ECLI:NL:RBROE:2001:AB2786

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40167/HAZA 00-582
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.M.L.M. Magnée
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad en schadevergoeding in het kader van beëindiging samenwerking tussen Geharo B.V. en Atelier Perrée B.V.

In deze zaak, uitgesproken op 24 juli 2001 door de Rechtbank Roermond, gaat het om een geschil tussen Geharo B.V. en Atelier Perrée B.V. over de beëindiging van hun samenwerking en de daaruit voortvloeiende schade. Geharo had Perrée gedurende tien jaar ingeschakeld voor de productie van beeldjes, maar besloot in oktober 1999 om de productie in het Verre Oosten te laten plaatsvinden. Dit leidde tot een beëindiging van de samenwerking, die Perrée niet accepteerde. Na een onrechtmatige nieuwsbrief van Perrée, waarin hij de opbrengst van de beeldjes voor een goed doel aankondigde, vorderde Geharo schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat Perrée aansprakelijk was voor de schade die Geharo had geleden door de onrechtmatige nieuwsbrief, maar dat de gevorderde schadevergoeding niet volledig kon worden toegewezen. De rechtbank kende Geharo een schadevergoeding van ƒ 3.000,00 toe, te vermeerderen met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de onrechtmatigheid van Perrée's handelen vaststond, maar dat Geharo onvoldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de gevorderde schade. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een zakelijke relatie en de gevolgen van onrechtmatig handelen.

Uitspraak

V O N N I S van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de zaak van:
eiseres:
De besloten vennootschap
GEHARO B.V,
gevestigd te Drempt,
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen;
tegen:
gedaagde:
De besloten vennootschap
ATELIER PERRÉE B.V.,
gevestigd te 5928 RA Venlo, Rudolf Dieselweg 38 A,
procureur mr. P.G.M. Martens.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 1 augustus 2000
- de conclusie van eis met 20 producties
- de conclusie van antwoord met 4 producties
- het vonnis van deze rechtbank van 26 oktober 2000
- het proces-verbaal van de op 20 februari 2001 gehouden comparitie
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
1.3 Partijen zullen in dit vonnis verder respectievelijk Geharo en Perrée worden genoemd.
2. De vaststaande feiten
2.1 Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
2.2 In opdracht van Geharo, heeft Perrée gedurende de afgelopen 10 jaar beeldjes van met name “Bartje” geproduceerd.
2.3 In oktober 1999 heeft Geharo besloten de Bartjes in het Verre Oosten te laten produceren. Daarvan heeft Geharo Perrée tijdens een telefoongesprek in januari 2000 mededeling gedaan.
2.4 Eerder, bij brief van 19 januari 2000, had Perrée Geharo de in december 1999 schriftelijk aangekondigde nieuwe prijs- c.q. bestellijsten doen toekomen. Blijkens de inhoud van die brief zouden orders, die Perrée vóór 31 januari 2000 zou ontvangen en die uiterlijk 31 maart 2000 mochten worden uitgeleverd, nog tegen de bestaande prijzen geleverd worden.
2.5 Bij brief van 21 januari 2000 heeft Perrée Geharo opgave gedaan van zijn voorraad Bartjes. In antwoord daarop heeft Geharo Perrée diezelfde dag per faxbericht laten weten: “Wij betreuren het ook dat de samenwerking met u moet worden beëindigd” en “De aanwezige voorraad willen wij eventueel overnemen tegen de prijzen die wij nu in het Verre Oosten betalen”. Met dit laatste heeft Perrée niet ingestemd.
