Uitspraak: 25 januari 2001.
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
[bewindvoerster]
[woonplaats]
procureur mr. G.H. Beusker;
1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENA B.V.,
[vestigingsplaats]
gedaagde bij exploit van dagvaarding d.d. 28 december 1999;
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GALVANO TECHNIEK B.V.,
[vestigingsplaats]
gedaagde bij exploit van dagvaarding d.d. 27 december 1999.
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 28 december 1999 ;
- de conclusie van eis met producties;
- de conclusie van antwoord van gedaagde sub 1 met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek van gedaagde sub 1 met productie.
De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Gedaagde sub 2 is niet verschenen, waarop verstek tegen haar is verleend en eiseres is meegedeeld dat gedaagde sub 2 opnieuw dient te worden opgeroepen. Eiseres heeft vervolgens bij brief van 9 februari 2000 laten weten dat zij de dagvaarding tegen gedaagde sub 2 intrekt. In een aparte procedure heeft eiseres vervolgens Speciaalwerk Adviesgroep B.V. in rechte betrokken. Hoewel in de conclusie van eis nog gedaagde sub 2 staat vermeld, begrijpt de rechtbank uit de handelwijze van eiseres dat zij de vordering tegen gedaagde sub 2 niet wenst door te zetten, zodat deze ook geen nadere bespreking en beslissing behoeft.
Speciaalwerk Adviesgroep is de voorganger van gedaagde sub 2 en handelt onder de naam Chromess. De rechtbank zal waar in de stukken Galvano staat, Chromess lezen.
Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
1. Eiseres (hierna: de bewindvoerster) is bewindvoerster in de schuldsaneringsregeling van C.F. [saniet], h.o.d.n. Autobedrijf Cor [saniet] (hierna: [saniet]). [saniet] oefende zijn bedrijf uit op een perceel aan de [adres]. Op dit perceel was zijn bedrijfspand gebouwd.
2. Het perceel van gedaagde sub 1, Rena B.V. (hierna: Rena), grenst aan genoemd perceel met bedrijfspand (hierna: het perceel) van [saniet].
Ten aanzien hiervan merkt de rechtbank op dat volgens de Kadasterkaart die als bijlage 1 bij het rapport van het Milieuburo is gevoegd, tussen de percelen van Rena en [saniet] zich een weg bevindt. Nu partijen echter beiden spreken van percelen die aan elkaar grenzen, gaat de rechtbank hiervan uit.
3. Het grondwater van het perceel van [saniet] is verontreinigd.
4. Op 15 november 1996 is de onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van het perceel van [saniet] door een makelaar getaxeerd op
fl. 510.000,--. Bij deze taxatie is rekening gehouden met een lichte bodemverontreiniging door nikkel.
5. Het perceel is in 1999 executoriaal door de tweede hypotheekhouder ABN AMRO verkocht voor fl. 165.000,--.
3. De vordering(en) en de stellingen van eiseres
De bewindvoerster heeft gevorderd bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad ook ten aanzien van de proceskosten - gedaagden hoofdelijk te veroordelen, des de een betalende de ander bevrijdende, ten titel van schadevergoeding tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de bewindvoerster fl. 405.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
Bij conclusie van repliek heeft de bewindvoerster haar eis verminderd tot
fl. 220.000,--.
De bewindvoerster heeft daartoe gesteld met een beroep op artikel 6:175 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat [saniet] schade heeft geleden als gevolg van de verontreiniging van het grondwater van zijn perceel. Deze schade bestaat daaruit dat het perceel bij verkoop als gevolg van de grondwaterverontreiniging maar
fl. 165.000,-- opbracht, terwijl het in 1996 getaxeerd werd op fl. 510.000,--. De precieze schade bestaat uit het verschil tussen 75 % van de taxatiewaarde - nu het perceel executoriaal verkocht is, dient een marge van 25 % te worden gehanteerd - en de daadwerkelijke verkoopprijs van fl. 165.000,--, derhalve fl. 220.000,-.
Uit de twee milieurapporten die door de bewindvoerster zijn ingebracht, blijkt volgens haar dat de verontreiniging afkomstig is van de aangrenzende percelen, maar kan niet worden opgemaakt in welke mate de schade afkomstig is van Rena of Chromess, nu er geen sprake is van twee schadeveroorzakende oorzaken die afgebakend kunnen worden en zo ieder voor zich tot een gedeelte van de schade hebben geleid. Hieruit volgt dat beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:99 BW voor de door [saniet] geleden schade. Nu Rena en Chromess de grondwaterverontreiniging hebben veroorzaakt, zijn zij aansprakelijk voor het gehele verschil in waarde tussen (75% van) de taxatieprijs en de verkoopprijs.
Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van gedaagde
Rena heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van de bewindvoerster in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen, althans deze slechts toe te wijzen tot het bedrag dat overeenstemt met de verminderde opbrengst, die een door de bewindvoerster aangetoond en rechtstreeks gevolg is van grondwaterveront-reiniging door Rena, met veroordeling van de bewindvoerster in de kosten van het geding.
Rena heeft gesteld dat een beroep op artikel 6:175 BW niet opgaat, nu zich geen gevaar heeft verwezenlijkt, zodat de vordering van de bewindvoerster rechtsgrond mist.
Voorts gaat het beroep op de alternatieve causaliteit, zoals verwoord in artikel 6:99 BW, niet op, aangezien in de onderhavige situatie, gelet op het gestelde in de milieurapporten, sprake is van milieuvervuiling door verschillende vervuilingshandelingen die elk voor zich voor een deel tot de schade bijdragen. Geen van beide oorzaken kan derhalve de gehele schade hebben veroorzaakt, zodat artikel 6:99 BW toepassing mist.
Rena heeft daarnaast gesteld dat zij alleen aansprakelijk is voor de schade bestaande uit de noodzakelijke saneringskosten voor de verontreiniging die door haar is veroorzaakt. Alle andere waardeverminderende factoren, zoals die tot uiting zijn gekomen in de (lagere) verkoopprijs, dienen niet voor rekening van Rena te komen.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
5.1 onrechtmatig handelen Rena
Door de bewindvoerster is als grondslag voor de aansprakelijkheid van Rena gesteld artikel 6:175 BW, dat de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen regelt. Door Rena is deze grondslag betwist, in die zin dat zij ontkent dat er voldaan is aan de eis dat er sprake is van een bijzonder gevaar voor personen of zaken, dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt en dat als gevolg daarvan schade is opgetreden. De rechtbank overweegt dat door twee deskundigen (Het Milieburo en ingenieursbureau Oranjewoud) onderzoek is gedaan naar de vervuiling van het perceel en dat, zoals uit de beide rapporten blijkt, deze deskundigen beiden onderzoek hebben gedaan aan de hand van een algemene veiligheidsnorm (NVN 5740). Deze norm houdt voor wat grondwater betreft, onderzoek in naar de aanwezigheid van ondermeer zware metalen, vluchtige aromatische stoffen en vluchtige koolwaterstoffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat deze stoffen als gevaarlijk in de zin van artikel 6:175 lid 1 BW kunnen worden aangemerkt. Voorts overweegt de rechtbank dat, nu zich blijkens de milieurapporten verontreiniging van het grondwater door zware metalen, vluchtige aromatische stoffen en vluchtige koolwaterstoffen heeft voorgedaan, het gevaar in de zin van hetzelfde lid 1 van artikel 6:175 BW zich heeft verwezenlijkt. Hieruit volgt dat degene die deze stoffen in de uitoefening van beroep of bedrijf onder zich heeft, aansprakelijk is. Nu niet door Rena is betwist dat zij deze stoffen in de uitoefening van haar bedrijf onder zich heeft, staat de aansprakelijkheid van Rena hiermee vast.
5.2 omvang schadevergoedingsverbintenis
Uit de milieurapporten die door de bewindvoerster zijn ingebracht en waarvan de inhoud verder niet betwist is door Rena, blijkt dat de verontreiniging van het grondwater van het perceel van [saniet] is veroorzaakt door stroomopwaartse bronnen buiten de grenzen van het perceel van [saniet], en dat de verontreiniging waarschijnlijk afkomstig is van de twee naastgelegen bedrijfsterreinen. Op het ene naastgelegen bedrijfsterrein is Rena gevestigd, op het andere naastgelegen bedrijfsterrein was in 1996, ten tijde van het moment waarop de verontreiniging voor het eerst is geconstateerd, Chromess gevestigd. Uit de milieurapporten kan, zoals door de bewindvoerster ook is gesteld, echter niet duidelijk worden opgemaakt welk bedrijf welk gedeelte van de schade heeft veroorzaakt. De bewindvoerster stelt dat Rena en Chromess daarom hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de totale schade die [saniet] als gevolg van de desbetreffende grondwaterverontreiniging lijdt. De rechtbank kan de bewindvoerster niet volgen in deze stelling. Immers, volgens de rapporten is de verontreiniging geschied middels het grondwater dat van de percelen van Rena en Chromess naar het perceel van [saniet] is gestroomd, en blijkt de loop van het grondwater afkomstig van Rena respectievelijk Chromess - de zogenaamde instroomgebieden - te kunnen worden onderscheiden, zodat naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld welk deel van de schade door Rena en welk deel van de schade door Chromess is veroorzaakt. De enige reden dat dit in de rapporten niet is geschied, ligt in de het feit dat het onderzoek niet zover is doorgevoerd. Dit wordt bevestigd door het rapport van het Milieuburo, dat in de samenvatting vermeldt dat het voor het vaststellen van de ernst en omvang van voornoemde grondwaterverontreinigingen op het instroomgebied alsmede het vaststellen van een mogelijke bron noodzakelijk zal zijn over meer gegevens te kunnen beschikken (b.v. middels een nader onderzoek). Nu kan worden vastgesteld welk deel van de schade door elke aansprakelijke is veroorzaakt, is er geen sprake van alternatieve causaliteit, zodat artikel 6:99 BW toepassing mist en Rena slechts aangesproken kan worden voor de door haar veroorzaakte schade.
