ECLI:NL:RBOVE:2025:7383

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
11773269 EJ VERZ 25-137
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot transitievergoeding en billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en BENU-apotheken B.V. De verzoekster had een verzoekschrift ingediend om een transitievergoeding en een billijke vergoeding te ontvangen, omdat zij meende dat haar arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van Benu was opgezegd. De verzoekster, die in dienst was bij Medsen apotheek Jassies B.V. en later overging naar Benu, voerde aan dat zij door de gang van zaken rondom haar zwangerschapsverlof en de daaropvolgende re-integratie arbeidsongeschikt was geraakt. Benu betwistte de verwijten en stelde dat zij als werkgever correct had gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van Benu. De verzoeken om zowel de transitievergoeding als de billijke vergoeding werden afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat de verzoekster, als in het ongelijk gestelde partij, werd veroordeeld in de proceskosten van Benu.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11773269 EJ VERZ 25-137
Beschikking van de kantonrechter van 16 december 2025
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. T. Bouwman,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BENU-apotheken B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Maarssen,
gedaagde partij,
hierna te noemen Benu,
gemachtigde mr. N.Y. Solisa en R.J.T. Zusterzeel.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend - ontvangen op 30 juni 2025 – waarbij is verzocht om een transitievergoeding ingevolge artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toe te kennen. Ook is om toekenning van een billijke vergoeding verzocht.
1.2.
Benu heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op 7 november 2025.
1.3.
Het verzoek is behandeld op 18 november 2025, waar [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens BENU zijn verschenen [naam 1] , regiomanager Benu en [naam 2] , HR business partner, samen met de gemachtigden van Benu.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is op 1 april 2018 in dienst getreden bij Medsen apotheek Jassies B.V. (hierna: Medsen) in de functie van [functie] . Het gaat om een dienstverband van 36 uur per week tegen een salaris van laatstelijk € 6.105,79 bruto per maand, te vermeerderen met vakantiegeld.
2.2.
Medio 2022 is [verzoekster] met zwangerschapsverlof gegaan; na de geboorte van haar kind heeft zij vanaf [datum] 2022 bevallingsverlof genoten.
2.3.
Op 19 december 2022 heeft [verzoekster] aan haar leidinggevende een verzoek gestuurd over het opnemen van ouderschapsverlof, aansluitend op het bevallingsverlof.
De leidinggevende laat weten dat naar het verzoek zal worden gekeken.
2.4.
Op 16 januari 2023 krijgt [verzoekster] het verzoek om te tekenen voor het budget van haar apotheek voor 2023.
2.5.
Op 23 januari 2023 ontvangt [verzoekster] een e-mail van de collega die haar taak als [functie] uitvoert tijdens haar verlof. Op 24 januari 2023 schrijft [verzoekster] aan haar leidinggevende:
‘Op 19 december heb ik je een mail gestuurd met een verzoek over het verlof. Ik kreeg gisteren een mail van [naam 3] waar lijkt het op dat zij er van uitgaat dat ik 1 maart terug ben. Zou dat opgepakt kunnen worden?
Daarnaast maak ik uit de mail op dat ze de situatie niet onder controle lijkt te hebben. Kan iemand dat oppakken/helpen? Ze heeft het over te veel en onafgebroken drukte, veel fouten en zijn nota bene een instelling kwijtgeraakt. Drukte in januari klinkt mij namelijk vreemd in de oren en toen ik met verlof ging was het gewoon onder controle. Graag zou ik helpen maar gezien de situatie thuis en hoe het met mij gaat, gaat mij dat niet lukken.’
2.6.
Op 26 januari 2023 krijgt [verzoekster] bericht dat de opname van het ouderschapsverlof akkoord is. Het ouderschapsverlof is ingegaan per 24 februari 2023.
2.7.
In maart heeft [verzoekster] deelgenomen aan een cursus. Daarna, vanaf 10 maart 2023, heeft [verzoekster] zich ziek gemeld.
2.8.
Na ontvangst van de loonstrook voor maart merkt [verzoekster] dat zij niet geregistreerd staat als arbeidsongeschikt en dat het ouderschapsverlof doorloopt.
2.9.