2.6 Perrée heeft vervolgens een “Nieuwsbrief aanbieding beeldjes Bartje opbrengst is voor Stichting Jantje Beton Jeugdfonds” aan een aantal VVV-kantoren in Drenthe gezonden. Naar aanleiding daarvan heeft de raadsman van Geharo Perrée op 14 april 2000 bericht dat de inhoud van deze nieuwsbrief onrechtmatig was jegens Geharo en Perrée gesommeerd om uiterlijk 17 april 2000 te bevestigen dat deze de rectificatie, zoals die door Geharo was opgesteld en in de desbetreffende brief was weergegeven, aan alle ontvangers van de nieuwsbrief had doen uitgaan. Tevens diende Perrée, blijkens de inhoud van de brief, te bevestigen dat de bij hem aanwezige voorraden en mallen in tegenwoordigheid van een door Geharo aan te wijzen persoon zouden worden vernietigd, bij gebreke waarvan Perrée door Geharo in kort geding zou worden betrokken.
2.7 Perrée heeft daarop bij wijze van rectificatie een tweede door hemzelf opgestelde nieuwsbrief doen uitgaan.
2.8 Op 20 april 2000 zijn publicaties over de zaak in onder andere de Drentse Courant, de Arnhemse Courant en de Telegraaf verschenen. Daarnaast hebben Radio Drenthe en TV Drenthe aandacht aan de affaire besteed.
2.9 Op 1 mei 2000 is de dagvaarding in kort geding aan Perrée betekend. Perrée heeft naar aanleiding daarvan om uitstel verzocht en Geharo heeft daarin toegestemd.
2.10 Bij brief van 11 mei 2000 heeft Geharo Perrée laten weten het kort geding te zullen intrekken, als Perrée een door beide partijen getekend exemplaar van een bijgevoegde verklaring toezendt naar alle VVV-kantoren in Drenthe, de Drentse Courant, Radio Drenthe en TV Drenthe, alle modellen etc. en de aanwezige voorraden beeldjes vernietigt in het bijzijn van de deurwaarder te Venlo, die daarvan op kosten van Perrée proces-verbaal zal opmaken, en aan Geharo een bedrag van ƒ 15.000,00 wegens reputatieschade en een bedrag van ƒ 5.000,00 wegens kosten juridische bijstand betaalt.
2.11 Op 16 mei 2000 heeft Perrée Geharo bericht dat hij bereid is het voorgestelde rondschrijven te verzenden, dat hij alle mallen etc. van alle modellen die hij in opdracht van Geharo heeft geproduceerd, heeft vernietigd en dat hij bereid is een bedrag van ƒ 1.500,00 aan Geharo te betalen, op voorwaarde dat de zaak daarmee definitief als afgedaan wordt beschouwd.
2.12 Geharo heeft hiermee niet ingestemd en een tegenvoorstel ingediend, waarbij zij het voorbehoud heeft gemaakt dat zij alsnog schadevergoeding van Perrée kan vorderen. Mede naar aanleiding hiervan heeft Perrée zijn aanbod tot schadevergoeding niet langer gehandhaafd.
2.13 Het kort geding heeft Geharo ingetrokken.
3. De vordering(en) en de stellingen van Geharo
3.1 Geharo vordert dat Perrée bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld wordt om aan haar te betalen ƒ 35.766,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Perrée in de kosten van het geding.
3.2 Geharo heeft daartoe gesteld dat de inhoud van de eerste nieuwsbrief die Perrée heeft verzonden onrechtmatig jegens haar was en dat zij ten gevolge daarvan schade heeft geleden. Deze schade bestaat volgens Geharo om te beginnen uit directe kosten, die Geharo’s directeur heeft moeten maken om persoonlijk het vertrouwen bij de vaste relaties te herstellen en die haar accountant op ƒ 8.550,00 (exclusief BTW) heeft begroot, en uit indirecte kosten wegens “badwill” c.q. omzetverlies, in verband waarmee Geharo een vergoeding ten bedrage van ƒ 15.000,00 redelijk en billijk acht. Voorts bestaat de schade uit kosten die Geharo moet maken om mallen voor beeldjes, die zij hier te lande wil laten produceren, te vervaardigen. Daarbij gaat het om een bedrag van ƒ 2.325,00.
Ten slotte heeft Geharo advocaatkosten moeten maken, die noodzakelijk waren met het oog op het aanhangig maken van het kort geding. Deze kosten bedragen
ƒ 9.891,83 (exclusief BTW).
