ECLI:NL:RBOVE:2025:921

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
AK_24_803
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor carport in Hellendoorn

In deze zaak heeft eiser op 14 november 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van een carport met een zonneschans aan [adres]. Het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn heeft deze aanvraag op 18 januari 2023 afgewezen, omdat deze in strijd was met het bestemmingsplan ‘Hellendoorn dorp 2013’. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft bij besluit van 7 december 2023 de afwijzing gehandhaafd. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de Rechtbank Overijssel, die de zaak op 21 november 2024 heeft behandeld. Tijdens de zitting heeft de rechtbank eiser verzocht om inzage in luchtfoto’s die het college had gebruikt bij het opstellen van het verweerschrift. Eiser heeft op 15 januari 2025 schriftelijk gereageerd op deze foto’s, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college in redelijkheid de aanvraag omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft onderbouwd dat de aanvraag in strijd is met het gemeentelijke beleid en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag te weigeren. Eiser heeft ook aangevoerd dat de afwijzing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de omgevingsvergunning rechtmatig was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/803

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr.drs. C.C.J. Hartendorf),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn, het college

(gemachtigde: R.J. Kuiper).

Inleiding

1. Op 14 november 2022 heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor het uitbreiden van een carport met zonneschans aan [adres].
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 december 2023 op het bezwaar van eiser is het college, met aanvulling van de motivering, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door [naam] en de gemachtigde van het college.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank het eiser verzocht om inzage in de luchtfoto’s die het college heeft gebruikt bij het opstellen van het verweerschrift. De rechtbank heeft het college verzocht deze foto’s uiterlijk 20 december 2024 schriftelijk naar eiser toe te sturen. Het college heeft de foto’s bij brief van 16 december 2024 naar eiser en de rechtbank gezonden. Eiser heeft schriftelijk op deze foto’s gereageerd op 15 januari 2025. Beide partijen hebben ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft de bestaande carport aan [adres] aan de voorzijde uitgebreid zodat deze de voorgevelrooilijn overschrijdt.
3. Naar aanleiding van de constatering van een toezichthouder van de gemeente Hellendoorn dat deze uitbreiding niet vergunningsvrij gerealiseerd kan worden, heeft eiser op 14 november 2022 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend om de reeds gerealiseerde uitbreiding van de carport te legaliseren.
4. Bij besluit van 18 januari 2023 heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag in strijd is met het toenmalig geldende bestemmingsplan ‘Hellendoorn dorp 2013’ en het college geen medewerking wenste te verlenen aan een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), wegens strijd met het gemeentelijke beleid ‘Beleidsnotitie afwijkingen van het bestemmingsplan (binnen- en buitenplans) van beperkte planologische betekenis’ (hierna: het beleid).
5. Op 27 februari 2023 (met een aanvulling van 10 april 2023) heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag. Ook heeft eiser een verzoek om informatie ingediend bij het college op grond van de Wet open overheid (Woo-verzoek) ten aanzien van een aantal in Hellendoorn gerealiseerde carports gelegen voor de voorgevelrooilijn.
6. Op 1 mei 2023 heeft het college gereageerd op het Woo-verzoek van eiser.
7. Bij besluit van 7 december 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag omgevingsvergunning gebleven.
8. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
11. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
12. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 14 november 2022. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
13. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage die deel van deze uitspraak uitmaakt.

