ECLI:NL:RBROE:2001:AB3330

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
16 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35326 HAZA 99-811
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.F.M. Schrickx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Waterschap voor wateroverlast en schade aan plantenkwekerij

In deze zaak vorderden Van X en de besloten vennootschap Plantenkwekerij P. van X B.V. een verklaring voor recht dat het Waterschap Peel en Maasvallei aansprakelijk is voor de schade die zij hebben geleden door wateroverlast op 1 november 1998. De rechtbank Roermond heeft op 16 augustus 2001 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De eisers stelden dat het Waterschap tekortgeschoten was in zijn zorgplicht door de duikers benedenstrooms van hun kassen niet te dimensioneren volgens de geldende ontwerpnormen, waardoor de afvoer van water onvoldoende was tijdens extreme neerslag. Het Waterschap verweerde zich door te stellen dat het aan zijn zorgplicht had voldaan en dat de overstromingen het gevolg waren van overmacht, gezien de uitzonderlijke weersomstandigheden in die periode.

De rechtbank oordeelde dat het Waterschap niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de schade. De rechtbank concludeerde dat de duikers destijds adequaat waren ontworpen en dat er geen reden was voor het Waterschap om te twijfelen aan de capaciteit van de duikers. De rechtbank wees de vordering van Van X af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van waterschappen in het kader van waterhuishouding en de afweging van zorgplichten in relatie tot extreme weersomstandigheden.

De rechtbank concludeerde dat de vordering van Van X niet kon worden toegewezen, omdat het Waterschap niet in gebreke was gebleven. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde Van X in de kosten van het geding, die werden begroot op een totaal van ƒ 7.600,-- aan salaris procureur en ƒ 400,-- aan verschotten. Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en ter openbare civiele terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak: 16 augustus 2001
V O N N I S
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de zaak van:
eisers:
1. van X, wonende te Horst,
2. De besloten vennootschap PLANTENKWEKERIJ P. VAN X B.V., gevestigd te Horst,
procureur mr. S.J.P.H. Kuijpers;
tegen:
gedaagde:de publiekrechtelijk rechtspersoon WATERSCHAP PEEL EN MAASVALLEI, gevestigd te 5921 AC Venlo, Drie Decembersingel 46,
procureur mr. O.J.H.M. van Eijndhoven.
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 28 september 1999;
- de conclusie van eis;
- de conclusie van antwoord met 8 producties;
- de akte met 1 productie van gedaagde;
- de conclusie van repliek met 4 producties;
- de conclusie van 8 dupliek;
- de nadere conclusie van eisers met 1 productie;
- de akte van gedaagde met 1 productie;
- de nadere akte van gedaagde met 1 productie.
De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Partijen worden aangeduid als volgt:
eiseres: Van X
gedaagde: het Waterschap
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
Het Waterschap is belast met de kwantitatieve zorg voor de waterhuishouding in Noord- en Midden-Limburg. Het gebied dat onder het beheer van het Waterschap valt, strekt zich uit van Mook in het noorden tot en met Swalmen en Thorn in het zuiden.
Het beheersgebied heeft een oppervlakte van circa 128.400 ha, waarvan 70% in gebruik is als agrarisch gebied. De totale lengte van de watergangen die het Waterschap beheert in het gebied is ongeveer 2030 kilometer. De regenrivier de Maas stroomt door het gebied van het Waterschap. Alle watergangen in beheer van het Waterschap wateren direct of indirect op de Maas af.
Het Waterschap heeft onder andere tot taak om het oppervlaktewater in sloten en beken op peil te houden. In natte perioden wordt overtollig water afgevoerd en in droge perioden probeert het Waterschap het schaarse water juist vast te houden of zelfs aan te voeren. De aan- en afvoer van water en het peilbeheer regelt het Waterschap met bijna 700 stuwen, gemalen, waterbuffers en waterinlaten.