5.3 de schade
Om aansprakelijkheid voor een gedeelte van de schade vast te stellen, dient vast te staan welke schade is geleden. Daartoe dient te worden bepaald wat onder de schade wordt verstaan. De rechtbank is van oordeel dat de schade niet gedefinieerd kan worden als het verschil is tussen 75% van de taxatiewaarde en de uiteindelijke verkoopprijs, niet alleen gezien het grote tijdsverloop dat er is tussen de taxatie en de daadwerkelijke verkoop, maar vooral omdat het perceel bij executoriale verkoop is verkocht, waarvan algemeen bekend is dat dit altijd leidt tot een aanzienlijk lagere verkoopprijs. Vanwege het feit dat executoriale verkoop heeft plaatsgevonden, vomt de verkoopprijs derhalve in onderhavige zaak geen goed aanknopingspunt. De rechtbank acht het dan ook op zijn plaats de door [saniet] geleden schade vast te stellen aan de hand van noodzakelijk te maken saneringskosten. Partijen verschillen van mening over de noodzaak tot sanering, de aard van de eventueel noodzakelijke sanering en daarmee over de kosten van de eventueel noodzakelijke sanering. Volgens de bewindvoerster moet worden uitgegaan van een multifunctionele sanering, terwijl Rena van mening is het uitgangspunt functiegerichte sanering moet zijn, hetgeen in het onderhavige geval meebrengt dat er geen noodzaak tot sanering bestaat, omdat de vervuiling door zware metalen en tolueen gering is en de vervuiling door trichlooretheen en tetrachlooretheen weliswaar hoog, doch biologisch afbreekbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de noodzaak tot en de aard van de sanering afhangt van de bestemming die het perceel op het moment van verkoop volgens het vigerende bestemmingsplan had alsmede van de bestemming die koper - mede onder druk van een eventuele aanstaande wijziging van het bestemmingsplan -voor het perceel voor ogen had. Nu door de bewindvoerster alleen is gewezen op de mogelijkheid dat de bestemming van het perceel in de toekomst gewijzigd zou kunnen worden in "bestemd voor woningbouw", en zij dit verder niet heeft onderbouwd, dient volgens de rechtbank uit te worden gegaan van functiegerichte sanering, en wel sanering van industrieterrein. Voor het vaststellen van de door [saniet] geleden schade zal derhalve worden uitgegaan van de kosten van noodzakelijke sanering van het perceel met bestemming industrieterrein. Wegens het ontbreken van informatie hierover kunnen de saneringskosten op grond van de stukken niet worden bepaald.
5.4 slotsom
Nu uit de stukken niet kan worden vastgesteld welk deel van de schade die [saniet] lijdt door Rena is veroorzaakt, alsmede niet kan worden vastgesteld wat de hoogte is van de schade van [saniet], acht de rechtbank het gewenst alvorens verder te oordelen, zich omtrent de door Rena veroorzaakte schade en de omvang daarvan te doen voorlichten door een door haar te benoemen deskundige. De deskundige dient een rapport uit te brengen omtrent de vraag voor welk deel de verontreiniging van het grondwater van het perceel van [saniet] is veroorzaakt door Rena alsmede de omvang van de kosten van de noodzakelijke sanering van het door Rena vervuilde deel van het perceel met bestemming industrieterrein.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n), alsmede over de door deze(n) te beantwoorden vragen. Partijen zullen derhalve in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n), alsmede over de deze(n) te beantwoorden vragen zoals geformuleerd door de rechtbank, alsook bij akte eventuele nadere vragen te formuleren. Teneinde partijen daartoe in de gelegenheid te stellen, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen zoals hierna is bepaald.
Gelet op het feit dat de bewindvoerster de bewijslast draagt, zal zij het vast te stellen voorschot voor de deskundige(n) dienen te betalen.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en zal, om proces-economische redenen, het instellen van hoger beroep van dit vonnis anders dan tegelijk met hoger beroep van het in deze zaak te wijzen bij eindvonnis uitsluiten.
verwijst de zaak naar de rol van 1 februari 2001 voor het nemen van een akte aan beide zijden (beiden peremptoir), als hiervoor overwogen;
bepaalt dat hoger beroep van dit vonnis niet anders dan tegelijk met hoger beroep van het in deze zaak te wijzen eindvonnis zal kunnen worden ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.L.M. Magnée en ter openbare civiele terechtzitting van 25 januari 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.