Tijdens telefonisch contact stelt een medewerker van HR dat betaald ouderschapsverlof doorloopt als een werknemer ziek is, dat het aan werknemer is om een verzoek tot opschorting te doen, op welk verzoek de werkgever binnen vier weken moet reageren. HR stelt voor om het ouderschapsverlof per 1 april op te schorten.
2.10.
Per e-mail van 31 maart 2023 schrijft [verzoekster] :
(…) ‘Nogmaals om dat pas per 1 april te doen vind ik niet fair en getuigt in mijn ogen niet van goed werkgeverschap. Dat je het volgens de regels zo kunt spelen in het voordeel van de werkgever betekent niet dat je dat moet doen ten nadele van de werknemer.
Ik had ook nog geen bericht en geen uitbetaling van het UWV ontvangen van het betaald ouderschapsverlof. Graag hoor ik wanneer dit geregeld is en wanneer ik uitbetaald krijg.
Ik heb er enorm veel last van dat ik naar mijn idee overal achteraan moet en het op deze manier gespeeld wordt.’
2.11.
Op 26 april 2023 schrijft een medewerker van HR:
‘Hoewel dit nog steeds niet met terugwerkende kracht toegekend hoeft te worden, wil ik je via deze weg laten weten dat we met je voorstel instemmen. We ‘parkeren’ 117 uur betaald ouderschapsverlof. Wel blijven de reguliere voorwaarden rondom het (betaalde) ouderschapsverlof van toepassing.’
2.12.
[verzoekster] heeft als [functie] naast het reguliere werk drie tot vier maal per jaar gedurende een week een bereikbaarheidsdienst gedaan voor spoedgevallen. Dit gebeurt op basis van een rooster samen met de apotheken in de regio. De dienst wordt verricht voor een externe partij, maar de vergoeding van € 1.804,00 bruto per dienst wordt via de werkgever betaald en is opgenomen op de loonstroken.
2.13.
Bij brief van 14 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] verzocht om de vergoeding voor bereikbaarheidsdiensten tijdens het verlof ook door te betalen, uitgaande van drie beschikbaarheidsdiensten per jaar. De werkgever betwist dat zij gehouden is voor die diensten te betalen. In een reactie van 20 oktober 2023 schrijft de gemachtigde van [verzoekster] dat zij geconstateerd heeft dat er in de afgelopen vijf jaar ook geen vakantiegeld over de dienstenvergoeding is betaald; zij vraagt daarvoor € 2.073,65 bruto te betalen.
2.14.
Als gevolg van de overgang van de activiteiten van Medsen naar Benu Apotheken is [verzoekster] per 1 november 2023 van rechtswege in dienst getreden van Benu.
2.15.
In november 2023 zijn Benu en [verzoekster] het eens geworden over de dienstenvergoeding tijdens het verlof. Gebaseerd op een gemiddelde van drie diensten per jaar betaalt Benu € 7.918,61 bruto, waarbij inbegrepen vakantiegeld over de diensten sinds 2018.
2.16.
In december 2023 heeft [verzoekster] per e-mail vragen gesteld aan een contactpersoon bij Benu over de aan haar aangeboden nieuwe arbeidsovereenkomst, over de verschillen tussen de bestaande en de nieuwe overeenkomst onder meer terzake de bonus, de toepasselijkheid van de CAO apothekers in dienstverband, de dienstvergoeding en doorbetaling bij ziekte en verlof inclusief vakantiegeld.
2.17.
[verzoekster] heeft op advies van de bedrijfsarts het werk nog niet hervat. Van
22 december 2023 tot en met 10 april 2024 heeft [verzoekster] opnieuw zwangerschaps- en bevallingsverlof genoten.
2.18.
Vanaf 10 april 2024 is [verzoekster] gestart met re-integratie.
2.19.
Op 3 maart 2025 heeft [verzoekster] zich hersteld gemeld.
2.20.
Op 31 maart 2025 heeft [verzoekster] de arbeidsovereenkomst opgezegd. Benu is gaat akkoord gegaan met een einde van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2025.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om Benu te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 20.582,00, een billijke vergoeding van € 40.000,00 bruto en in de kosten van deze procedure.