In 1998, met name in het groeiseizoen, hebben zich meerdere zeer natte perioden gemanifesteerd. Daarbij is overigens niet alleen het gebied van het Waterschap getroffen, maar heeft geheel Nederland last ondervonden van de hevige regenval.
Voor wat betreft de situatie in het beheersgebied van het Waterschap blijkt uit meetgegevens van het KNMI meetstation IJsselsteijn dat in april 1998 een hoeveelheid neerslag is gevallen van 83,1 mm, terwijl een waarde van 46,3 mm normaal is. Ook juni was een zeer natte maand met een neerslag van 117,7 mm tegen een normale neerslagwaarde van 70,8 mm. Met name in de eerste twee decaden van juni 1998 is 102,3 mm gevallen. In de derde decade van augustus 1998 is 58,8 mm gevallen tegen een normale neerslag van 20,5 mm. In de periode van 2 tot en met 17 september 1998 is in IJsselsteijn 140,4 mm neerslag gemeten. Daarbij is op 15 september 1998 zelfs 32,1 mm gevallen. Voor de gehele maand geldt normaal een neerslag van 52,1 mm. Ook de maand oktober was zeer nat met een neerslag van 133,5 mm tegen een gemiddelde van normaal 59,4 mm.
Door het Waterschap wordt de neerslag nauwkeurig gemeten bij station Vredepeel. Uit deze metingen blijkt dat vanaf 12.00 uur op 31 oktober 1998 in 18 uur tijd 44,6 mm neerslag is gevallen. De situatie dat in 18 uur tijd een hoeveelheid neerslag valt van 44,6 mm, doet zich slechts een keer in de 100 jaar voor (t=l00 bui, bedraagt 45,8 mm).
De hevige regenval heeft uitzonderlijke wateroverlast tot gevolg gehad, met inbegrip van overstromingen en het buiten de oevers treden van afwateringsrivieren. De hoogwaterperiode van november 1998 was eens te meer opmerkelijk, omdat het hoogwater van de Maas samenviel met hoogwater op de hoofdwatergangen in vrijwel het hele beheersgebied van het Waterschap. De afwatering van de afwateringsrivieren op de Maas is hierdoor bemoeilijkt.
In de periode 31 oktober/1 november 1998 is ten gevolge van de hevige regenval binnen het beheersgebied van het Waterschap met name in de regio Horst bij een groot aantal agrarische bedrijven en particulieren schade ontstaan aan gewassen, respectievelijk opstallen en inboedels door wateroverlast na een periode van veel neerslag. Vooral in het stroomgebied van de Kabroekse Beek en de Groote Molenbeek was er veel wateroverlast, maar ook de Oostrumsche Beek en de Loobeek stonden buiten hun oevers.
Het beheersgebied van het Waterschap kent in principe een natuurlijke afwatering (vrij verval). De waterstand in de waterlopen kan met behulp van kunstwerken (zoals stuwen, gemalen, waterinlaatpunten, regenwaterbuffers, duikers en afsluiters) worden gereguleerd. Zoals in het vorengaande reeds gesteld, stromen alle waterlopen uiteindelijk (direct of indirect) af in de Maas.
In de regio Horst bevindt zich de Kabroekse Beek, die tezamen met de Groote Molenbeek een hoofdwatergang vormt. De Kabroekse Beek is omstreeks 1960 genormaliseerd.
De Kabroekse beek, die door de dorpskern Horst stroomt, is binnen de bebouwde kom overkluisd.
De Kabroekse Beek begint bovenstrooms bij het natuurgebied Mariapeel en watert via de Groote Molenbeek af in de Maas. Het afwateringsstelsel van de Kabroekse Beek is gedimensioneerd op een afvoer van 0,85 l/sec/ha (een afvoer welke is gedimensioneerd op 0,85 l/sec/ha, is redelijk hoog te noemen).
Noch voor het gebied van het Waterschap als geheel, noch voor de gebiedsdelen afzonderlijk geldt een peilbesluit. Wel wordt met behulp van stuwen door het Waterschap een streefpeil voor de winter- en zomerperiode gehanteerd.
