ECLI:NL:RBOVE:2025:7553

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
08.307248.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor deelname aan een criminele organisatie en handel in harddrugs

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, vanwege zijn deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige handel in harddrugs. De verdachte heeft van maart tot september 2024 deelgenomen aan deze organisatie, waarbij hij betrokken was bij de verkoop van verschillende soorten harddrugs, waaronder amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en MDMA. Tijdens de rechtszittingen op 3 november, 10 november en 15 december 2025 is het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig was, maar dat de overige onderdelen geldig waren. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van enkele specifieke beschuldigingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de veranderingen in zijn leven sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.307248.24 (P)
Datum vonnis: 23 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
wonende te [adres 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 november 2025, 10 november 2025 en 15 december 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 31 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van drugsgerelateerde misdrijven;
feit 2:in de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 samen met anderen of alleen heeft gedeald in amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA;
feit 3:op 24 september 2024 opzettelijk 5.053,28 gram GHB en/of 420,79 gram amfetamine en/of 239,26 gram MDMA en/of 30 gram cocaïne voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 te Almelo, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe, onder andere hij, verdachte en/of
- [medeverdachte 1] ,
- [medeverdachte 2] ,
- [medeverdachte 3] ,
- [medeverdachte 4] en/of
één of meer andere perso(o)n(en), behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet, te weten (telkens)
- het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of, afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 te Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA, in elk geval een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 24 september 2024 te Almelo en/of De Lutte, gemeente Losser, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5.053,28 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 420,79 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer
239,26 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 30 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne HCl, zijnde GHB, amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
In de dagvaarding wordt verdachte onder feit 1 verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd door een samenwerkingsverband van de in de tenlastelegging benoemde natuurlijke personen ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’.
De rechtbank is van oordeel dat niet duidelijk is wie wordt of worden bedoeld met ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’ onder feit 1 is dan ook onvoldoende duidelijk en begrijpelijk, en voldoet daarom op dit punt niet aan de eisen waaraan een dagvaarding op grond van artikel 261 Sv moet voldoen. De rechtbank verklaart de dagvaarding daarom in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van onderzoek Blanco24. In dit onderzoek is tegen de vier nu vervolgde personen, te weten verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , de verdenking gerezen dat zij zich – onder meer – hebben bezig gehouden met grootschalige handel in harddrugs en dat zij daarbij een criminele organisatie hebben gevormd. Verdachte en zijn medeverdachten zouden samen betrokken zijn geweest bij een drugslijn die bekend stond als [drugslijn] . Via Whatsapp werd een menukaart verspreid van [drugslijn] met daarop diverse soorten drugs. Een afnemer kon via Whatsapp bestellen, waarna de drugs werd bezorgd. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de personen in dit onderzoek -voor zover mogelijk- aanduiden met de achternaam.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle drie ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve voor wat betreft de pleegperiode. De raadsvrouw heeft betoogd dat de startdatum moet worden vastgesteld op 29 maart 2024 en dat partiële vrijspraak moet volgen voor de periode van 17 maart 2024 tot en met 28 maart 2024.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte nooit LSD of 2C-B heeft verkocht of onder zich heeft gehad.
Ook ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de genoemde hoeveelheden MDMA en amfetamine nu in de tenlastelegging bruto gewichten zijn opgenomen en de exacte gewichten niet bekend zijn.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.4.1
Feit 1 en feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [identificatie 4] ” van 8 oktober 2024, (map 1) pagina 515 ev. en
het proces-verbaal van bevindingen ‘Aanpassing proces-verbaal 338’ van 24 oktober 2025, (map 1) pagina 524;
3.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [identificatie 1] ” van 1 mei 2024, (map 1) pagina 455 e.v.;
4.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [identificatie 2] ” van 13 mei 2024, (map 1) pagina 463 e.v.;
5.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [identificatie 3] ” van 27 mei 2024, (map 1) pagina 480 e.v.;
6.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘periodes per lid’ binnen [drugslijn] , (map 4) pagina 1831 e.v.;
7.
Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen goederen chalet camping [adres 3]
, (map 3) pagina 1167 e.v.;
8.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen en gefotografeerde goederen doorzoeking [adres 4] , (map 3) pagina 1030 e.v.;
9.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen en gefotografeerde goederen doorzoeking [adres 5] van 29 november 2024, (map 3) pagina 1412 e.v.;
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2024, (map 3) pagina 1433 e.v.;
11.