Ter onderbouwing van het verzoek voert [verzoekster] het volgende aan. Werkgever heeft niet gehandeld zoals van een goed werkgever verwacht mag worden. [verzoekster] heeft vijf jaar lang veel moeite gedaan om de apotheek waarvoor zij verantwoordelijk was, stabiel te laten draaien. Toen zij daar begon was het een chaos met veel verloop onder het personeel, maar op het moment dat zij met zwangerschapsverlof ging in 2022 liep de apotheek goed.
Voor haar verlof heeft zij het beheer overgedragen aan een waarnemer. Toen zij tijdens haar verlof te horen kreeg dat zaken zo slecht gingen dat men zelfs een instelling was kwijtgeraakt, zorgde dat voor veel stress. [verzoekster] kon daardoor niet ongestoord van haar verlof genieten. Tegelijkertijd werd haar wel gevraagd het budget voor het nieuwe jaar vast te stellen, terwijl het met dat budget feitelijk niet haalbaar is om de apotheek goed te laten draaien. Een combinatie van privé-zaken en de onmogelijke eisen van de werkgever hebben bijgedragen aan het feit dat [verzoekster] arbeidsongeschikt is geraakt.
Toen [verzoekster] ziek werd tijdens het ouderschapsverlof moest zij zelf aan de bel trekken om het verlof te laten opschorten. Door de gang van zaken lukte het [verzoekster] niet om de apotheek uit haar hoofd te zetten. Tijdens de arbeidsongeschiktheid bleek dat de diensten niet goed waren uitbetaald. Na de overgang naar Benu had [verzoekster] tal van vragen waar onvoldoende voortvarend op werd geantwoord. Uiteindelijk heeft ze op 12 november 2024 bevestigd dat ze zal instemmen met een nieuwe arbeidsovereenkomst. De re-integratie heeft zij zelf vormgegeven; Benu toonde weinig belangstelling. Na de hersteld melding op 3 maart 2025 waren er nog steeds openstaande vragen en vorderingen. Het gaat om
  • dienstenvergoeding vanaf 1 maart 2023 tot en met 3 maart 2025;
  • resultaat en prestatiebeloning over 2024;
  • achterstallig salaris en reiskosten over periode re-integratie;
  • 117 uur uren ouderschapsverlof;
  • een gewerkte dienst in maart 2025;
  • compensatie voor het feit dat ze in hoger belastingtarief valt door nabetaling;
  • wettelijke verhoging over te laat betaalde bedragen.
Uiteindelijk zijn diverse bedragen betaald, maar op andere punten bleef een reactie uit. [verzoekster] moest veel energie steken in het steeds maar weer verzoek om duidelijkheid. Door de gang van zaken is zij veel langer ziek geweest dan nodig. Daardoor ontving zij vanaf 10 september 2024 slechts 70% van haar laatst verdiende salaris. Als er meer steun en betrokkenheid vanuit de werkgever was geweest, was zij eerder volledig hersteld. In het algemeen is er te weinig oog voor de enorme werkdruk in de apotheken en het verloop onder het personeel. Samengevat handelde Benu tijdens het herstelproces ernstig verwijtbaar, omdat overal zo traag op gereageerd werd. Daarom is Benu transitievergoeding en billijke vergoeding verschuldigd. De billijke vergoeding is berekend aan de hand van verlies aan inkomen bij de nieuwe werkgever.
3.2.
Het verweer
Benu concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Wat betreft het onvoldoende voortvarend reageren op alle e-mails en vragen stelt Benu dat de verwachtingen van [verzoekster] op dit punt niet realistisch waren. Zij heeft tientallen e-mails gestuurd en ieder antwoord leidde tot nieuwe vragen. Er waren complexe vragen bij, gezien de casus van overgang van onderneming en verlof, arbeidsongeschiktheid, bonussen et cetera. Door de recente overname van een groot aantal apotheken was het een drukke periode voor de HR afdeling van Benu. Nadat Benu begin 2025 betaling van een aantal posten had toegezegd, heeft [verzoekster] gelijk de arbeidsovereenkomst opgezegd.
