ECLI:NL:RBOVE:2025:798

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
ak_24_3549
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend bij het UWV, dat op 8 november 2023 besloot om haar vanaf 27 februari 2023 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 17 juli 2024. De rechtbank heeft op 16 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

Eiseres, die eerder als postsorteerder werkte en verschillende uitkeringen ontving, heeft zich op 1 maart 2021 ziek gemeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn beslissing heeft gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige rapporten, waarin werd geconcludeerd dat eiseres op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat de beperkingen van eiseres, zoals vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML), adequaat zijn en dat er geen aanleiding is voor verdere beperkingen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar psychische klachten en lichamelijke beperkingen, zorgvuldig gewogen. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug, en de uitspraak kan in hoger beroep worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3549

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV),
gemachtigde: [gemachtigde].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 8 november 2023 geweigerd om aan eiseres vanaf 27 februari 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van
17 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij deze weigering gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2.1.
Eiseres was vanaf 10 juli 2018 tot en met 5 januari 2020 werkzaam als postsorteerder voor gemiddeld 23,7 uur per week. Vanaf 7 januari 2020 tot en met 30 mei 2021 heeft zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Eiseres heeft zich op
1 maart 2021 ziek gemeld. Vanaf 31 mei 2021 tot en met 26 februari 2023 heeft eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen.
2.2.
Eiseres heeft op 9 november 2022 een WIA-uitkering aangevraagd. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
3. Het UWV heeft geweigerd om aan eiseres vanaf 27 februari 2023 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres volgens het UWV vanaf die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft een verzekeringsarts een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd. Vervolgens heeft arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de bezwaren van eiseres beoordeeld, maar daarin geen aanleiding gezien om de FML aan te passen. Daarop heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep arbeidskundig onderzoek verricht. Hij heeft ten opzichte van het eerdere arbeidskundige onderzoek voor eiseres andere functies geselecteerd, die zij met haar beperkingen nog kan uitvoeren. Met de middelste van de drie functies met het hoogste loon kan eiseres 4,3% minder verdienen dan het salaris dat zij had voordat zij ziek werd, zodat het UWV haar minder dan 35% arbeidsongeschikt acht.
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de weigering om aan haar vanaf 27 februari 2023 een WIA-uitkering toe te kennen niet terecht is.
4.1.
Eiseres stelt dat zij niet serieus wordt genomen, doordat veel mensen misbruik hebben gemaakt van de arbeidsongeschiktheidswetgeving. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij er, anders dan andere mensen, verzorgd uitzag en haar situatie goed kon uitleggen. Zij heeft niet geprobeerd een negatiever beeld neer te zetten dan hoe de situatie werkelijk is. Zij denkt dat dit in haar nadeel is. Ook heeft eiseres tijdens de zitting gezegd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek volgens haar niet zorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsartsen haar huisarts en het ziekenhuis niet hebben gebeld.
4.2.
Eiseres heeft last van incontinentie. Zij kan haar urine niet ophouden, ook niet als ze thuis is. Eiseres vindt dit probleem zo groot dat het haar leven op z’n kop heeft gezet.
4.3.
Verder stelt eiseres dat zij niet kan slapen vanwege de pijn aan haar handen. Zij moet geopereerd worden aan het carpaal tunnelsyndroom (CTS) in beide handen. Eiseres vindt dit heel spannend, omdat zij aan het weghalen van haar baarmoeder veel ellende heeft overgehouden. Eiseres is bang dat de operatie aan haar polsen niet goed zal gaan en dat ze haar handen niet net als vroeger zal kunnen gebruiken.
4.4.
