ECLI:NL:RBROE:2001:AD6897

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
6 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
42239 / HA ZA 00-933
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.M.L.M. Magnée
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Gemeente voor wateroverlast op landbouwpercelen

In deze zaak, uitgesproken op 6 december 2001 door de Arrondissementsrechtbank te Roermond, vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], schadevergoeding van de Gemeente Echt wegens wateroverlast op hun percelen. De eisers stelden dat hun percelen, gelegen aan de Boekhorstweg, op 5 juli 1998 gedeeltelijk onder water stonden door onvoldoende onderhoud van de bermsloot door de Gemeente. De rechtbank stelde vast dat de eisers contractueel verplicht waren aardappelen te telen en dat de wateroverlast hen schade had berokkend. De Gemeente betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de bermsloot geen afwateringsfunctie had voor de percelen van eisers, maar enkel als zaksloot diende voor de Boekhorstweg. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente niet had gehandeld in strijd met artikel 5:38 van het Burgerlijk Wetboek, dat enkel de verplichting schept om water van een hoger gelegen perceel te ontvangen. De rechtbank liet echter de mogelijkheid open voor eisers om bewijs te leveren van onvoldoende onderhoud aan de bermsloot vóór de wateroverlast op 5 juli 1998. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en bepaalde dat hoger beroep pas tegelijk met het eindvonnis kon worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak: 6 december 2001.
V O N N I S
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de zaak van:
eisers:
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. J.G.A. Penders;
tegen:
gedaagde:
GEMEENTE ECHT,
gevestigd te 6101 CV Echt, Nieuwe Markt 55,
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
1. Het verloop van de procedure
1.1 het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 12 december 2000
- de conclusie van eis, tevens akte wijziging van eis, met zeven producties
- de conclusie van antwoord met vier producties
- het vonnis van deze rechtbank van 22 februari 2001
- de bij brief van 4 april zijdens eisers overgelegde productie
- de nota van inlichtingen zijdens eisers met drie producties
- het proces-verbaal van de op 10 april 2001 gehouden comparitie van partijen
- de akte waarbij zijdens eisers zeven foto’s en twee taxatierapporten ter griffie zijn
gedeponeerd
- de conclusie van repliek met tien producties
- de conclusie van dupliek.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
1.3 Partijen zullen in dit vonnis respectievelijk “[eisers]” en de Gemeente worden genoemd.
2. De vaststaande feiten
2.1 Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel niet voldoende, weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
2.2 [eiser sub 1] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend als gemeente Echt, sectie AA, nummer 814. Aan de oostzijde wordt zijn perceel begrensd door een langs de Boekhorstweg gelegen bermsloot van de Gemeente (verder ook te noemen: de bermsloot). Aan de zuidzijde van zijn perceel heeft [eiser sub 1] een greppel aangelegd die aansluiting geeft op de bermsloot.
2.3 [eiser sub 2] is pachter van het de Gemeente in eigendom toebehorende perceel kadastraal bekend als gemeente Echt, sectie AA, nummer 586. Dit perceel zal verder worden aangeduid als het perceel van [eiser sub 2]. Ook dit perceel wordt aan de oostzijde begrenst door de bermsloot langs de Boekhorstweg.
2.4 Zowel op het perceel van [eiser sub 1] als op dat van [eiser sub 2] bevindt zich een waterlossing, genaamd de Petrushoevelossing, die in beheer en onderhoud is bij het Waterschap Roer en Overmaas (verder te noemen: het Waterschap). De percelen van [eisers] wateren aan de westzijde af op deze waterlossing.
2.5 [eisers] hadden zich voor het teeltjaar 1998 ieder voor zijn perceel op contractbasis verplicht tot het telen van aardappelen.
2.6 De maand juni 1998 is uitzonderlijk nat geweest. De percelen van [eisers] stonden op 5 juli 1998 gedeeltelijk onder water. Er is in die periode geen water vanuit de bermsloot op de percelen van [eisers] gestroomd.
3. De vorderingen en de stellingen van [eisers]
3.1 [eisers] vorderen (samengevat) bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad -
te verklaren voor recht dat de Gemeente onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld;
primair:
de Gemeente te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 1] van de door deze geleden schade ad ƒ 18.812,85, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en rente;
de Gemeente te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 2] van de door deze geleden schade ad ƒ 53.209,62, eveneens te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en rente;
althans, subsidiair:
de Gemeente te veroordelen tot een in redelijkheid en billijkheid vast te stellen schadevergoeding aan eisers, te vermeerderen met rente;
althans, meer subsidiair:
de Gemeente te veroordelen tot betaling van een nader bij staat op te maken schadevergoeding aan [eisers], te vermeerderen met rente;
de Gemeente te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.2 [eisers] stellen dat schade is ontstaan aan de te velde staande aardappelen (voor de teelt waarvan hun percelen geschikt zijn) doordat deze percelen gedurende meerdere dagen na 5 juli 1998 nagenoeg volledig onder water hebben gestaan. Zij wijten deze schade aan de omstandigheid dat de bermsloot door de Gemeente niet, althans onvoldoende, was onderhouden, waardoor deze het water niet naar behoren kon afvoeren. De bermsloot was vrijwel volledig verstopt door begroeiing, terwijl overkluisde verbindingen richting de Paterslossing c.q. de Putbeek volledig dichtgegroeid en dichtgeslibd waren.
3.3 De Gemeente heeft onrechtmatig gehandeld nu zij, als eigenaar van het lager gelegen erf, heeft niet voldaan aan haar uit artikel 5:38 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voortvloeiende verplichting om de bermsloot zodanig te onderhouden dat het hemelwater van de percelen van [eisers] naar behoren kon worden afgevoerd, althans heeft gehandeld in strijd met de jegens [eisers] in acht te nemen zorgvuldigheid. Subsidiair heeft de Gemeente gehandeld in strijd met artikel 4 van de Keur van het Waterschap. Op grond van dit artikel zijn eigenaren van secundaire wateren (zoals de onderhavige bermsloot) onderhoudsplichtig, hetgeen inhoudt dat er voor gezorgd dient te worden dat het water aan zijn (waterbergende en -afvoerende) functie kan beantwoorden.
3.4 De door [eisers] geleden schade is respectievelijk begroot op ƒ 18.812,- en ƒ 53.200,-. Zij maken verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, juridisch-technische expertisekosten en wettelijke rente.
3.5 Voor de verdere stellingen van [eisers] en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van de Gemeente
4.1 De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijk-verklaring van eisers in dan wel ontzegging van het gevorderde, met veroordeling van eisers in de kosten van het geding.
4.2 De bermsloot is een zogenaamde “zaksloot” ten behoeve van de Boekhorstweg. De bermsloot heeft geen afwateringsfunctie voor de percelen van [eisers]. De afwatering van (hemel)water is een aangelegenheid van de grondgebruiker en eventueel het Waterschap, niet van de Gemeente.
4.3 De Gemeente ontkent onvoldoende onderhoud aan de bermsloot te hebben gepleegd. Zij wijst daarentegen op de geleidelijke verhoging van de grondwaterstand door de voorafgaande langdurige regenval, de lage ligging van de percelen, hun ongeschiktheid voor de aardappelteelt en het ontbreken van eigen voorzieningen.
4.4 De Gemeente betwist gehandeld te hebben in strijd met artikel 5:38 BW. Dat artikel brengt niet de verplichting met zich om zorg te dragen voor de afwatering van aangrenzende percelen. Het verbiedt slechts “aangeboden” water te weigeren en dat heeft de Gemeente niet gedaan.
4.5 Verdergaand onderhoud van de bermsloot zou het onder water geraken van de percelen niet hebben voorkomen en ook bij een schone bermsloot zou er wateroverlast zijn geweest. De melding van [eiser sub 2] op 5 juli 1998 kwam op een zodanig tijdstip dat de Gemeente daarop in redelijkheid niet meer tijdig kon reageren.
4.6 De Gemeente betwist de omvang van de door [eisers] gestelde schade en stelt dat zij niet hebben voldaan aan hun schadebeperkingplicht.
4.7 Tenslotte betwist de Gemeente de buitengerechtelijke incassokosten, de periode waarover wettelijke rente wordt gevorderd en de gevorderde juridisch-technische expertisekosten. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure ontbreekt volgens de Gemeente elke grond.
4.8 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen van de Gemeente en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
5.1 Het gaat in deze procedure over de vraag of de Gemeente aansprakelijk is voor de door [eisers] in 1998 geleden schade door wateroverlast op hun percelen.
5.2 [eisers] stellen daartoe dat de Gemeente jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het burenrecht, dan wel in strijd met de keur van het Waterschap, onvoldoende onderhoud te plegen aan de bermsloot, althans door te handelen in strijd met de jegens hen in acht te nemen zorgvuldigheid.
5.3 Met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat niet is gehandeld in strijd met artikel 5:38 BW. Dat artikel schept immers voor de eigenaar van een lager gelegen erf slechts de verplichting het water te ontvangen dat van een hoger gelegen perceel van nature afloopt. Door de Gemeente is niets gedaan waardoor het kunnen afstromen van water afkomstig van de percelen van [eisers] naar het perceel van de Gemeente is belet.
5.4 De rechtsgronden (zo nodig) ambtshalve aanvullend kunnen de door [eisers] gestelde rechtsfeiten evenwel een schending inhouden van de op de Gemeente als eigenaar van de bermsloot rustende verplichting om aan eigenaars van andere erven geen hinder toe te brengen door wijziging te brengen in de loop en/of de hoeveelheid van over haar grond stromend water (art. 5:39 BW). Daarvan kan onder omstandigheden immers ook sprake zijn wanneer de eigenaar van het water ontvangende erf niet, of in onvoldoende mate, zorg draagt voor een behoorlijke doorstroming van water dat afkomstig is van hoger gelegen percelen door op de voor de afvoer van water bestemde gedeelten van zijn perceel plantengroei en of aanslibbingen, die de afvoer van water belemmeren, te verwijderen.
5.5 Naar aanleiding van hetgeen door [eisers] in dit verband subsidiair is aangevoerd merkt de rechtbank nog terzijde op dat de verplichting van de Gemeente om zorg te dragen voor het onderhoud van de bermsloot als secundair water in ieder geval reeds voortvloeit uit de keur van het Waterschap, zijnde dit een wettelijke bepaling die mede ten doel heeft de belangen van [eisers] als gebruikers van aan de bermsloot grenzende landbouwgrond te beschermen.
5.6 De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de Gemeente dat de bermsloot geen waterafvoerende functie heeft en slechts dient als zaksloot ten behoeve van de naastgelegen Boekhorstweg. Volgens het Waterschap hebben secundaire wateren, die een directe of indirecte (door middel van duikers) verbinding hebben met andere wateren naast een (mogelijke) bergende en infiltrerende functie een waterafvoerende functie. De bermsloot is een water dat - naar vast staat - middels duikers recht-streeks in verbinding staat met door het Waterschap onderhouden waterlossingen. Daarmee is de waterafvoerende functie gegeven.
Indien de bermsloot ter hoogte van de percelen van [eisers] uitsluitend als zaksloot was bedoeld, dan was het overigens niet nodig geweest ter plaatse van kruisingen van deze bermsloot met (land-)wegen duikers aan te leggen.
5.7 De Gemeente heeft gemotiveerd betwist onvoldoende onderhoud aan de bermsloot en de daarin gelegen duikers te hebben verricht. De rechtbank zal alvorens verder te beslissen [eisers], op wie daarvan de bewijslast rust en die bewijs van hun stellingen hebben aangeboden, toelaten te bewijzen dat de Gemeente vóór 5 juli 1998 onvoldoende onderhoud heeft gepleegd aan de bermsloot en de daarin gelegen duikers. Volledigheidshalve merkt de rechtbank hierbij op dat, voorzover [eisers] het niet afvoeren van water via de kluis onder de Boekhorstweg (ter plaatse van de kruising met de Torenweg) wijten aan het (volledig) dichtgeslibd en dichtbegroeid zijn van die kluis, zij dit niet aan de Gemeente kunnen tegenwerpen nu blijkens de overgelegde tekening van het Waterschap (en overigens ook blijkens de tekening vervaardigd door de schade-expert ing. J.J. Velthuijs) de betreffende kluis deel uitmaakt van de Paterslossing, een primair water waarvan het onderhoud bij het Waterschap berust. De Gemeente mag er aldus van uitgaan dat het Waterschap voor adequaat onderhoud van die lossing zorg draagt en van het eventueel onvoldoende doorstromen van het water door die kluis kan de Gemeente dan ook geen verwijt worden gemaakt.
5.8 Naast het vorenstaande zal de rechtbank uit proceseconomische overwegingen [eisers] reeds thans toelaten eveneens te bewijzen dat tengevolge van onvoldoende onderhoud door de Gemeente aan de bermsloot en de daarin gelegen duikers het op 5 juli 1998 op hun percelen aanwezige water niet binnen 12 uur kon worden afgevoerd. Door de Gemeente is op zich niet betwist dat, wanneer aardappelplanten langer dan 12 uur ononderbroken onder water staan, daardoor schade aan de aardappeloogst ontstaat.
5.9 De rechtbank begrijpt de stellingname van [eisers] aldus dat zij aan het verwijt dat de Gemeente jegens hen onzorgvuldig heeft gehandeld ten grondslag leggen dat door de Gemeente na de melding van de wateroverlast niet adequaat is gereageerd. Volgens de stellingen van eisers zijn hun percelen op 5 juli 1998 (een zondag) onder water komen te staan en is daarvan de volgende dag door [eiser sub 2] melding gedaan aan de Gemeente. Verder heeft het na ingrijpen door de Gemeente nog enkele dagen geduurd voordat het waterpeil in de bermsloten was gedaald. De rechtbank leidt hieruit af dat ook al had de Gemeente terstond na de melding gereageerd, dit er niet toe geleid zou hebben dat de aardappelplanten korter dan 12 uur onder water zouden hebben gestaan en dat zodoende de melding van de wateroverlast op een zodanig tijdstip kwam dat de Gemeente in redelijkheid niet meer in staat was om daar tijdig op te reageren. In dit verband acht de rechtbank verder van belang dat [eisers], toen hun duidelijk was dat de Gemeente niet meteen kon ingrijpen, zelf geen stappen hebben ondernomen of niet hebben kunnen ondernemen om de wateroverlast te verminderen. Dit leidt er voorshands toe dat de aansprakelijkheid van de Gemeente niet gebaseerd kan worden op onzorgvuldig gedrag harerzijds.
5.10 Nu de aansprakelijkheid van de Gemeente vooralsnog niet vast staat zal de rechtbank nog niet ingaan op hetgeen over en weer is gesteld over de door [eisers] geleden schade.
5.11 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden en bepalen dat hoger beroep van dit vonnis niet dan tegelijk met dat van het in deze zaak te wijzen eindvonnis kan worden ingesteld.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
laat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat:
1. de Gemeente Echt vóór 5 juli 1998 onvoldoende onderhoud heeft gepleegd aan de bermsloot gelegen langs de Boekhorstweg en de daarin gelegen duikers;
2. tengevolge van dit onvoldoende onderhoud het op 5 juli 1998 op/in hun percelen aanwezige water niet binnen 12 uur kon worden afgevoerd;
bepaalt - voor het geval dat zij het bewijs door middel van getuigen willen leveren - dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden voor mr. R.M.L.M. Magnée in het gerechtsgebouw aan de Willem II Singel 67 te Roermond op een nader te bepalen dag en uur;
verwijst de zaak naar de rol van 20 december 2001 voor opgave van de getuigen door [eiser sub 1] en [eiser sub 2], alsmede voor opgave van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de getuigen door beide partijen;
verklaart dat hoger beroep van dit vonnis niet dan tegelijk met dat van het eindvonnis zal kunnen worden ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.L.M. Magnée en ter openbare civiele terechtzitting van 6 december 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
type: RM.
coll.