Wat betreft de re-integratie heeft Benu gehandeld zoals van een goed werkgever mag worden verwacht. Zij heeft de adviezen van de bedrijfsarts opgevolgd. Er is coaching on the job uitgevoerd; een coach is in juli 2024 gestart om [verzoekster] mee te nemen in alle processen. Hij is aanwezig gebleven in de apotheek tot en met april 2025. Ook de clustermanager heeft gesprekken gevoerd met [verzoekster] en haar op weg geholpen. Dat [verzoekster] de re-integratie zelf vorm heeft moeten geven, is niet waar. Tijdens een gesprek met de bedrijfsarts op 30 oktober 2024 heeft [verzoekster] zelf gezegd dat ze zich weer gesteund voelt. Uiteindelijk heeft ze zich volledig hersteld gemeld. Dat Benu niet heeft meegewerkt met het deskundigenoordeel is ook niet waar. UWV heeft één keer per email om medewerking gezocht en die mail is door omstandigheden niet tijdig gezien. Dat is niet voldoende om te concluderen dat er een verwijtbaar gebrek aan medewerking was.
Wat betreft de gevorderde transitievergoeding: op grond van artikel 7:673 lid 1 onderdeel b sub 1 BW is de werkgever, wanneer een werknemer ontslag neemt, alleen een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst als gevolg van
ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgeverdoor de werknemer is opgezegd. Daarvan is alleen sprake in uitzonderlijke gevallen. Benu wijst op diverse jurisprudentie, waaruit blijkt dat de lat hoog ligt. In dit geval is aan het vereiste
ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgeverniet voldaan.
Een billijke vergoeding kan alleen worden toegekend in vijf in de wet genoemde situaties. Een billijke vergoeding na opzegging door de werknemer zelf is daar niet bij. Als [verzoekster] aanspraak had willen maken op een billijke vergoeding, had zij dat kunnen doen in combinatie met een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit geding om de vraag of de arbeidsovereenkomst van partijen als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Benu door [verzoekster] is opgezegd. [verzoekster] heeft haar stelling dat van een dergelijke ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Benu sprake is, onderbouwd door het handelen en nalaten van Benu op enkele onderscheiden onderdelen van de arbeidsverhouding zoals die tussen partijen bestond, uiteen te zetten. Benu heeft die stelling betwist. De kantonrechter zal zich hierna buigen over de verschillende verwijten die [verzoekster] aan Benu maakt. Daarbij geldt dat de gedragingen van Medsen aan Benu – als opvolgend werkgever – zullen worden toegerekend.
Beoordeeld zal worden of deze gedragingen, afzonderlijk of in samenhang bezien, de conclusie rechtvaardigen dat van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van Benu in bedoelde zin sprake is geweest.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat het uitgangspunt van artikel 7:673 BW, waarin het recht op de transitievergoeding is geregeld, is dat de werknemer die zelf het initiatief neemt tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, geen transitievergoeding toekomt. Dit is slechts anders in de uitzonderlijke situatie dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
4.3.
[verzoekster] heeft allereerst betoogd dat Benu onvoldoende voortvarend heeft gereageerd op vragen van [verzoekster] over onder meer ouderschapsverlof, de nieuwe arbeidsovereenkomst, dienstenvergoedingen en bonus over 2024. Benu heeft achterstallige bedragen pas na veel correspondentie betaald. De kantonrechter oordeelt dat Benu voor het beantwoorden van sommige vragen inderdaad veel tijd nodig had. Het feit dat Benu een grote organisatie is en dat het extra druk was omdat er nieuwe apotheken waren overgenomen, is geen excuus. Het is immers de verantwoordelijkheid van Benu om de omvang van haar HR-afdeling af te stemmen op de grootte van de onderneming en het aantal werknemers, en dat er nieuwe apotheken waren bijgekomen was ongetwijfeld al enige tijd te voorzien. Daar staat tegenover dat [verzoekster] , zoals Benu terecht heeft aangevoerd, veel vragen stelde en een antwoord soms beantwoordde met tal van nieuwe vragen. De kantonrechter ziet geen reden om uit te gaan van onwil bij de afdeling HR als het gaat om de contacten met [verzoekster] . Dat een aantal van de vorderingen, bijvoorbeeld over de dienstenvergoeding, pas na maanden werd betaald, is vervelend. Het leidt echter niet tot de conclusie dat Benu ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
4.4.