Het terrein van Van X, c.q. Plantenkwekerij Van X bevindt zich in het stroomgebied van de Kabroekse Beek direct aan de oever van de Kabroekse Beek, op het punt waar de Almeweg de Kabroekse Beek kruist. De warenhuizen van Van Vegchei c.s. zijn relatief laag gelegen.
Op het meetstation Vredepeel is in oktober 1998 een hoeveelheid neerslag gemeten van 113,8 mm. Op zowel 31 oktober als op 1 november 1998 is 28 mm neerslag gemeten.
Op 31 oktober/ 1 november 1998 is de Kabroekse Beek buiten haar oevers getreden waardoor de kassen van Van X zijn ondergelopen met water.
Het waterschap heeft op dat moment in samenwerking met andere instanties gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om verdere overstroming te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken.
3. De vordering(en) en de stellingen van eiseres
Van X hebben gevorderd bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad ook ten aanzien van de proceskosten - te verklaren voor recht dat het Waterschap aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het onrechtmatig handelen als genoemd in het lichaam der dagvaarding en het Waterschap te veroordelen tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan Van X te voldoen de door hen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 11 november 1998, subsidiair vanaf 5 januari 1999, meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot een de dag der algehele voldoening en met veroordeling van het Waterschap in de kosten van het geding.
Van X hebben daartoe het volgende gesteld.
Eiseres sub 2 exploiteert in de gemeente Horst, in het bijzonder in de locatie aan de Almeweg nr. 14 te Horst, een plantenkwekerij.
De exploitatie vond plaats in daartoe opgerichte tuinbouwkassen, eveneens staande en gelegen aan de Almeweg nr. 14 te Horst.
Als gevolg van overstroming van de Kabroeksebeek op 1 november 1998 is de vloer van de tuinbouwkas aan de Almeweg nr. 14 te Horst gedeeltelijk onder water komen te staan als gevolg waarvan ernstige schade is ontstaan aan plantopstanden en de tuinderskas;
Eiseres sub 2 huurt de tuinderskas van eiser sub 1, zodat eiser sub 1 recht en belang heeft bij verhaal van de schade aan de tuinderskassen en eiseres sub 2 recht en belang heeft bij verhaal van de schade aan de plantopstand en de daarmee samenhangende bedrijfsschade.
De klachten die Van X aan het adres van het Waterschap heeft, zijn te omschrijven als volgt:
a. Het Waterschap heeft de Kabroeksebeek stroomafwaarts ten opzichte van het bedrijf van Van X uitgerust met duikers die niet voldoen aan de ontwerpnormen die worden gehanteerd bij de vaststelling van de capaciteit en de
dimensionering van een afwateringsstelsel.
De duikers benedenstrooms van de kassen van Van X zijn dus te smal uitgerust en bezitten niet een capaciteit die berekend is op een situatie die zich eenmaal per 10 jaar voordoet. Het blijkt dat de optredende peilen bij een maatgevende afvoer eenmaal per 10 jaar én bij de maximale afvoer (1 tot 2 keer per 100 jaar) niet voldoen aan de bij deze afvoer behorende normpeilen.
b. Het ontwerp van de duikers voldoet ook niet aan de geldende normen. Bij het maximaal waterpeil, dat is het peil dat 1 á 2 dagen per 100 jaar wordt bereikt of overschreden, mogen geen dure gewassen en gebouwen in het water komen te staan. In het Cultuurtechnisch Vademecum wordt als norm gehanteerd dat juist voor glastuinbouwgebieden bij een afvoer met een frequentie van 1 á 2 maal per 100 jaar, geen overstroming mag optreden. Daaraan voldoet de onderhavige afvoer niet.
Het Waterschap heeft hiermede niet voldaan aan de redelijke eisen van zorgvuldigheid die zij jegens zijn ingelanden in acht dient te nemen. Het Waterschap heeft dan ook niet aan zijn zorgplicht voldaan.
Hierdoor verkeerde de Kabroeksebeek in een toestand dat zij niet aan haar functie van een deugdelijke waterafvoer kon beantwoorden, in het bijzonder in situaties van grote watertoevoer dat via de Kabroeksebeek moet worden afgevoerd.
In 1995 heeft er zich eveneens een situatie van wateroverlast voorgedaan, als gevolg waarvan schade is geleden. Ondanks deze klachten in 1995 heeft het Waterschap niet noodzakelijke en mogelijke maatregelen getroffen om schade als de onderhavige te voorkomen.
Nu het Waterschap in zijn zorgverplichting jegens Van X tekort is geschoten, is sprake van een onrechtmatige daad van het Waterschap jegens Van X. De schade valt in twee onderdelen uiteen, te weten de bedrijfsschade, als volgt gespecificeerd:
- schade aan bloeibare planten ƒ 3.700,00
- schade door uitval van planten ƒ 311.125,00
- schade aan jongenhalfwas planten ƒ 58.250,00
- extra arbeidsovereenkomst ƒ 36.925,00
- extra gasverbruik ƒ 738,00
- extra middelenverbruik bestrijdingsmiddelen ƒ 3.480,00
- extra advisering schadebegroting en onderzoek ƒ 1.425,00
- teeltplanschade ƒ 93.100,00
totaal ƒ 508.743,00
Te verwachten is dat dit schadebedrag door extra uitval van planten met ca. f 30.000,00 tot f 40.000,00 verder zal oplopen.
Voorts is schade ontstaan aan de tuinderskas. In het midden van bijna elke kap is een flinke scheur in de betonnen vloer waar te nemen. De kosten voor het herstel van de tuinderskas worden begroot op circa f 550.000,00 exclusief BTW.
Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van het Waterschap
Het Waterschap heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van eiseres in dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding.
Het Waterschap heeft daartoe het volgende gesteld.
Het Waterschap betwist dat het aansprakelijk zou zijn voor de schade die Van X stellen te hebben geleden, daar het Waterschap in casu - onder de omstandigheden zoals deze zich op 31 oktober/1 november 1998 hebben voorgedaan - zijn jegens Van X te betrachten zorgverplichtingen niet heeft geschonden.
Meer specifiek betwist het Waterschap dat het de Kabroekse Beek zou hebben uitgerust met duikers die niet voldoen aan de ontwerpnormen die worden gehanteerd bij de vaststelling van de capaciteit en de dimensionering van een afwateringsstelsel. Voorts betwist het Waterschap dat het ontwerp van de duikers niet zou voldoen aan de geldende normen.
Het Waterschap stelt dat het voldaan heeft aan zijn verplichtingen en dat ten aanzien van de overstromingen van 31 oktober/1 november 1998 sprake is geweest van overmacht. Voorts stelt het Waterschap dat het evenmin aansprakelijk is voor de schade, op grond van enig handelen of nalaten, dan wel de verkeersopvattingen.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
Onweersproken is de rechtbank het volgende gebleken.
In 1992 is door Provinciale Staten van de provincie Limburg de Verordening Waterhuishouding Limburg vastgesteld.
Hierin is opgenomen dat de gemeente verantwoordelijk is voor het aanbrengen en instandhouden van voldoende ontwatering in stedelijke gebieden. Het Waterschap is als waterkwantiteitsbeheerder verantwoordelijk voor het peilbeheer van het oppervlaktewater en de wateraanvoer en waterafvoer van het oppervlaktewater.
Door het Waterschap is in 1994 de beleidsnotitie Stedelijk Waterbeheer en de Technische Uitwerking Beleid Stedelijk Waterbeheer in het Algemeen Bestuur vastgesteld.