Eiseres is bang. Psychisch heeft zij ook problemen. Vanwege lange wachtlijsten kan zij niet terecht bij een psycholoog.
Overwegingen van de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiseres vanaf
27 februari 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Daarvoor is van belang of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. De rechtbank zal het verzekeringsgeneeskundig onderzoek beoordelen. Over het arbeidskundig onderzoek heeft eiseres geen beroepsgronden ingebracht.
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8.1.
Het UWV heeft zijn standpunt gebaseerd op rapporten van 3 november 2023 en
3 juli 2024 van de verzekeringsarts respectievelijk de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres en de ontvangen informatie bestudeerd. Verder heeft eiseres samen met een vriendin het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft met eiseres gesproken en haar psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Hij was aanwezig bij de hoorzitting en heeft daar met eiseres gesproken en haar geobserveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie opgevraagd bij de gynaecoloog, die eiseres heeft behandeld. Hij heeft alle (medische) informatie bij zijn beoordeling betrokken. Daarmee is het geneeskundig onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep relevante (medische) gegevens hebben gemist. De rechtbank merkt hierbij op dat de verzekeringsartsen, als dat nodig is, schriftelijk informatie opvragen bij de huisarts en/of behandelaren, zodat voor iedereen die betrokken is bij de procedure duidelijk is welke informatie de behandelend artsen hebben verstrekt. Verder hebben de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep weergegeven wat zij tijdens het onderzoek respectievelijk de hoorzitting bij eiseres hebben waargenomen. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben deze waarnemingen samen met wat eiseres heeft verteld en de (medische) informatie meegewogen. De rechtbank ziet in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres onvoldoende serieus is genomen of dat haar mogelijkheden zijn overschat door de manier waarop zij zich presenteerde.
8.2.
Uit de rapporten van 3 november 2023 en 3 juli 2024 van de verzekeringsarts respectievelijk de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt het volgende.
8.2.1.
Bij eiseres is de baarmoeder verwijderd. Eiseres heeft sinds de operatie pijn in de onderbuik gekregen. Hiervoor is geen duidelijke oorzaak naar voren gekomen. Eiseres heeft continu buikpijn en ervaart belemmeringen bij het voorover bukken. Haar buik is hard geworden. Daarnaast heeft ze last van incontinentie voor urine en ontlasting en draagt ze Tena Lady. Als eiseres aandrang krijgt, moet ze direct naar het toilet. Dit komt ongeveer tien keer per dag voor. Bij lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts geen afwijkingen gevonden en lijken de klachten mild.
8.2.2.
Daarnaast heeft de neuroloog aan beide polsen/handen een CTS vastgesteld. Eiseres ervaart belemmeringen ten aanzien van tillen, dragen en verminderde knijpkracht van de handen. De bevindingen bij lichamelijk onderzoek laten volgens de verzekeringsarts een beter beeld zien dan verwacht mag worden bij de door eiseres aangegeven ernst van de klachten en beperkingen. De handfunctie is beperkt maar niet in de ernstige mate die de klachten suggereren. Op onbewaakte momenten heeft eiseres namelijk laten zien dat ze haar handen simultaan en vlot gebruikt. Volgens de verzekeringsarts is sprake van milde klachten.
8.2.3.
Verder heeft eiseres last van somberheid en is ze verdrietig door de incontinentieproblemen. Ze isoleert zichzelf hierdoor. Bij het spreekuur heeft de verzekeringsarts kenmerken waargenomen die passen bij verdriet en somberheid als reactie op de lichamelijke klachten van eiseres. De klachten lijken mild.
8.2.4.