3.3 Voor de verdere stellingen van Geharo en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van Perrée
4.1 Perrée heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van Geharo in, dan wel afwijzing van, het gevorderde, met veroordeling van Geharo in de kosten van het geding.
4.2 Perrée heeft daartoe gesteld dat Geharo door haar toedoen geen schade heeft geleden. In verband daarmee heeft Perrée om te beginnen ten verwere aangevoerd, dat de inhoud van de eerste nieuwsbrief weliswaar niet correct was jegens Geharo, maar voor zover zulks tot negatieve gevolgen voor Geharo heeft geleid, deze zijn weggenomen doordat Perrée onverwijld na kennisname van de bezwaren van Geharo een passende rectificatie heeft doen uitgaan. Perrée betwist dan ook dat Geharo wegens “badwill” c.q. omzetverlies een schade van ƒ 15.000,00 heeft geleden, te meer nu Geharo deze schade op geen enkele wijze heeft aangetoond.
Voorts betwist Perrée dat de directeur van Geharo vijftig klanten extra heeft bezocht, teneinde onjuiste indrukken omtrent Geharo weg te nemen, alsmede dat daarmee met inbegrip van reis- en telefoonkosten een bedrag van ƒ 8.550,00 zou zijn gemoeid.
4.3 Perrée heeft verder het standpunt ingenomen dat er na verzending van de rectificatie voor Geharo geen enkele noodzaak meer bestond om rechtsmaatregelen te treffen. Nu Geharo haar raadsman desalniettemin opdracht heeft gegeven tot het ondernemen van juridische stappen, dienen de kosten daarvan, die Perrée bovendien buitensporig acht, voor rekening van Geharo te blijven.
4.4 Ten slotte heeft Perrée betwist dat hij de kosten van het vervaardigen van nieuwe mallen behoort te dragen. In verband daarmee heeft Perrée betoogd dat het in de branche gebruikelijk is dat iedere producent ten behoeve van een nieuwe opdrachtgever, zo mogelijk op diens kosten, eigen nieuwe mallen maakt en dat de mallen die ten behoeve van een oude producent zijn vervaardigd, worden vernietigd. Nu Perrée de inhoud van het faxbericht van Geharo van 21 januari 2000, waarin Geharo de mondeling medegedeelde beëindiging van de samenwerking schriftelijk bevestigt, niet anders heeft kunnen begrijpen dan dat hij in het geheel geen beeldjes meer in opdracht van Geharo zou vervaardigen, is het niet aan Perrée maar aan Geharo zelf te wijten dat zij wederom kosten voor de vervaardiging van nieuwe mallen moet maken.
4.5 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
5.1 Vooropgesteld dient te worden dat, nu Perrée heeft erkend dat de inhoud van de eerste nieuwsbrief niet correct was jegens Geharo, de onrechtmatigheid van haar handelen daarmee is komen vast te staan. Dit betekent dat Perrée in beginsel aansprakelijk is voor de door Geharo als gevolg van dit handelen geleden schade.
5.2 Geharo heeft haar indirecte schade wegens “badwill” c.q. omzetverlies begroot op ƒ 15.000,00. De rechtbank steunt Perrée in haar opvatting dat Geharo nagenoeg niets heeft bijgebracht om haar vordering te dezen te schragen, doch zij is van mening dat Geharo hiervan, gelet op de aard van de schade, geen verwijt kan worden gemaakt en dat haar, gelet op het hiervoor overwogene, een bedrag aan schadevergoeding dient te worden toegekend. Bij de bepaling van dat bedrag heeft de rechtbank, enerzijds, rekening gehouden met de inhoud van de eerste nieuwsbrief en het feit dat Geharo zonder nadere aankondiging de 10-jarige samenwerking tussen partijen met onmiddellijke ingang heeft beëindigd, met als gevolg dat Perrée geconfronteerd werd met een voorraad beeldjes, die zij niet meer mocht verkopen, terwijl zij, naar onweersproken is gebleven, juist met het oog op de door Geharo gewenste korte levertijd een voorraad aanhield, en, anderzijds, dat Perrée binnen een week na kennisname van de reactie van Geharo op zijn eerste nieuwsbrief een rectificatie heeft doen uitgaan. Daar komt bij dat het Perrée, naar het oordeel van de rechtbank, niet kwalijk te nemen valt dat aan de onderhavige affaire aandacht door met name de regionale pers is besteed, nu niet gebleken is dat Perrée daarin op enige wijze de hand heeft gehad. Onder de geschetste omstandigheden acht de rechtbank ter zake een schadevergoeding van ƒ 2.000,00 redelijk en billijk.