In deze beleidsnotitie worden eisen voor het landelijk en het bebouwd gebied aangegeven. Voor het landelijk gebied geldt dat bij een lozing met een gemiddelde
herhalingstijd van 2 jaar het peil korte tijd mag toenemen tot de hoogwaterlijn (peil behorend bij de maatgevende afvoer). Bij een lozing met een gemiddelde herhalingstijd van 10 jaar mag het peil korte tijd toenemen tot kantje boord met een waakhoogte van circa 20 cm. Voor het bebouwd gebied geldt voor buffers dat bij een lozing met een gemiddelde herhalingstijd van 2 jaar het peil gedurende enkele uren met 20 tot 40 cm mag stijgen. Bij een lozing met een gemiddelde herhalingstijd van 10 jaar bedraagt de toelaatbare peilstijging 30 tot 60 cm.
De normering als opgenomen in de beleidsnotitie Stedelijk Waterbeheer en de Technische Uitwerking Beleid Stedelijk Waterbeheer is, als een inspanningsverplichting, overgenomen in het Integraal Waterbeheersplan Peel en Maasvallei 1997-2000.
Het Integraal Waterbeheersplan Peel en Maasvallei 1997-2000 heeft gedurende 8 weken voor een ieder en dus ook voor Van X ter inzage gelegen en is in oktober 1996 door het Algemeen bestuur vastgesteld. Het plan is vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Limburg. De goedkeuring
is in mei 1997 ontvangen. Hierna is het goedgekeurde plan bekend gemaakt en ter inzage gelegd.
Tegen het Integraal Waterbeheersplan Peel en Maasvallei 1997-2000 hebben Van X geen bezwaren aangevoerd.
Er is geen wettelijke normering welke hoeveelheid water het watersysteem en de gemalen binnen een bepaald beheersgebied maximaal zouden moeten kunnen verwerken.
De rechtbank zal dan ook bij haar beoordeling en beslissing uitgaan van een op het waterschap rustende inspanningsverplichting. Deze verplichting houdt in dat beslissend is of het Waterschap minder aan controle en onderhoud heeft gedaan dan in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden verwacht.
Van X hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat de duikers benedenstrooms van hun kassen te smal zijn uitgerust en niet een capaciteit bezitten die berekend is op een situatie die zich eenmaal per 10 jaar voordoet en dat de duikers niet voldoen aan de geldende normen. Daardoor zou het Waterschap in zijn verplichting jegens Van X te kort zijn geschoten.
Voorop moet worden gesteld dat de aansprakelijkheid van het Waterschap niet kan worden aanvaard op het enkele feit dat de waterloop bij het waterschap in onderhoud is.
Van X stellen dan ook dat het Waterschap zich bij de uitoefening van zijn taak hebben te houden aan landelijk gehanteerde ontwerpnormen voor een afwateringsstelsel, die zijn vastgelegd in het Cultuurtechnisch Vademecum.
Een zo algemeen en voor het gehele land aanvaard normenstelsel kan ten deze niet worden aanvaard. Het dient te gaan om een gangbare methode voor het dimensioneren van duikers in het afwateringsstelsel van de Kabroekse Beek in samenhang met het gebied waarin deze stroomt en de uitwatering op de Groote Molenbeek. Hierbij dient mede rekening gehouden te worden met het tijdstip waarop de duikers zijn aangebracht en het feit dat de duikers een overkluizing zijn van de Kabroekse Beek binnen de bebouwde kom van Horst.
Het in de Kabroekse Beek aanwezige afvoersysteem, inclusief de duikers is omstreeks 1960 ontworpen en aangebracht door de landinrichtingsdienst in het kader van de ruilverkaveling Lollebeek. Het beheer van de beek en de kunstwerken zijn vervolgens overgedragen aan het Waterschap. Bij het ontwerpen is door de landinrichtingsdienst rekening gehouden met een afvoer door de duiker van 4,1 m³/sec. Deze maatgevende afvoer is destijds bepaald aan de hand van de toentertijd bepaalde afvoernormen, het grondgebruik (toename verharde terreinen), de grondwatertrappen en de ontwateringstoestand van de grond.
De vraag die beantwoord kan worden is of er nadien een zodanig wijziging van de feitelijke situatie ter plaatse heeft plaatsgevonden dat het Waterschap naar redelijkheid tot het aanbrengen van een andere duiker met een grotere afvoernorm diende over te gaan. Daarbij dient er wel van uit te worden gegaan dat het niet zo kan zijn dat het afvoeren van water te allen tijde op voldoende wijze ongestoord kan plaatsvinden.