Volgens de verzekeringsarts zijn medisch gezien minder beperkingen in arbeid noodzakelijk dan de belemmeringen die eiseres zelf ervaart. Voor de problemen na de baarmoederoperatie en de CTS heeft de verzekeringsarts beperkingen in de FML opgenomen. Het is volgens de verzekeringsarts echter niet zo dat eiseres helemaal niets kan. Zij is ADL-zelfstandig, rijdt auto, helpt mee in de huishouding en kookt. Daarbij is sprake van een discrepantie in de ervaren belemmeringen van eiseres en bevindingen bij het lichamelijk onderzoek, dat weinig afwijkingen laat zien, en het dagverhaal. Voor de psychische problemen vindt de verzekeringsarts geen extra beperkingen nodig, omdat volgens haar de aandoening niet zo ernstig is. Zij merkt op dat bij eiseres sprake is van een reactie op lichamelijke klachten. Bij het verrichte onderzoek heeft de verzekeringsarts echter geen psychische stoornis vastgesteld. Verder wijst de verzekeringsarts erop dat geen sprake is van een behandeling en dat eiseres geen psychofarmaca gebruikt.
Eiseres leidt volgens de verzekeringsarts een inactief leven en daarbij heeft ze weinig toekomstperspectief. Dit beïnvloedt de beleving van haar klachten en de inschatting van haar mogelijkheden negatief. Naar alle waarschijnlijkheid zal werken volgens de verzekeringsarts juist gezondheidsbevorderend werken omdat eiseres dan structuur heeft, in beweging blijft, deelneemt aan de maatschappij en kan bijdragen aan zingeving.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich hierbij aan. Hij is van mening dat de ontvangen informatie van de gynaecoloog niet tot andere inzichten leidt.
8.3.
In de voor eiseres vastgestelde FML van 3 november 2023 zijn haar beperkingen vastgelegd. Voor de rubriek sociaal functioneren (2) geldt dat in de nabijheid van de werkplek van eiseres een toilet moet zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij opgemerkt dat eiseres steeds de gelegenheid moet hebben om - kortdurend - gebruik van het toilet te kunnen maken. Voor de rubriek omgevingseisen (3) geldt dat geen grove schokken, stoten of trillingen op de handen en polsen van eiseres mogen plaatsvinden. In de rubriek dynamische handelingen (4) staat dat knijp/grijpkracht beperkt is. Eiseres kan beperkt bovenmatige en hoogfrequente knijp/grijpkracht uitoefenen met beide handen. Verder is frequent buigen tijdens het werk en tillen en dragen tijdens het werk voor eiseres licht beperkt geacht.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat met de verzekeringsgeneeskundige rapporten afdoende is gemotiveerd dat niet meer en verdergaande beperkingen nodig zijn, dan in de FML is vastgelegd. Met de incontinentie en de CTS is voldoende rekening gehouden. Dat meer beperkingen nodig zijn blijkt niet uit medische gegevens. In de FML is opgenomen dat in de nabijheid van de werkplek van eiseres een toilet moet zijn. Tijdens de zitting heeft eiseres verteld dat zij geen controle heeft over haar urineverlies en dat de Tena Lady niet altijd voldoende bescherming biedt. Er is echter geen reden om aan te nemen dat er voor eiseres geen adequaat incontinentiemateriaal bestaat. Verder merkt de rechtbank op dat voor de CTS-klachten wordt uitgegaan van de beperkingen die tijdens het onderzoek zijn vastgesteld en gelden op de datum in geding 27 februari 2023. De verzekeringsarts heeft toen na lichamelijk onderzoek geconcludeerd dat de kracht in de handen goed is. Dat in verband met deze klachten nog geen operatie heeft plaatsgevonden is dan ook niet van belang. Dat voor de psychische klachten beperkingen aan de FML moeten worden toegevoegd heeft eiseres niet met medische gegevens onderbouwd. Uit de verzekeringsgeneeskundige rapporten en wat eiseres tijdens de zitting heeft verteld komt het beeld naar voren dat de psychische klachten vooral voortkomen uit de gevolgen van de lichamelijke problemen. De rechtbank begrijpt dat het heel vervelend is om met incontinentie en pijn aan de handen/polsen te moeten leven, maar ziet in het dossier geen medische gegevens waaruit blijkt dat voor deze psychische problematiek meer beperkingen nodig zijn. De rechtbank kan de verzekeringsarts volgen als zij stelt dat werken waarschijnlijk gezondheidsbevorderend zal zijn. De rechtbank merkt verder op dat niet alleen van belang is wat eiseres ervaart, maar vooral ook wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek op de datum in geding aan beperkingen is vast te stellen. De FML van 3 november 2023 bevat fysieke beperkingen, die zich bij eiseres voordoen op 27 februari 2023 en er is geen reden om aan te nemen dat deze beperkingen niet voldoende zijn.

Conclusie en gevolgen

9. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV eiseres op goede gronden minder dan 35%, namelijk 4,3%, arbeidsongeschikt heeft geacht en dat het bestreden besluit in stand blijft. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.