ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND
kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Uitspraak van de president van de rechtbank inzake een verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
Procedurenr.: 2000 / 259 GEMWT Vl
De verzoeker: A, wonende te B.
Het bestuursorgaan ter zake van wiens besluit een voorlopige voorziening wordt gevraagd: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roerdalen, te Herkenbosch, verder te noemen verweerder.
Datum en aanduiding van het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd: het besluit van verweerder d.d. 4 februari 2000, kenmerk: 1999-428 NAT MSPAN 64.
Datum van terechtzitting: 4 mei 2000
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING.
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van verzoeker tegen het besluit van 13 oktober 1999 deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is namens verzoeker bij schrijven van 15 maart 2000 een beroepschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend bij deze rechtbank. Tevens heeft verzoeker zich gewend tot de president van de rechtbank met het verzoek ter zake een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb.
Met toepassing van artikel 8:26 van de Awb zijn Henk Wolters Architects te Roermond en drs. J.M.E.V. Dolmans te Zeist in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:83 van de Awb ingezonden stukken zijn in afschrift aan verzoekers gemachtigde gezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de president van 4 mei 2000, waar noch verzoeker noch zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.P.M. op den Camp. Tevens zijn verschenen Y en namens Z Architects Z, bijgestaan door mw. mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam.
Bij brief van 22 september 1999 heeft verzoeker aan verweerder ten aanzien van kasteel […] de navolgende punten voor besluitvorming voorgelegd:
1. Met betrekking tot het horecagebruik van de boerderij en de voorburcht dienen de meldingen op grond van de AMvB horeca alsnog te worden gepubliceerd en dienen nadere eisen te worden vastgesteld.
2. In afwachting van de vrijstellingsprocedure ex artikel 23 C1.4 dient het horecagebruik van het partycentrum (de kelders) te worden beëindigd.
3. Er dient door de gemeente met bestuursdwang te worden opgetreden waar het betreft de niet volgens de verleende aanlegvergunningen uitgevoerde werken zoals:
- éénrichtingenverkeer [..]laan;
- éénrichtingenverkeer [...]laan;
- BKK-verharding op de wegen van de parkeerplaatsen;
- aanbrengen beplanting om de parkeerplaatsen;
- aanleg brug [...]laan.
4. Verzoeker wenst dat verweerder de werken die zonder aanlegvergunning zijn aangelegd alsnog teniet laat doen en wel de oude toestand laat herstellen. Hierbij wordt gedoeld op:
- egalisatiewerkzaamheden;
- de aanleg van interne wegen voor de aan- en afvoer van personen en dienstverlenend verkeer;
- de gerooide boomgaarden;
- het aan de zuidzijde van de voorburcht aangelegde terras.
5. Het niet in overeenstemming met de bouwvergunning aangelegde alternatief partycentrum voor warme dagen dient te worden geamoveerd (boven op de kelders).
6 De niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan aangebrachte bebouwing buiten de gevels van de boerderij dient te worden geamoveerd.
Bij besluit van 13 oktober 1999 heeft verweerder beslist op het verzoek van 22 september 1999. Tegen dit besluit is namens verzoeker op 4 november 1999 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. In het kader van de bezwaarschriftenprocedure hebben partijen op 8 december 1999 van de gelegenheid gebruik gemaakt hun zienswijze mondeling ten overstaan van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften (de commissie) kenbaar te maken. voornoemde commissie heeft op 6 januari 2000 verweerder geadviseerd.
Bij het onderhavige bestreden besluit van 4 februari 2000 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de commissie, verzoeker meegedeeld dat ten aanzien van twee punten van het bezwaarschrift de commissie nog dient te adviseren en verweerder daarover nog niet heeft kunnen beslissen. Voor het overige heeft verweerder het bezwaarschrift van verzoeker deels niet ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Bij brief van 8 februari 2000 heeft verweerder de commissie geïnformeerd inzake de hiervoor genoemde twee punten van het bezwaarschrift.
Tegen het besluit van 4 februari 2000 is namens verzoeker bij de rechtbank op 15 maart 2000 een beroepschrift ingediend met het verzoek om het bestreden besluit te vernietigen. Bij schrijven van 21 maart 2000 is de president van de rechtbank verzocht: "formeel te komen tot het treffen van voorlopige voorzieningen daar waar dit mogelijk is."
In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij de rechtbank, de president van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De president concludeert dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan nu verzoeker een beroepschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de rechtbank te Roermond bevoegd moet worden geacht om van de hoofdzaak kennis te nemen.
Omtrent het vereiste van de onverwijlde spoed overweegt de president als volgt. Uit het namens verzoeker ingediende verzoekschrift kan op geen enkele wijze worden opgemaakt welk spoedeisend belang verzoeker heeft bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Nu ook ter zitting daarover niet de gewenste duidelijkheid is verkregen - verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen - ziet de president aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen vanwege het ontbreken van de vereiste onverwijlde spoed.
In het verzoekschrift is namens verzoeker op geen enkele wijze aangegeven welke voorlopige voorziening door de president dient te worden getroffen en op grond waarvan. Verzocht wordt slechts te komen tot het treffen van voorlopige voorzieningen daar waar dit mogelijk is. Zoals hiervoor reeds opgemerkt zijn verzoeker noch zijn gemachtigde ter zitting verschenen, ondanks een deugdelijke uitnodiging daartoe. Derhalve is naast de onduidelijkheid over de spoedeisendheid van het verzoek evenmin duidelijkheid verkregen omtrent de aard en de strekking van een (mogelijk) te treffen voorlopige voorziening. De president is dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van kennelijk onredelijk gebruik door verzoeker van het procesrecht De president ziet derhalve aanleiding om verzoeker, op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, te veroordelen in de kosten die de andere partijen in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op het in rubriek III vermelde bedragen. Beslist wordt zoals aangegeven in rubriek III.
III. BESLISSING
De president van de arrondissementsrechtbank te Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht; wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
veroordeelt verzoeker in de kosten van de onderhavige procedure aan de zijde van verweerder begroot op f 6,40 (zijnde de namens verweerder gemaakte reiskosten Herkenbosch-Roermond v.v.) te betalen door verzoeker aan verweerders gemeente, aan de zijde van Z Architects begroot op f 359,80 (zijnde de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad f 355,00 (1/2 x f 710,00), alsmede de door deze belanghebbende gemaakte reiskosten […]-Roermond v.v. ad f 4,80 ) te betalen door verzoeker aan deze belanghebbende, aan de zijde van Y begroot op f 429,10 (zijnde de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad f 355,00 (1/2 x f 710,00), alsmede de door deze belanghebbende gemaakte reiskosten […]-Roermond v.v. ad f 74,10) te betalen door verzoeker aan deze belanghebbende.
Aldus gedaan door mr. E.J.A. Bakermans in tegenwoordigheid van L.M.W. Ottenheim als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2000.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 23 mei 2000
RG
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.