ECLI:NL:RBROE:2001:AD5305

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
8 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
43168 / HA ZA 01 - 160
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding in verband met bestemmingsplan en gedoogbesluit

Op 8 november 2001 heeft de Arrondissementsrechtbank te Roermond uitspraak gedaan in de zaak tussen Schepens Bedrijfsauto's B.V. en de Gemeente Weert. Schepens vorderde een schadevergoeding van ƒ 682.805,64 van de Gemeente, stellende dat zij onrechtmatig had gehandeld door meerdere besluiten te nemen die schadelijk waren voor haar bedrijfsvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat Schepens sinds 1987 een bedrijf had gevestigd in strijd met het bestemmingsplan en dat de Gemeente in het verleden gedoogbesluiten had genomen. De Gemeente betwistte de onrechtmatigheid en stelde dat de schade niet aan haar kon worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband bestond tussen de gestelde schade en het besluit van de Gemeente van 17/20 september 1991, omdat dit besluit nooit was geëffectueerd. Bovendien oordeelde de rechtbank dat Schepens zelf verantwoordelijk was voor de onrechtmatige situatie en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank wees de vordering van Schepens af en veroordeelde haar in de proceskosten van de Gemeente, die op dat moment waren begroot op ƒ 22.685,00. Dit vonnis werd uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak: 8 november 2001.
V O N N I S
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de zaak van:
eiseres:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SCHEPENS BEDRIJFSAUTO'S B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Weert,
procureur mr. M.M. van den Boomen;
tegen:
gedaagde:
De publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE WEERT,
gevestigd te Weert,
procureur mr. P.J.W.M. Theunissen.
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
· de dagvaarding;
· de conclusie van eis met producties;
· de conclusie van antwoord met producties;
· de conclusie van repliek met producties, tevens houdende akte wijziging van eis;
· de conclusie van dupliek;
· de pleitnota, alsmede akte wijziging van eis van mr. van den Boomen;
· de pleitnota van mr. Theunissen.
De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Partijen zullen in dit vonnis worden aangeduid als Schepens en de Gemeente.
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
· Schepens is sinds 1987 gevestigd aan de Roermondseweg te Weert en maakt gebruik van de percelen kadastraal bekend gemeente Weert, sectie T, nrs. 1148 en 1149;
· De bedrijfsactiviteiten die Schepens ter plaatse ontplooide waren deels in strijd met het bestemmingsplan. Schepens was hiervan op de hoogte;
· Op 27 september 1990 heeft de Gemeente een gedoogbesluit genomen, inhoudende dat zij het verharden van het perceel sectie T, nummer 1148, alsmede het gebruik van dit perceel voor de stalling van bedrijfsauto's in strijd met het bestemmingsplan vooralsnog zou gedogen;
· Op 17 september 1991 is door de Gemeente besloten een verzoek van een omwonende om een einde te maken aan de gedoogsituatie te honoreren. Op 20 september 1991 heeft zij Schepens aangeschreven en gesteld dat deze het met het bestemmingsplan strijdige gebruik voor 1 oktober 1992 diende te beëindigen;
· De Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft dit besluit in haar uitspraak van 28 september 1992 geschorst tot 31 maart 1993 en in haar uitspraak van 3 mei 1993 voor onbepaalde tijd;
· Op 29 augustus 1995 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de besluiten van de Gemeente van 17 en 20 september 1990 vernietigd;
· Op 25 maart 1993 heeft de Gemeente het bestemmingsplan 'Omgeving Roermondseweg-Begijnenpeelweg' bekendgemaakt. Hierin werd onder andere een beperkte stedenbouwkundige inpassing van het bedrijf van Schepens mogelijk gemaakt. Schepens maakte hiertegen bezwaar, welk door Gedeputeerde Staten gegrond is verklaard op 2 november 1993. Gedeputeerde Staten waren van mening dat er geen bezwaren waren tegen volledige stedenbouwkundige inpassing. De Gemeente heeft hiertegen beroep ingesteld, doch dit beroep is door de Kroon op 10 januari 1996 ongegrond verklaard.
· De Gemeente heeft het bestemmingsplan aangepast en het bedrijf van Schepens in de bestaande omvang ingepast. Het bestemmingsplan is op 17 juli 1997 vastgesteld. Schepens heeft hiertegen bedenkingen ingediend, daar hij uitbreidingsmogelijkheden wenste. Deze bedenkingen zijn door Gedeputeerde Staten op 20 januari 1998 ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan is goedgekeurd. Het bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk.
3. De vordering(en) en de stellingen van Schepens
3.1 Schepens heeft gevorderd de Gemeente te veroordelen bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - te betalen aan Schepens ƒ 682.805,64, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding.
3.2 Schepens heeft daartoe gesteld dat zij schade heeft geleden doordat de Gemeente jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, door meerdere onrechtmatige besluiten te nemen en haar standpunt omtrent het gedogen van het bedrijf zonder reden te herzien. Schepens wenst de kosten voor rechtsbijstand vergoed te zien, ook kosten gemaakt tijdens de voorbereidingsprocedures. De totale kosten voor juridische bijstand bedragen ƒ 21.205,64. Voorts wil zij de schade vanwege het verzuim door de eigenaar, zijnde ƒ 261.600,00 alsmede het geleden omzetverlies van ƒ 200.000,00 vergoed zien, ontstaan door negatieve publiciteit.
3.3 Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van gedaagde
4.1 Gedaagde heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van eiseres in dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding.
