Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ambtshalve toetsing.
119,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1, hierna te noemen verhuurder, en DE FINANCIËLE HULPVERLENER B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de gedaagde, hierna te noemen huurder. De verhuurder heeft de kantonrechter verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand. De huurachterstand bedroeg op het moment van dagvaarding € 3.658,89, maar de huur wordt sinds oktober 2024 weer voldaan. De huurder heeft geen verweer gevoerd tegen de betalingsachterstand, maar wel tegen de ontbinding en ontruiming.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er bepalingen in de overeenkomst zijn die de consument benadelen, maar heeft geen dergelijke bepalingen aangetroffen. De rechter heeft vastgesteld dat de betalingsachterstand van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Echter, partijen hebben een regeling getroffen waarbij de huurder zich heeft verplicht om de huur maandelijks tijdig te betalen en een betalingsregeling voor de achterstand is overeengekomen. De kantonrechter heeft daarom een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming toegewezen, met een termijn van twee jaar voor de huurder om aan de voorwaarden te voldoen.
De rechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen en bijkomende kosten, en de proceskosten zijn begroot op € 1.227,68. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.