De beoordeling

Is er sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit?
14. Eiser stelt zich op het standpunt dat de bezwaarschriftenadviescommissie geen kennis had genomen van het dossier en niet op de hoogte was van de geldende regelgeving, omdat zij niet bekend was met het geldende beleid van de gemeente. Het college heeft de commissie daarnaast foutief ingelicht over de (vergunningsvrije) mogelijkheid van het spannen van een doek als alternatief voor een carport. Het college had het bestreden besluit niet mogen baseren op het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en bevat een motiveringsgebrek.
14.1.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat het advies van de bezwaarschriftencommissie onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat bij de commissie niet bekend was dat de carport reeds was gebouwd, betekent niet dat er sprake is van onvoldoende dossierkennis. Voor de vraag of een omgevingsvergunning kan worden verleend, is het namelijk niet relevant of het aangevraagde reeds gerealiseerd is. De beoordeling van de aanvraag verandert daardoor niet. Dat de bezwaarschriftencommissie verder heeft gevraagd naar het betreffende beleid betekent evenmin dat de commissie niet op de hoogte was van de geldende regelgeving. Het bezwaar van eiser was immers dat niet duidelijk was naar welk beleid het college refereerde in het primaire besluit. Tot slot is ook de discussie op de hoorzitting over het wel of niet vergunningsvrije alternatief voor een carport (een spandoek) niet relevant, omdat de aanvraag om een omgevingsvergunning centraal staat en niet een hypothetische afwijkende situatie.
Heeft het college zich op het beleid mogen baseren?
15. Eiser voert verder aan dat het beleid waar het college de afwijzing op baseert uit 2012 komt en verouderd is. In dit beleid is geen rekening gehouden met duurzaamheidsmaatregelen, terwijl dit tegenwoordig (onder de Omgevingswet) erg belangrijk is.
15.1.
De rechtbank overweegt dat alleen dat het beleid uit 2012 dateert, niet betekent dat het verouderd is. Het beleid heeft een ruimtelijk uitgangspunt, dat in zoverre los staat van duurzaamheidsmaatregelen. Het beleid gold verder onverkort ten tijde van de aanvraag en het nemen van het besluit op bezwaar. Er is geen aanknopingspunt dat er in de omgevingsvisie of dat in een ander plan een dergelijke ontwikkeling (carport inclusief zonneschans) wel mogelijk wordt gemaakt. Dat de buren verder geen bezwaar hebben tegen de carport valt bovendien buiten het toetsingskader.
15.2.
Ten aanzien van de toetsing aan het beleid overweegt de rechtbank het volgende. De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort in dit geval tot de bevoegdheid van het college, waarbij het college beleids- en beoordelingsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit om de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te weigeren, heeft kunnen komen.
15.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie, althans is niet door eiser betwist, dat er geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden zijn. Het college heeft geen medewerking willen verlenen aan een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan, omdat er sprake is van strijd met het gemeentelijke beleid. In bijlage 2 bij de uitspraak op bezwaar verwijst het college naar paragraaf 3.2 van het beleid waarin staat dat uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in beginsel drie meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd dienen te worden. In het beleid bestaat de mogelijkheid om af te wijken ten aanzien van overkappingen in die zin dat zij tot één meter achter de voorgevelrooilijn vergund kunnen worden. Bij de beoordeling van de aanvraag van eiser heeft het college gekeken naar de feitelijke situatie en een ruimtelijke afweging gemaakt. Omdat de carport van eiser is gelegen voor de voorgevelrooilijn, acht het college de aanvraag ruimtelijk niet aanvaardbaar en heeft daardoor besloten geen medewerking te verlenen aan de gevraagde omgevingsvergunning.
15.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft onderbouwd dat de aanvraag in strijd is met het beleid en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te weigeren.
Is de afwijzing in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
16. Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat er meerdere gevallen in Hellendoorn zijn waarbij een carport voor de voorgevelrooilijn wel is toegestaan. Het standpunt van het college dat deze gevallen voor 1 januari 2003 zijn gerealiseerd, en onder het oude recht vergunningsvrij, heeft het college niet aangetoond.
16.1.
Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel dient sprake te zijn van een gelijk geval dat ongelijk wordt behandeld, zonder dat er een objectieve rechtvaardiging bestaat voor het verschil in handelwijze.
16.2.
De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van gelijke gevallen, die ongelijk worden behandeld. Het college heeft aangetoond dat de door eiser naar voren gebrachte carports ofwel van voor 1 januari 2003 zijn, waardoor een ander (vergunningsvrij) juridisch stelsel gold, ofwel onderdeel waren van een bouwplan waarvoor in 1992 een vergunning is verleend en waarvoor op grond van het toenmalige bestemmingsplan geen verbod gold om voor de voorgevel een carport te plaatsen, ofwel ook niet zijn gerealiseerd met een omgevingsvergunning. Naar aanleiding van de luchtfoto’s die het college heeft overgelegd, kan geconcludeerd worden dat er twee situaties zijn die (mogelijk) niet onder het ‘oude’ recht vallen. Voor deze carports is echter ook geen omgevingsvergunning verleend. Het gaat daarom niet om gelijke gevallen die ten opzichte van eiser ongelijk worden behandeld. Het college is op basis van deze gevallen niet gehouden een omgevingsvergunning te verlenen voor de carport van eiser.
16.3.
Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvraag omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

Artikel 2.11

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
2. Indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
(…)
Bestemmingsplan ‘Hellendoorn dorp 2013’
7.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:
(…)
7. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan gebouwd; deze regel geldt niet voor een tweede of volgende naar de weg gekeerde gevel die niet als de belangrijkste voorgevel is aan te merken;
Beleidsnotitie afwijkingen van het bestemmingsplan (binnen- en buitenplans) van beperkte planologische betekenis

§ 3.2 Functie wonen

Bouwen (artikel 4, lid 1, onder a van Bijlage II Bor)

(…)
Voor de aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende criteria:
• voor zover niet omgevingsvergunningvrij als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van Bijlage II van het Bor, mogen aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
• de gezamenlijke oppervlakte van aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per woning maximaal 75 m² bedragen. In bepaalde gevallen kan dit minder zijn indien het een relatief klein perceel betreft vanwege de relatie met het bebouwingspercentage voor het gehele perceel;
• aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwblok of de bouwstrook van het hoofdgebouw en voor zover gelegen binnen de hiervoor genoemde afstand tussen de voor- en de achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw worden niet in de berekening van 75 m² meegenomen. De bouwhoogte op de perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 3 m1 en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m1 op een afstand van minimaal 3 m1 uit de perceelsgrens, waardoor binnen drie meter uit de perceelsgrens geen dakkapel kan komen.
• aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen in beginsel drie meter achter het verlengde van de voorgevel te worden gebouwd.
(…)

Bijlage 1 Standaard bestemmingsplanregels voor de bebouwde kom

3. Ontheffing van de bebouwingsbepalingen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
ontheffing verlenen van het bepaalde in:
 a. lid 2, sub a, onder 4 en 7:
(…)
4. ten behoeve van een overkapping, mits deze overkapping wordt gerealiseerd vanaf minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan en deze overkapping een bouwhoogte heeft van maximaal 3 m;