In deze zaak heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde voor de betaling van € 1.750,00 exclusief BTW en kantoorkosten, alsmede rente en buitengerechtelijke kosten, naast een proceskostenveroordeling. Dit bedrag zou zijn afgesproken als schadevergoeding in verband met een reeds ontbonden koopovereenkomst van een tweedehands auto. Gedaagde betwist echter dat er een dergelijke afspraak is gemaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat deze afspraak daadwerkelijk is gemaakt, en heeft de vorderingen afgewezen.
De procedure begon met de dagvaarding en de conclusie van antwoord, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 januari 2025. Tijdens deze zitting was de gemachtigde van eiser niet aanwezig. Eiser had de auto op 23 maart 2024 gekocht voor € 4.500,00, maar kon deze na 6 april 2024 niet meer gebruiken vanwege motorproblemen. Eiser heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden en vorderde nu een schadevergoeding van gedaagde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden, maar dat eiser geen bewijs heeft geleverd van de gestelde afspraak met gedaagde over het vergoeden van kosten. De rechter concludeert dat de vordering van eiser onvoldoende onderbouwd is en wijst deze af. Tevens worden de nevenvorderingen en de proceskosten aan eiser opgelegd, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 11 februari 2025.