Daarnaast heeft [verzoekster] aangevoerd dat Benu tekort is geschoten in haar verplichtingen bij de re-integratie. Ook daarin volgt de kantonrechter haar niet. Ter zitting heeft Benu toegelicht welke personen betrokken zijn geweest bij de re-integratie. Verder wijst zij erop dat [verzoekster] zelf in oktober 2024 tegen de bedrijfsarts heeft verklaard dat zij haar draai weer weet te vinden in haar werk en dat zij daarin ook weer gesteund wordt. Dat de re-integratie vorderde, blijkt ook uit de geleidelijke urenopbouw. Dat er iets mis ging bij de verwerking van de administratie van de uren-opbouw is wederom vervelend, maar doet niet af aan het resultaat. Dat het UWV Benu een keer per e-mail heeft benaderd maar daarop geen reactie kreeg, kan niet worden aangemerkt als een verwijtbaar gebrek aan medewerking aan een deskundigenonderzoek.
4.5.
[verzoekster] stelt dat de gang van zaken bij Benu tijdens haar eerste zwangerschapsverlof heeft bijgedragen aan het feit dat ze arbeidsongeschikt is geworden en uiteindelijk ook aan het feit dat ze de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheid dat werkgever tijdens het eerste zwangerschapsverlof het verzoek deed aan [verzoekster] als [functie] , om het budget voor het komende jaar goed te keuren, niet zo vreemd is gezien de verantwoordelijke functie die [verzoekster] bekleedde en de verwachting op dat moment dat zij later dat jaar weer terug zou zijn op de werkvloer. [verzoekster] had kunnen zeggen dat zij op dat moment nog niet in staat was om met het werk bezig te zijn en dan had Benu iemand anders voor het budget moeten laten tekenen. Dat Benu door dit te vragen over de schreef is gegaan en indirect heeft bijgedragen aan de arbeidsongeschiktheid, is naar het oordeel van de kantonrechter niet aangetoond. [verzoekster] heeft zelf verklaard dat een combinatie van privé omstandigheden en werkomstandigheden debet was aan haar ziekmelding.
Wat betreft de werkomstandigheden lijkt het dat niet zozeer dat ene verzoek maar eerder de totale gang van zaken binnen Medsen en later Benu [verzoekster] erg is tegengevallen. Dat het haar frustreerde dat de apotheek, die zij met veel moeite tot een goed functionerend geheel had gemaakt, tijdens haar afwezigheid niet goed werd beheerd, is begrijpelijk. Het was trouwens niet de werkgever die dit tijdens haar verlof onder de aandacht bracht want [verzoekster] vernam die via collega’s. Het is niet zo dat Benu bewust de belangen van [verzoekster] heeft veronachtzaamd.
4.6.
Dat Benu (en haar voorgangster Medsen) als werkgever op sommige punten steken heeft laten vallen betekent niet dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en hiervan is de kantonrechter niet gebleken.
4.7.
Het verzoek van [verzoekster] om een transitievergoeding zal daarom worden afgewezen.
4.8.
Nadat Benu erop heeft gewezen dat de wet geen mogelijk biedt om na het opzeggen van het dienstverband door werknemer een billijke vergoeding toe te kennen, heeft [verzoekster] toegelicht dat zij verzoekt om een billijke vergoeding op grond van redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter wijst erop dat de wetgever slechts in een beperkt aantal gevallen en onder uitzonderlijke omstandigheden ruimte ziet voor een billijke vergoeding. Daarbij past het niet om een billijke vergoeding toe te kennen buiten het vast omlijnde wettelijk kader. Ook het verzoek om een billijke vergoeding wordt dus afgewezen. Daarbij wordt nog overwogen dat voor het toekennen van een billijke vergoeding sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen van werkgever en hierboven is al geoordeeld dat daar in dit geval geen sprake is.
4.9.
[verzoekster] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Benu. Deze proceskosten worden tot deze beschikking begroot op € 542,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

5.1.
wijst de verzoeken van [verzoekster] af.
5.2.
veroordeelt [verzoekster] , in de kosten van de procedure aan de zijde van BENU begroot op € 542,00 ter zake van salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.