Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
Hij op of omstreeks 30 september te Dalfsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) , komende uit de richting van
Dalfsen en/of gaande in de richting van Oudleusen, daarmede rijdende over de weg,
de Welsummerweg,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl de rijbaan een recht verloop had en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte, door de wegsituatie en/of de inrichting van de
weg niet belemmerd werd en/of
terwijl een of meerdere fietsers al enige tijd en/of afstand voor hem reden,
-aldaar heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 126 en 169
kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem
geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
en/of
-niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Welsummerweg) en/of het
zich daarop bevindende verkeer en/of
-in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeerregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat
motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij,
verdachte, die weg (de Welsummerweg) kon overzien en waarover deze vrij was,
immers is hij, verdachte, (met onverminderde snelheid) gebotst tegen, althans in
aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit op die weg (de
Welsummerweg) rijdende fiets en/of de bestuurder van die fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] )
werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoel in artikel 8, eerste of
vijfde lid, van de Wegenverkeerwet 1994;
kunnen leiden:
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Welsummerweg,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl de rijbaan een recht verloop had en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte, door de wegsituatie en/of de inrichting van de
weg niet belemmerd werd en/of
terwijl een of meerdere fietsers al enige tijd en/of afstand voor hem reden,
-aldaar heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 126 en 169
kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem
geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een
aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
en/of
-niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Welsummerweg) en/of het
zich daarop bevindende verkeer en/of
-in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeerregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat
motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij,
verdachte, die weg (de Welsummerweg) kon overzien en waarover deze vrij was,
immers is hij, verdachte, (met onverminderde snelheid) gebotst tegen, althans in
aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit op die weg (de
Welsummerweg) rijdende fiets en/of de bestuurder van die fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
zou kunnen leiden:
(personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Welsummerweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om
zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, gebotst tegen, althans
in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit rijdende fiets en/of de
bestuurder van die fiets;
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Dalfsen een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed (of adem) bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 18 microgram per liter cocaïne en 1.20 milligram per milliliter ethanol/alcohol bedroeg, in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
kunnen leiden:
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige
invloed van een stof, te weten alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
3.De bewijsmotivering
Het bloedonderzoek
De beoordeling van de feiten
Conclusie
hij op 30 september 2023 te Dalfsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Dalfsen en gaande in de richting van Oudleusen, daarmede rijdende over de weg, de Welsummerweg, roekeloos heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en
terwijl de rijbaan een recht verloop had en
terwijl het zicht voor hem, verdachte, door de wegsituatie en de inrichting van de weg niet belemmerd werd en
terwijl meerdere fietsers al enige tijd en afstand voor hem reden,
- aldaar heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 126 en 169 kilometer per uur, en
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Welsummerweg) en het zich daarop bevindende verkeer en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeerregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Welsummerweg) kon overzien en waarover deze vrij was,
immers is hij, verdachte, (met onverminderde snelheid) in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit op die weg (de Welsummerweg) rijdende fiets en de bestuurder van die fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoel in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerwet 1994;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De schade van benadeelden
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
straf
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardedat veroordeelde:
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
aanrijding letsel gebeurd zijn waarbij een automobilist tegen een fietser gereden is.
Wij, verbalisanten, reden aan, komend vanuit de Kampmansweg kruisend met de Welsummerweg. Op de kruising zagen wij dat er rechts van ons een persoon op de grond lag met behoorlijk letsel. Links van ons zagen wij, ruim 200 meter vanaf de kruising, een voertuig staan met meerdere personen erbij. Wij, verbalisanten, liepen eerst naar het slachtoffer welke op de grond lag. Wij zagen dat het slachtoffer behoorlijk letsel had en al overleden was. Wij werden vervolgens aangesproken door één persoon welke tegen ons zei dat er verderop nog andere slachtoffers waren. Hierdoor besloten wij om naar de slachtoffers te gaan welke bij de auto waren. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het slachtoffer met zijn benen vast zat bij de portier en met zijn bovenlichaam uit het voertuig lag. Ik knielde bij de man en vroeg hoe hij heette. Ik hoorde dat de man antwoordde met: " [verdachte] ". Ik rook direct uitgeademde alcohol lucht. Ik vroeg aan [verdachte] wat zijn achternaam was. Ik hoorde dat hij antwoordde met:" [verdachte] . Ik ben de eigenaar van het voertuig".
Eigenaar/houder en Bestuurder [verdachte]
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Bestuurder
Achternaam: [naam 3]
Voornamen: [naam 3]
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
A: Ja
A: Ja vlak voor het ongeval met die beste man zelf.
V: Dan bedoel je het slachtoffer?
A: Ja.
A: Vanaf [café] ? Nee dat zal vanaf [café] Dalfsen uit en dan via de Welsummerweg. V: Waar was u op weg naar toe?
A: Naar huis.
V: Bent u bekend met de Welsummerweg?
A: Ja daar rij ik wel vaker overheen.
A: Dat deed ik wel eens. Dat is heel verkeerd.
Bij het verkeersongeval waren de bestuurder van een personenauto van het merk/type BMW 5 serie met kenteken [kenteken 1] en de bestuurder van een fiets van het merk Gazelle betrokken.
Wij zagen dat de Welsummerweg:
- op de plaats van het ongeval de rijbaan een recht verloop had;
Wij zagen, het volgende:
- de maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 50 km/u als gevolg van artikel 20 onder a van het RVV 1990.
Wij zagen, dat er, ten tijde van ons onderzoek ter plaatse, op de Welsummerweg, buiten de voor het onderzoek noodzakelijke maatregelen, geen tijdelijke verkeersmaatregelen van kracht waren.
Wij zagen, dat, ten tijde van ons onderzoek ter plaatse, het wegdek van de Welsummerweg verhard was en bestond uit asfaltverharding.
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd.
De rijrichtingen zijn door ons vastgesteld aan de hand van de sporen, de schades en de eind posities van de betrokken voertuigen. Deze sporen en de schades waren passend bij het scenario dat beide bestuurders over de Welsummerweg reden in de richting van de Kampmansweg.
Gezien de sporen en schades van de betrokken voertuigen en de afstanden tussen de botsplaats, eind positie overleden persoon, fiets en eindpositie personenauto is het zeer aannemelijk dat de bestuurder van personenauto de maximumsnelheid had overschreden. De afstand tussen de botsplaats en de overledene en fiets was ongeveer 70 meter. De afstand tussen de botsplaats en personenauto was ongeveer 165 meter.
Het proces-verbaal snelheid op basis van videobeelden van verbalisanten [verbalisant] en
Het proces-verbaal FO verkeer uitvoering reconstructie van verbalisanten [verbalisant] ,
1. kunnen wij aan de hand van twee vergelijkbare voertuigen als de betrokken voertuigen de zichtbaarheid van de fietser onderzoeken;
2. kunnen wij aan de hand van de in beslag genomen camerabeelden een indicatieve snelheid van de betrokken personenauto bepalen;
3. kunnen wij aan de hand van rijproeven met een vergelijkbaar voertuig als de betrokken personenauto de bepaalde indicatieve berekende snelheid rijden;
Uitgaande van een reactietijd van 1 seconde en een uitwijktijd van 1 seconde zou de bestuurder van de betrokken personenauto twee seconden nodig hebben gehad de betrokken fietser te ontwijken. Indien de bestuurder van de betrokken personenauto zich gehouden had aan de maximum toegestane snelheid van 50 km/uur dan had hij bijna 5 seconden reactie en uitwijktijd, als hij de fietser op 70 meter had waargenomen.
Onze interpretatie van het zichtonderzoek is dat de fietser mede door de witte reflectiestrepen op de fietstassen voorafgaand aan het ongeval goed zichtbaar geweest moet zijn om tijdig op te merken en om hem heen te sturen. Als de bestuurder van de betrokken personenauto zich gehouden had aan de ter plaatse toegestane snelheid.
Tijdens de reconstructie was de Welsummerweg, de Stokte en de Kampmansweg voor het verkeer afgesloten.
Doormiddel van 3 rijproeven heb ik, verbalisant [verbalisant] , deze snelheid proberen te benaderen. Maar de maximale snelheid die qua weersomstandigheden, gevoel en veiligheid haalbaar was, was een snelheid van 110 km/h. Ook ontstond er vanaf 90 km/h tunnelzicht waardoor mijn zicht erg beperkt werd. Gezien het wegverloop, de breedte van de weg, de (verhoogde) gelijkwaardige kruisingen en de aangrenzende percelen (woningen) is mijn interpretatie van de rijproeven dat de weg zich niet leent voor een grove overschrijding van de maximale toegestane snelheid van 50 km/h.
wetenschap bestond dat de weg tijdens de reconstructie was afgesloten voor overige weggebruikers.
De snelheid van de personenauto lag (ver) boven de snelheid van 110 km/u.
Het aanvullend proces-verbaal FO verkeer botspositie van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant
Op verzoek van mr. E. Heij werkzaam bij Openbaar Ministerie Oost-Nederland ben ik, verbalisant [verbalisant] , gevraagd om een scenario van een botspositie te omschrijven waarin ook de verklaring van getuige [naam 3] is meegenomen.
Scenario 4
Het is gezien de schades en sporen van het PD-onderzoek, de verklaring van getuige [naam 3] en de minimaal berekende snelheid 126 km/h van de betrokken personenauto, zeer aannemelijk dat de bestuurder van de personenauto na het passeren van getuige [naam 3] een gelijk verloop van de weg volgde. Dit betekent ook dat het zeer aannemelijk is dat de overledene circa 2 meter uit kant van de weg had gefietst. Scenario 4 is in deze het meest aannemelijke scenario qua positie tussen de personenauto en overledene met fiets ten tijde van de botsing.