ECLI:NL:RBROE:2000:AA5453
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- O.M. de Lange
- A.W. Ente
- F.R. Soutendijk
- Rechtspraak.nl
Beslissing over ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel door rechtspersoon
In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 12 april 2000 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [verdachte] B.V., die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van overtredingen van de Destructiewet. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond, waarin [verdachte] B.V. werd veroordeeld. De meervoudige economische kamer heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] B.V. op f. 17.443,55 wordt geschat. De rechtbank legt [verdachte] B.V. de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft de zaak behandeld na een vordering van de officier van justitie en heeft op 29 maart 2000 de vertegenwoordiger van [verdachte] B.V., B. Zwiers, gehoord, bijgestaan door zijn advocaten mr. C. Waling en mr. E. Voorberg. Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw betoogd dat de inkoopkosten van het materiaal en andere kosten in mindering moeten worden gebracht op het geschatte voordeel. De rechtbank heeft echter besloten om alleen het jaar 1998 in beschouwing te nemen, gezien de eerdere partiële vrijspraak in de strafzaak.
De rechtbank concludeert dat [verdachte] B.V. onterecht voordeel heeft genoten door middel van strafbare feiten en soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de kosten voor het afvoeren van het materiaal geschat op f. 1.000,--, maar heeft de mogelijkheid van doorlevering naar een ander bedrijf van [verdachte] B.V. in Zoetermeer niet als kostenpost erkend. De rechtbank heeft de maatregel gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarmee de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geregeld.