Het proces-verbaal van aanhouding [naam 1] van 25 december 2023 met fotobladen, (map 1) pagina 154 e.v.;
12.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 1 november 2024, (map 7) pagina 2461 e.v.;
13.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘artikel 11B Opiumwet’ van 23 september 2024, (map 2) pagina 894 e.v.;
14.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘menukaarten [drugslijn] ’ van 13 februari 2024, (map 2) pagina 886 e.v.;
15.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon iPhone X van 5 september 2024, (map 1) pagina 412 e.v.;
16.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘artikel 2 Opiumwet’ van 19 september 2024, (map 2) pagina 849 e.v.;
17.
Het proces-verbaal omzet dealen van 15 augustus 2024, (map 2) pagina 1009 e.v.;
18.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 17 juni 2022, (map 2) pagina 846 e.v.;
19.
Het proces-verbaal van bevindingen verhoor [naam 2] van 24 oktober 2024, (map 5) pagina 1926 ev;
20.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘telefoons [naam 3] ’ van 3 juni 2024, (map 1) pagina 619 e.v.;
21.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, gevonden iPhone 8, van 19 september 2024, (map 1) pagina 563 e.v.;
22.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon iPhone 8 van 5 september 2024, (map 1) pagina 423 e.v.
Met betrekking tot de standpunten van de verdediging ten aanzien van de pleegperiode en soorten drugs overweegt de rechtbank als volgt.
- de pleegperiode
De raadsvrouw heeft betoogd dat de startdatum van de pleegperiode ligt op 29 maart 2024.
De rechtbank overweegt op basis van de opgenomen bewijsmiddelen op dit punt aanvullend het volgende. Op 17 maart 2024 heeft [verdachte] vanaf zijn privételefoon contact gehad met [medeverdachte 3] , die op dat moment werkzaam was voor [drugslijn] . [verdachte] merkte in dat contact op dat hij klaar was met zijn rondes en vroeg of hij nog snel ‘losse grammen kon doen in de stad’. Op 19 maart 2024 hebben [identificatie 2] , de werknaam van [medeverdachte 3] , en [alias] , de leider van [drugslijn] , in een chat gesproken over [verdachte] , waarin wordt gezegd dat [verdachte] op 21 maart 2024 zelf een gesprek wil hebben met [alias] . Vervolgens is [verdachte] op 24 maart 2024 aan de appgroep ‘ [groepsnaam] ’ toegevoegd. Uit voorgaande blijkt dat [verdachte] vanaf 17 maart 2024 contact had over werkzaamheden voor de organisatie [drugslijn] en vanaf dat moment en op eigen initiatief bezig is geweest om in de organisatie [drugslijn] te komen. Zijn daaropvolgende handelingen en werkzaamheden voor de criminele organisatie vallen daarmee binnen de ten laste gelegde periode.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank deelname van [verdachte] aan de criminele organisatie en het dealen in harddrugs gedurende de gehele ten laste gelegde periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 bewezen.
- LSD en 2C-B
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de wettige bewijsmiddelen vaststaat dat verdachte naast deelnemer van de criminele organisatie [drugslijn] , ook medepleger was van het dealen in harddrugs. Dit medeplegen geldt ten aanzien van alle op de menukaarten van de organisatie aangeboden drugs, omdat uit het vorenstaande blijkt dat verdachte ten aanzien van alle op de menukaarten aangeboden drugs nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt. Verdachte had in dit samenwerkingsverband ook een rol van voldoende gewicht. Alle op de menukaarten aangeboden drugs was beschikbaar voor de klanten en diende, wanneer door de klant besteld, te worden afgeleverd door verdachte of een van de andere runners. De runners hadden een gelijkwaardige en inwisselbare rol. Of verdachte zelf daadwerkelijk iedere drugssoort heeft verkocht doet daarom aan het vorenstaande niet af. Op de menukaart die in de actieve periode van [verdachte] werd gebruikt stond wel 2CB, maar geen LSD. Dat betekent dat [verdachte] partieel vrijgesproken wordt voor zover dit betrekking heeft op LSD.
4.4.2
Feit 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] naast GHB ook amfetamine, MDMA en cocaïne voorhanden heeft gehad, wat [verdachte] zelf ook heeft bekend, maar dat er voor wat betreft amfetamine, MDMA en cocaïne geen netto gewichten uit het dossier blijken, zodat er voor die middelen geen exacte hoeveelheid kan worden bewezen.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 24 september 2024, (map 8) pagina 3061 e.v.;
3.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen en gefotografeerde goederen doorzoeking [adres 5] van 29 november 2024, (map3) pagina 1412 e.v.;
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2024, (map 3) pagina 1433 e.v.;
5.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking voertuig [kenteken] van 2 december 2024, met bijlage, (map 3) pagina 1454 e.v.;
6.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘fotobijlage’ van 4 oktober 2024, (map 4) pagina 1583 e.v.;
7.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘resultaten drugstesten’ van 9 januari 2025, (map 4) pagina 1597 e.v.;
8.