4.2 Gedaagde heeft gesteld dat het gaat om één onrechtmatig besluit, en wel van 17/20 september 1991.
4.3 Met betrekking tot de kosten voor rechtsbijstand stelt de Gemeente dat deze niet gespecificeerd zijn. Voorts zijn de kosten met betrekking tot de beroepsprocedure al vergoed, doordat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 29 augustus 1995 de Gemeente ook in de proceskosten heeft veroordeeld. Voor de kosten gemaakt in de bezwaarfase is niet aangetoond dat deze voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets.
4.4 Met betrekking tot de overige schadeposten betwist de Gemeente dat zij jegens Schepens onrechtmatig heeft gehandeld en betwist zij tevens het causale verband tussen haar handelen en de gestelde schade. Ook voor deze posten geldt dat zij niet onderbouwd zijn.
4.5 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
5.1 De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat met de vernietiging van het besluit van 17/20 september 1991 de onrechtmatigheid van het besluit van de Gemeente jegens Schepens en tevens de schuld van de Gemeente is vast komen te staan.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet geldt voor de uitspraak van de Kroon van 10 januari 1996, nu Schepens in deze procedure geen partij is geweest.
De door Schepens gevorderde schade zou dus voorzover die voortvloeit uit het besluit van 17/20 september 1991 voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
5.2 Vast staat dat dit besluit, inhoudende een bestuursdwangaanzegging bij uitspraak van 28 september 1992 door de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State is geschorst tot 31 maart 1993 en bij uitspraak van 3 mei 1993 voor onbepaalde tijd. In de bodemprocedure is het besluit vernietigd op 29 augustus 1995. Nu effectuering van het besluit nooit heeft plaatsgevonden kan dit besluit geen schade tot gevolg hebben gehad. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen causaal verband kan bestaan tussen de door Schepens gestelde schade en het besluit van de Gemeente van 17/20 september 1991.
5.3 De rechtbank stelt vast dat de vordering van Schepens tevens zijn grondslag vind in de jarenlange procedures die gevoerd zijn ter legalisering van het bedrijf van Schepens voortkomend uit volgens Schepens onrechtmatige danwel onzorgvuldige handelingen van de Gemeente.
Vast staat dat Schepens vanaf het moment dat hij zijn bedrijf in 1987 vestigde aan de Roermondseweg te Weert op de percelen kadastraal bekend gemeente Weert, sectie T, nrs. 1148 en 1149, wist dat deze vestiging deels in strijd was met het vigerende bestemmingsplan. Schepens heeft derhalve zelf een onrechtmatige situatie in het leven geroepen. De Gemeente is Schepens op diens verzoek als startende ondernemer ter wille geweest door zijn bedrijf vooruitlopend op en in afwachting van een bedrijfsverplaatsing te gedogen. Uit de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State van 28 september 1992, die als productie 9 bij de conclusie van dupliek is overlegd, (herhaald bij uitspraak van 3 mei 1993), blijkt dat het Schepens ook bekend was dat het van het bestemmingsplan afwijkende gebruik van het terrein door de Gemeente uitsluitend werd gedoogd vooruitlopend op en in afwachting van een eventuele bedrijfsverplaatsing. Vast staat dat er pogingen zijn gedaan het bedrijf te verplaatsen doch dat deze niet tot resultaat hebben geleid.
5.4 De rechtbank is derhalve van oordeel dat Schepens het risico dat vele procedures zouden volgen over zichzelf heeft afgeroepen door zelf in eerste instantie onrechtmatig te handelen door een bedrijf te vestigen in strijd met het vigerende bestemmingsplan, zodat de Gemeente de schade die Schepens hierdoor geleden heeft niet valt toe te rekenen. De publiciteit die het bedrijf van Schepens ten deel zou zijn gevallen is primair het gevolg van het handelen van Schepens zelf, nog afgezien van de vraag of deze publiciteit werkelijk negatief was en werkelijk tot schade heeft geleid. De uren die Schepens als directeur van zijn bedrijf in de procedures heeft moeten steken zijn ook primair het gevolg van diens vrijwillige besluit een bedrijf te vestigen in strijd met het vigerende bestemmingsplan, zodat de rechtbank van oordeel is dat zo hier al sprake is van geleden schade deze niet voor rekening komt van de Gemeente, doch voor rekening en risico van Schepens dient te blijven.
5.5 Met betrekking tot de kosten voor rechtsbijstand stelt de rechtbank vast dat door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 29 augustus 1995 een proceskostenveroordeling is uitgesproken, waarbij de Gemeente in de proceskosten is veroordeeld, zodat de rechtbank geen ruimte aanwezig acht voor een verdere proceskostenveroordeling. Voor kosten voor rechtsbijstand die Schepens in de loop van andere procedures heeft gemaakt is de rechtbank van oordeel dat deze proceskostenschade, nog afgezien van de vraag of aan de dubbele redelijkheidstoets is voldaan, niet onrechtmatig door de Gemeente is veroorzaakt, zodat deze schade niet aan de Gemeente kan worden toegerekend. De rechtbank zal derhalve ook dit deel van de vordering afwijzen.
5.6 De rechtbank zal Schepens als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
wijst de vordering van Schepens Bedrijfsauto’s B.V. af;
veroordeelt Schepens Bedrijfsauto’s B.V. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de gemeente Weert tot op heden begroot op ƒ 7.485,00 (EUR 3.396,54) aan verschotten en ƒ 15.200,00 (EUR 6.897,46) aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.F.M. Schrickx, F. Oelmeijer en J.H. van Eck en ter openbare civiele terechtzitting van 8 november 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: YR.
Coll.: