2)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De post ‘huur opslagruimte’ is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze schadepost dan ook toewijzen.
De opgevoerde schadepost ‘jas Maya Delorez’ is niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal deze post toewijzen. De opgevoerde jas, merk Sportalm, is door de verdediging betwist, omdat bij de vordering van deze jas geen bon of afschrijving is gevoegd. De rechtbank acht het bestaan van deze schade voldoende onderbouwd en zal deze schade begroten op het gevorderde bedrag.
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 5] is ter onderbouwing van de immateriële schade gesteld dat zij door het incident angst heeft ontwikkeld, zich onveilig voelt, dat zij last heeft van nachtmerries en dat zij kampt met slapeloosheid. Verder voert zij regelmatig gesprekken met de praktijkondersteuner van haar huisarts. Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. De overgelegde afsprakenkaart van de praktijkondersteuner is hiervoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het door [slachtoffer 5] gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 2.384,57, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 6] (feit 2)
Materiële schade
De onder de post ‘kosten voor het verblijf bij een familielid’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl deze post door of namens verdachte gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 6] is gesteld dat hij zich door het incident gespannen en onveilig voelt, last heeft van slapeloosheid en dat hij geregeld nachtmerries heeft. Verder heeft hij veel verdriet doordat hij, vanwege het feit dat de woning door de burgemeester is gesloten, van zijn moeder werd gescheiden. Daarnaast voert hij regelmatig gesprekken met de praktijkondersteuner van zijn huisarts. Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.
De rechtbank zal [slachtoffer 6] in zijn vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 7] (feit 3)
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 7] is gesteld dat zij zich door het incident niet veilig voelt, dat zij ’s nachts wakker schrikt door nachtmerries, dat zij last heeft van slapeloosheid en dat haar bloedsuikerspiegel door de stress en slapeloosheid ontregeld raakt. Verder voert zij voor haar verwerking regelmatig gesprekken met de praktijkondersteuner van haar huisarts. Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. Het overgelegde bericht van de huisartsenpost is hiervoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.
De rechtbank zal [slachtoffer 7] in haar vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal voor wat betreft de toe te wijzen vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte het toegewezen deel van de vordering van [slachtoffer 1] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte het toegewezen deel van de vordering van [slachtoffer 5] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, 2 primair en 3 primair
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 4
het misdrijf:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 5
het misdrijf:
poging om een ander door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk te bewegen om een misdrijf te begaan, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 535,97 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 535,97
(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 535,97 (zegge: vijfhonderd vijfendertig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] , (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] , (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.384,57 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 2) van een bedrag van
€ 2.384,57 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.384,57, (zegge: tweeduizend driehonderd vierentachtig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] , (feit 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] , (feit 3) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten een speelgoed pistool, zwart/groen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R025025/Camee & ON4R025004/Zloty. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 92 e.v.
3.Pagina’s 92 tot en met 158.
4.Pagina’s 206, 422 tot en met 425, en 31.
5.Pagina 809.
6.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 december 2025, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring.
7.Pagina 210.
8.Pagina’s 367 tot en met 369.
9.Pagina 241.
10.Pagina’s 231 tot en met 240.
11.Pagina 126.
12.Pagina 99.
13.Pagina 248.
14.Pagina 275.
15.Pagina 278.
16.Pagina 279.
17.Pagina’s 295 tot en met 297.
18.Pagina 129.
19.Pagina 251.
20.Pagina’s 559 tot en met 562.
21.Pagina’s 586
22.Pagina 71.
23.Pagina’s 576 tot en met 578.
24.Pagina’s 572 tot en met 574.
25.Pagina’s 588 en 589.
26.Pagina’s 584.
27.Pagina 94 en 98.
28.Pagina 127.
29.Pagina 103.
30.Pagina 74, 75 en 104.
31.Pagina 103.
32.Pagina 126.
33.Pagina’s 591 tot en met 593.
34.Pagina’s 594 en 595.
35.Pagina’s 597 en 598.
36.Pagina’s 98 en 99.
37.Pagina’s 128 en 129.
38.Pagina 106.
39.Pagina 106
40.Pagina 77
41.Pagina 129
42.Pagina 251
43.Pagina’s 577 en 598
44.Pagina’s 130 tot en met 134
45.Pagina 89
46.Pagina’s 142 en 143
47.Pagina’s 681 en 682.
48.Pagina’s 662 en 663.
49.Pagina 679.
50.Pagina’s 721 tot en met 729.
51.Pagina 687.
52.Pagina’s 706 tot en met 708.
53.Pagina 720.
54.Pagina’s 737 tot en met 741.
55.Proces-verbaal voorgeleidingsdossier, pagina 16.
56.Pagina 129
57.Pagina 304
58.Pagina 723