ECLI:NL:RBOVE:2025:885

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11348691 \ CV EXPL 24-3710
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst met betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1, hierna te noemen verhuurder, en DE FINANCIËLE HULPVERLENER B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de gedaagde, hierna te noemen huurder. De verhuurder heeft de kantonrechter verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand. De huurachterstand bedroeg op het moment van dagvaarding € 3.658,89, maar de huur wordt sinds oktober 2024 weer voldaan. De huurder heeft geen verweer gevoerd tegen de betalingsachterstand, maar wel tegen de ontbinding en ontruiming.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er bepalingen in de overeenkomst zijn die de consument benadelen, maar heeft geen dergelijke bepalingen aangetroffen. De rechter heeft vastgesteld dat de betalingsachterstand van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Echter, partijen hebben een regeling getroffen waarbij de huurder zich heeft verplicht om de huur maandelijks tijdig te betalen en een betalingsregeling voor de achterstand is overeengekomen. De kantonrechter heeft daarom een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming toegewezen, met een termijn van twee jaar voor de huurder om aan de voorwaarden te voldoen.

De rechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen en bijkomende kosten, en de proceskosten zijn begroot op € 1.227,68. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11348691 \ CV EXPL 24-3710
Vonnis van 11 februari 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: BJK Gerechtsdeurwaarders Incassospecialisten,
tegen
DE FINANCIËLE HULPVERLENER B.V.,in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het uitgesproken bewind over de goederen, die toebehoren aan [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
verschenen: [bewindvoerder] (bewindvoerder).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van de griffier van de rechtbank van 29 oktober 2024
- de geplande mondelinge behandeling van 19 november 2024 heeft op verzoek van partijen geen doorgang gevonden
- de brief van verhuurder van 20 januari 2025
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder een woning gelegen aan het adres [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 638,81 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de dagvaarding € 3.658,89 bedroeg, berekend tot en met oktober 2024.
2.3.
De huur wordt sinds oktober 2024 weer voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde achterstand, maar wel tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing.

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand.
4.2.
Omdat huurder geen verweer heeft gevoerd tegen de betalingsachterstand, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is ten tijde van de dagvaarding en de akte, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen.
4.5.
Partijen hebben echter een regeling getroffen en hebben verzocht om dit op te nemen in een vonnis. Partijen zijn overeengekomen dat huurder de huur maandelijks stipt en tijdig bij vooruitbetaling aan verhuurder moet voldoen. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat huurder het totale bij dagvaarding gevorderde bedrag zal voldoen door middel van een betalingsregeling. Met ingang van 1 februari 2025 voldoet huurder maandelijks een bedrag van € 50,00 aan de gemachtigde van verhuurder. De kantonrechter zal daarom een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming toewijzen, met dien verstande dat aan de voorwaarden een termijn zal worden verbonden van twee jaar vanaf heden.
4.6.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten
4.7.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
4.8.
Verhuurder heeft een bedrag van € 516,68 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurder heeft aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.9.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 136,68
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2 punten x tarief € 238,00)
- nakosten €
119,00
Totaal € 1.227,68.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder een bedrag van € 3.455,12, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.938,44 vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt huurder tot betaling aan verhuurder van de achterstallige huurpenningen vanaf 1 februari 2025 tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldag van de vervallen termijnen;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] en veroordeelt huurder om binnen 14 dagen na de ontbinding het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege huurder daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van verhuurder te stellen, indien en zodra binnen twee jaar na dit vonnis aan één van volgende voorwaarde wordt voldaan:
- huurder niet de huur maandelijks stipt en tijdig bij vooruitbetaling aan verhuurder voldoet;
- huurder niet vanaf 1 februari 2025 aan de overeengekomen betalingsregeling voldoet;
5.4.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurder tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.227,68, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2025;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025. (jjm)