ECLI:NL:RBOVE:2025:786

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
11400660 \ CV EXPL 24-2226
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand en openstaande factuur herstelkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING REGGEWOON, de verhuurder, en een huurder. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 3.371,59 en een openstaande factuur van € 55,55 voor herstelkosten. De huurder erkende de huurachterstand, maar betwistte de ontbinding en ontruiming, verwijzend naar zijn financiële en persoonlijke omstandigheden, waaronder werkloosheid en hulp van de Stadsbank.

De kantonrechter heeft ambtshalve de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden beoordeeld en vastgesteld dat er geen oneerlijke bedingen aanwezig waren. De rechter oordeelde dat de huurachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De persoonlijke omstandigheden van de huurder werden niet als overmacht beschouwd, en de rechter wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe, met een termijn van 14 dagen voor ontruiming.

Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de openstaande factuur, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De totale kosten voor de huurder kwamen uit op € 1.309,72. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verhuurder het vonnis direct kan laten uitvoeren, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11400660 \ CV EXPL 24-2226
Vonnis van 11 februari 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING REGGEWOON,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijverdal,
eisende partij, verder te noemen verhuurder,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen huurder,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 november 2024;
- de conclusie van antwoord van 19 november 2024;
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 januari 2025. Namens verhuurder is verschenen [naam 1], huurconsulente, vergezeld van [naam 2], werkzaam bij Deurwaarderskantoor Wigger van het Laar. Huurder is eveneens verschenen, samen met [naam 3], werkzaam bij Vluchtelingenwerk.
Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Verhuurder is een woningcorporatie voor onder meer sociale huurwoningen.
2.2.
Huurder huurt van verhuurder het woonhuis gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 692,61 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen, die op het moment van dagvaarden € 3.371,59 (€ 3.427,14 - € 55,55) bedroeg, berekend tot en met november 2024.
2.4.
Verder staat vast dat huurder een factuur (met nummer [nummer]) voor herstelkosten voor een bedrag van € 55,55 onbetaald laat.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen en betaling van de openstaande factuur.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder heeft de (huur)achterstand niet betwist. Huurder is het echter niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. Huurder voert aan dat hij vanwege financiële en persoonlijke omstandigheden niet in staat zijn (geweest) de achterstallige huur en de factuur te voldoen. Huurder heeft naar voren gebracht dat hij werkloos is geworden, maar dat hij nu weer aan het werk is, alleen niet fulltime. Hij is op zoek naar een betere baan, zodat hij ook meer kan aflossen. Verder heeft huurder naar voren gebracht dat hij hulp van de Stadsbank krijgt bij zijn financiële situatie. Ook staat hij open om andere hulp die hem geboden gaat worden te accepteren.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van toepasselijke algemene voorwaarden

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand en de (restant)factuur
4.2.
Omdat huurder niet heeft betwist dat hij de huurachterstand van € 3.371,59 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen. Ook heeft huurder geen verweer gevoerd tegen de gevorderde openstaande factuur in verband met herstelkosten van € 55,55 zodat ook dit bedrag zal worden toegewezen.
Conclusie is dat huurder in totaal aan betalingsachterstand aan verhuurder moet betalen een bedrag van € 3.427,14 (€ 3.371,59 + € 55,55).
De ontbinding en ontruiming.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De door huurder genoemde financiële en persoonlijke omstandigheden leveren geen overmacht op en ontslaan huurder niet van de verplichting om de huur op tijd te voldoen. Hoewel het te prijzen is dat huurder wil meewerken met alle hulp die hem geboden wordt, is die enkele omstandigheid, gelet ook op de hoogte van de huurachterstand en de inkomenssituatie van huurder, in dit stadium van onvoldoende gewicht ten gunste van huurder. De gevorderde ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
De kantonrechter hecht eraan op te merken dat hij ervan uitgaat dat de verhuurder, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven, niet meteen het vonnis ten uitvoer zal leggen, maar eerst met huurder en de hulpverlening in gesprek gaat om te bezien of partijen alsnog een (betalings)regeling en voorwaarden kunnen afspreken om een daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde te voorkomen.
4.5.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.7.
Verhuurder heeft een bedrag van € 565,93 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. verhuurder heeft aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.8.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punt x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.309,72.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel gelegen aan [adres];
5.2.
veroordeelt huurder om het perceel, met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen en te laten;
5.3.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 3.427,14 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand november 2024 en de openstaande factuur (met nummer [nummer]), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 november 2024 tot de dag van volledige betaling;;
€ 229,10 aan wettelijke rente, berekend tot en met 4 december 2023;
€ 565,93 (incl. BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 december 2024 en de daadwerkelijke ontruiming,
5.4.
veroordeelt huurder in de proceskosten van € 1.309,72, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen de kosten van betekening, indien huurder niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025. (ak)