Door partijen worden geen gegevens verstrekt over bijvoorbeeld toename verharde grond, wijziging gebruik van de grond, toename glastuinbouw en dergelijke.
Het Waterschap heeft door de Grondmij een onderzoek laten verrichten omtrent de vraag: bestaat er een oorzakelijk verband tussen de capaciteit van de aanwezige lange duiker, de ontwerp invoergegevens, vanuit de ruilverkaveling en de huidige situatie. In dit rapport wordt vermeld dat de toestand ter plaatse in de periode van circa 30 jaar enigszins is veranderd. De rechtbank zal hiervan uitgaan.
Daarmede wordt de vraagstelling gewijzigd in die zin dat het Waterschap naar redelijkheid moet hebben geweten dat de afvoer van water door de lange duiker van de aanvang af een onvoldoende capaciteit zou hebben gehad.
Het rapport van de Grondmij van 6 januari 2000 bevat als conclusie: De capaciteit van de duiker is voldoende voor een afvoer van 4,1m³/sec. Deze afvoer komt, op basis van een maatgevende afvoer van 2,6 m³/sec, statisch gezien overeen met een afvoer van gemiddeld 1 keer per 10 jaar. Volgens modelberekening bedraagt de piekafvoer van 31 oktober/1 november 1998 5,3 m³/sec. Dit is ruim 2 keer zo veel als de maatgevende afvoer en komt daarmee overeen met een afvoer die statisch gezien gemiddeld 1 keer per 100 jaar optreedt.
Uitgaande van bovenstaande conclusie kan het Waterschap niet aansprakelijk gesteld worden voor de opgetreden inundatie tengevolge van een extreme regelval.
Hierbij gaat de rechtbank er van uit - nu niet anders is gesteld of gebleken - dat het Waterschap geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van deze conclusie.
Van X hebben in het geding gebracht het rapport Oranjewoud van 26 april 2000. Dit rapport reageert op het rapport Grondmij en bevat tevens eigen berekeningen. Het Waterschap bestrijdt op zijn beurt weer de methodiek, die Oranjewoud toepast. Voor het geheel verwijst de rechtbank naar de inhoud van de rapporten en het in de conclusies over en weer aangevoerde.
Juist uit de inhoud van dit debat blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat er voor het Waterschap geen reden was om naar redelijkheid er aan te twijfelen dat de capaciteit van de duiker onvoldoende was.
Van X stellen nog dat het Waterschap naar aanleiding van klachten van 1995 maatregelen had moeten treffen om schade in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat de zorgplicht van het Waterschap jegens ingelanden onder meer meebrengt dat, indien bij het Waterschap een klacht binnenkomt over het waterpeil, het Waterschap adequaat dient te reageren door naar aanleiding van die klacht een onderzoek in te stellen en zo nodig de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen.
Niet gesteld of gebleken is dat, zo er al sprake is geweest van wateroverlast in 1995, dit niet heeft geleid tot overstroming van de kassen van Van X.
Het Waterschap heeft Van X uitgenodigd nader aan te geven wat zij met deze stelling bedoelen.
Van X hebben daarop enkel deze stelling herhaald zonder enige nadere adstructie.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank geen reden aanwezig om hierop nader in te gaan.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het Waterschap in deze geen verwijt gemaakt kan worden. De vordering van Van X dient dan ook te worden afgewezen. Op de gedane aanboden tot bewijslevering behoeft de rechtbank niet in te gaan.
Van X dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding veroordeeld te worden.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
wijst af de vordering van Van X;
veroordeelt Van X in de kosten van dit geding aan de zijde van het Waterschap gevallen, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op ƒ 7.600,-- (EUR 3.448,73) aan salaris procureur en op ƒ 400,-- (EUR 181,51) aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en ter openbare civiele terechtzitting van 16 augustus 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.