Het proces-verbaal ‘onderzoek verdovende middelen’ van 10 december 2024, (map 4) pagina 1601 e.v.;
9.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 3 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 1], (map 4) pagina 1637;
10.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 3 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 1], (map 4) pagina 1628;
11.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 3 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 1], (map 4) pagina 1629;
12.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 3 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 1], (map 4) pagina 1630;
13.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 12 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 2], (map 4) pagina 1638;
14.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 13 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 3], (map 4) pagina 1640;
15.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 13 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 3], (map 4) pagina 1641;
16.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 13 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 3], (map 4) pagina 1642;
17.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 13 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 3], (map 4) pagina 1643;
18.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 13 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 3], (map 4) pagina 1644;
19.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 13 december 2024 opgemaakt door ing. [verbalisant 3], (map 4) pagina 1646;
20.
Het aanvullend, losbladig, ongenummerd proces-verbaal van bevindingen pv-nr. 695 ‘testen van enkele in beslag genomen stoffen mbv Trunarc, van 22 oktober 2025, pagina 1 – 8.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe, onder andere hij, verdachte en
- [medeverdachte 1] ,
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] ,
behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en 10a eerste lid Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben en vervaardigen van hoeveelheden middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- het voorbereiden en bevorderen van feiten als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 september 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, GHB, cocaïne, 2C-B en MDMA, zijnde amfetamine, GHB, cocaïne, 2C-B en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 24 september 2024 te Almelo en De Lutte, gemeente Losser, opzettelijk aanwezig heeft gehad 5.053,28 gram van een materiaal bevattende GHB en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde GHB, amfetamine en MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10 en 11b van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf:het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a
eerste lid van de Opiumwet;
feit 2 het misdrijf:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf van vijftien maanden op te leggen waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden uit het adviesrapport van Reclassering Nederland van 16 oktober 2025.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een verweer gevoerd strekkende tot strafvermindering vanwege een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Sv. De raadsvrouw heeft betoogd dat beide telefoons van verdachte zijn onderzocht, waaronder zijn privételefoon met persoonlijke gegevens waaronder contacten, zoekgeschiedenis en foto’s. Met het onderzoek is inzicht verkregen in het privéleven van verdachte hetgeen een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is. Nu de in dit geval vereiste schriftelijke toestemming van de rechter-commissaris ontbreekt, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis veel voor verdachte is veranderd. Verzocht wordt rekening te houden met hetgeen in het reclasseringsrapport over verdachte is opgenomen alsook met zijn leeftijd en persoonlijke omstandigheden, inhoudende dat hij een baan en een eigen woning heeft, samenwoont met zijn zwangere vriendin en dat hij zich tijdens de schorsing heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
7.3.1
Vormverzuimen ex artikel 359a Sv
Indien ingevolge artikel 359a Sv blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, moet de rechtbank beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij moet de rechtbank rekening houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a Sv. Door onderzoek te doen aan de telefoons van verdachte lag een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte in de rede. Die inbreuk heeft zich in dit geval ook daadwerkelijk voorgedaan, nu door het onderzoek aan de telefoons inzicht is verkregen in onder meer chatgesprekken inclusief afbeeldingen. Als naar redelijke verwachting is te voorzien – zoals in onderhavig geval – dat het onderzoek een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer meebrengt dan is een voorafgaande toetsing door de rechter-commissaris vereist. Dit volgt uit het zogenaamde Landeck-arrest van het Europese Hof van Justitie van 4 oktober 2024 en het daaropvolgende arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2025. [2] Hoewel het arrest van de Hoge Raad geruime tijd na de start van het onderzoek aan de telefoon van verdachte is gewezen, gaat het niet om een nieuwe rechtsregel, maar om uitleg van reeds bestaand recht. Daarom was de door de officier van justitie gegeven toestemming niet voldoende, maar had de rechter-commissaris voorafgaand aan het uitvoeren van onderzoek aan de gegevensdragers toestemming moeten geven.
De vragen die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden zijn (1) tot welk nadeel het vormverzuim heeft geleid en (2) of en in hoeverre aan het vormverzuim een consequentie moet worden verbonden.
In deze zaak is het belang van de privacy van [verdachte] geraakt, maar dit nadeel is alleen in algemene zin door de verdediging onderbouwd. Niet is gesteld of gebleken dat er zich een zodanige concrete schending van de privacy van verdachte heeft voorgedaan dat niet kan worden volstaan met het enkele constateren van het vormverzuim. Aldus is door de verdediging niet een beroep gedaan op een concreet en voor de toepassing van artikel 359a Sv relevant nadeel. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een verdergaand gevolg aan het verzuim te verbinden en volstaat met de constatering van het vormverzuim.
7.3.2
De strafmaatoverwegingen
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft ruim een half jaar deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige handel in diverse harddrugs. De professioneel opgezette organisatie met de naam [drugslijn] verstrekte via Whatsapp Business aan haar afnemers een uitgebreide menukaart, met daarop verschillende soorten beschikbare harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en amfetamine. De van de menukaart bestelde drugs werd vervolgens door de verschillende runners, onder wie [verdachte] , bij de afnemers thuisbezorgd. De grootschaligheid en winstgevendheid van de drugshandel bij [drugslijn] blijkt niet alleen uit het grote klantenbestand van ruim 1400 afnemers, maar ook uit de aanzienlijke hoeveelheden harddrugs die in de auto van [verdachte] en in verschillende woningen van leden van [drugslijn] zijn aangetroffen en uit de in de woningen van [medeverdachte 1] aangetroffen grote hoeveelheden contant geld. Het is algemeen bekend dat harddrugs gevaren voor de gezondheid van gebruikers opleveren. Door zijn deelname aan [drugslijn] heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het illegale criminele circuit waarbinnen deze handel in en de productie van harddrugs plaatsvindt. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Verdachte heeft op zitting grotendeels openheid van zaken gegeven. De rechtbank weegt dit mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de door Reclassering Nederland over verdachte opgemaakte adviesrapporten van 30 december 2024 en 16 oktober 2025.
Hieruit blijkt dat verdachte nadat zijn voorlopige hechtenis is geschorst heeft laten zien dat hij een andere koers wil varen. Verdachte heeft zich ingespannen om een positief en stabiel leven te creëren voor zichzelf en zijn aanstaande gezin, maar er is ook sprake van kwetsbaarheid voor terugval in delictgedrag door een gebrek aan zelfinzicht en moeite met hulp vragen. Risicofactoren worden gezien in het psychosociale functioneren en beperkte vaardigheden om tijdig problemen en valkuilen te signaleren. In het aanstaande ouderschap als ook in de onzekerheid over de nabije toekomst en verdachtes kwetsbaarheid, ziet de reclassering redenen om te blijven monitoren. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden te weten een meldplicht, schuldhulpverlening, middelencontrole en de gedragsinterventie COVA, eventueel aangevuld met ambulante behandeling.
Voor deelname aan grootschalige georganiseerde handel in harddrugs worden veelal forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. [verdachte] was gedurende zes maanden zeer actief als runner en was op de actiedag 24 september 2024 nog actief binnen de organisatie. Daarbij komt dat hij op dat moment een grote hoeveelheid harddrugs voorhanden had. Ook voor het voorhanden hebben van dergelijke hoeveelheden worden forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. [verdachte] heeft 106 dagen in voorarrest doorgebracht. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan de rechtbank niet volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
De rechtbank onderschrijft de door de reclassering gesignaleerde kwetsbaarheid en risicofactoren en is van oordeel dat een hulpverleningstraject zoals voorgesteld de noodzakelijke basis voor verdachte kan zijn om een positief en delictvrij leven op te bouwen. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Alles overwegend, waaronder ook de straffen die aan de drie medeverdachten worden opgelegd, komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de mobiele telefoon van verdachte te weten een iPhone 14 aan verdachte kan worden geretourneerd.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon, een iPhone 14, zijn privételefoon betreft die puur is gebruikt voor persoonlijke doeleinden en dat verdachte die telefoon graag terug wil.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon van het merk iPhone, zwart met nummer PL0600-2024072377-G3297162, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
nietigheid
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de zinsnede ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’ onder feit 1;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf:het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 6] .
Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- indien de gedragsinterventie onvoldoende effect heeft op het recidiverisico, meewerkt, indien geïndiceerd, aan een ambulante behandeling. Verdachte laat zich behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na de (eventuele) aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om te toetsen of er sprake blijft van
abstinentie van middelen. Bij nieuwe signalen komt er met een middelencontrole zicht op het eventuele drugsgebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de mobiele telefoon van het merk iPhone, zwart met nummer PL0600-2024072377-G3297162, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. R.A. Heblij en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2025.
Mr. D.K. ten Cate is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Blanco24 / ON2R024013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.HvJ EU 4 oktober 2024, C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830