5.3 Het oordeel van de rechtbank luidt anders waar het de door Geharo gevorderde vergoeding voor directe schade wegens extra klantenbezoek betreft. Perrée heeft betwist dat Geharo’s directeur vijfitg klanten extra heeft bezocht, zoals gesteld. Nu Geharo ter terechtzitting heeft toegegeven dat dit klantenbezoek zoveel mogelijk is gecombineerd met regulier klantenbezoek, zonder daarbij aan te geven in hoeveel gevallen combinatie van deze activiteiten niet tot stand is gekomen, acht de rechtbank voor een vergoeding ten dezen geen plaats.
5.4 Met betrekking tot de gevorderde kosten van het laten vervaardigen van nieuwe mallen merkt de rechtbank op dat zij mét Perrée van oordeel is dat laatstgenoemde de zin in Geharo’s fax van 21 januari 2000, inhoudende: “Wij betreuren het ook dat de samenwerking met u moet worden beëindigd…” niet anders heeft kunnen verstaan dan dat Geharo de samenwerking met Perrée volledig verbrak. De stellingname van Geharo ter zake dient dan ook terzijde te worden gesteld. Dit betekent dat Geharo Perrée er ten onrechte een verwijt van heeft gemaakt dat zij ook andere mallen dan die voor de vervaardiging van de beeldjes Bartje heeft vernietigd.
Dit impliceert dat de kosten voor het maken van nieuwe mallen voor bedoelde beeldjes niet ten laste van Perrée kunnen worden gebracht.
5.5 Ten slotte heeft Geharo vergoeding van haar advocaatkosten ad ƒ 9.981,83 gevorderd. Geharo heeft daaraan ten grondslag gelegd dat deze kosten in verband met het aanhangig maken van het kort geding noodzakelijk waren. Perrée heeft het standpunt ingenomen dat Geharo na verzending van de rectificatie onnodig rechtsmaatregelen heeft genomen. Zij heeft derhalve niet betwist dat de maatregelen van vóór die tijd, die tot verzending van Perrée’s rectificatie c.q. tweede nieuwsbrief hebben geleid, niet zonder noodzaak zijn getroffen. Mede gelet hierop acht de rechtbank een vergoeding voor die werkzaamheden gerechtvaardigd en zij zal Geharo ter zake een bedrag van ƒ 1.000,00 als vergoeding toekennen.
Voor vergoeding van de na rectificatie door Geharo gemaakte advocaatkosten is, naar het oordeel van de rechtbank, geen grond, nu Geharo zelf heeft gesteld dat deze kosten verband hielden met het tussen partijen aanhangig gemaakte kort geding, zodat deze kosten moeten worden geacht te zijn gemaakt ter zake van verrichtingen waarvoor de in de artikelen 56 en 57 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten, en zijn vervolgens zelf het kort geding waarin zij vergoeding van deze kosten had kunnen vorderen, heeft ingetrokken.
5.6 Met inachtneming van het vorenstaande zal de vordering van Geharo worden toegewezen.
5.7 In aanmerking genomen dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van deze procedure worden gecompenseerd als hierna te melden.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
veroordeelt Atelier Perrée B.V. om aan Geharo B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van ƒ 3.000,00 (DRIE DUIZEND GULDEN, oftewel EURO 1.361,34), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van dit geding aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of het anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.L.M. Magnée en ter openbare civiele terechtzitting van 26 juli 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.