SWZ heeft haar stelling dat [gedaagde] overlast veroorzaakt, en zo niet handelt als goed huurder, onderbouwd door te wijzen op de diverse klachten die gedurende de gehele huurperiode (de eerste klacht dateert van medio april 2024) over [gedaagde] zijn ingediend. Uit haar productie 5 blijkt dat diverse medebewoners (maar ook familieleden van een (voormalige) medebewoner en een begeleidster van een andere medebewoner) hebben geklaagd over [gedaagde] gedrag (variërend van bedreigend/intimiderend tot handtastelijk). Producties 14 en 15 zijn mails van [naam 2] (medebewoner), die op 12 mei 2025 schrijft:
(...)
Het is 1 week rustig geweest, maar [gedaagde] hangt ondertussen weer hele dagen op onze afdeling rond. En loopt de hele dag ons te vertellen hoe volgens hem een [project] werkt. (...)
[gedaagde] was flink aangeschoten, noemde me allerlei namen en zou me wel terug naar [plaats] schoppen. (...) Dit is het verhaal in het kort, maar ik kan je vertellen dat het met veel stemverheffing en agressieve bewegingen gepaard ging. (...) [gedaagde] verbood me zelfs om niet meer in mijn eigen gemeenschappelijke keuken te komen, pfff,,...
(...)
Op 13 mei 2025 schrijft zij:
(...)
Ik wil [gedaagde] er niet in hebben want het is niet alleen een grote viespeuk, maar valt ons ook consequent zeer lastig, loopt de hele dag te brullen en daarnaast missen we zeer regelmatig spullen.
(...)
Kan je mij aub de mail nog een keer sturen waarin je aangaf dat de bewoners op een afdeling zelf kunnen beslissen of iemand van een andere afdeling in hun keuken mag koken?
(...)
Als producties 23 tot en met 27 zijn verklaringen overgelegd van medebewoners. [naam 3] schrijft dat hij zich door verschillende incidenten, waarbij hij is bedreigd door [gedaagde] , niet meer veilig voelt en [naam 4] schrijft dat zij dagelijks met angst leeft om [gedaagde] tegen te komen en dat hij “de grootste reden” is dat zij weg wil uit het [project] . In de verklaring van [naam 5] staat onder meer dat [gedaagde] haar een paar uur heeft opgesloten op hun eigen balkon en daar zichtbaar van genoot en dat hij doorging met aanrakingen ondanks het feit dat zij te kennen gaf daar niet van gediend te zijn.
[naam 6] verklaart dat zij door (onder meer) het gedrag van [gedaagde] is verhuisd en
[naam 7] schrijft dat [gedaagde] overlast veroorzaakt, bewoners zich geïntimideerd en onveilig voelen en een vernieuwd concept voor deze vorm van wonen alleen kans van slagen heeft als [gedaagde] er niet meer woont.