Uitspraak: 20 december 2001
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de hoofdzaak (40760 HA ZA 00-691)
eiser in de hoofdzaak:
[W],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. H.J.A. Ewalds;
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in de vrijwaring:
[F],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. M.M. Gerrits
in de vrijwaring ( 42874 / HA ZA 01-107.
eiser in vrijwaring,
[F],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. M.M. Gerrits;
gedaagden in vrijwaring, eisers in de ondervrijwaring
[J],
wonende te [woonplaats], [adres],
[J],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. H.J.A. Ewalds.
In de ondervrijwaring ( 44772 / HA ZA 01-433)
eisers in ondervrijwaring:
[J],
wonende te [woonplaats], [adres],
[J],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. H.J.A. Ewalds;
gedaagde in ondervrijwaring:
De gemeente GEMEENTE SITTARD-GELEEN,
gevestigd te 6131 LB Sittard, Hub Dassenplein 1,
procureur mr. H.J.A. Ewalds.
1. Het verloop van de procedures
Partijen worden aangeduid als [W], [F], [J & J], de gemeente Sittard-Geleen.
Het verloop van de procedures blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van [W] d.d. 7 september 2001;
de conclusie van eis van [W] met twee bijlagen;
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring door [F] met 1 bijlage;
de incidentele conclusie van antwoord van [W];
het vonnis van deze rechtbank d.d. 11 januari 2001, 40760 HA Za 00-691;
de conclusie van antwoord van [F] met 5 bijlagen;
de dagvaarding van [F] d.d. 29 januari 2001;
de conclusie van eis van [F] met vijf bijlagen;
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring door [J & J];
de incidentele conclusie van antwoord van [F];
het vonnis van deze rechtbank d.d. 19 april 2001, 42874, HA ZA 01-107;
de dagvaarding in (onder)vrijwaring van [J & J] d.d. 21 mei 2001;
de conclusie van eis van [J & J] met 1 bijlage;
de conclusie van antwoord van de gemeente Sittard-Geleen met 1 bijlage;
het vonnis van deze rechtbank in de hoofdzaak, de vrijwaring en de ondervrijwaring d.d. 16 augustus 2001;
het proces-verbaal van comparitie in de hoofdzaak, de vrijwaring en de ondervrijwaring d.d. 17 oktober 2001;
de akte van [J & J] d.d. 1 november 2001 met 7 bijlagen waaronder het procesdossier rechtbank Maastricht 51630 HA Za 99-1018 inzake [J & J] tegen de gemeente Sittard);
de akte van [F] d.d. 1 november 2001 met 1 bijlage;
de akte/brief van [W] d.d. 1 november 2001 met 1 bijlage.
De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
2.1 [J & J] zijn eigenaar van een perceel aan de Ruys de Beerenbrouckstraat te Sittard, kadastraal sectie B 4748. Dit perceel is niet via de openbare weg bereikbaar.
Naast het perceel sectie B 4748 en de openbare weg ligt een grondstrook die tot 16 mei 1990 eigendom van de gemeente Sittard (thans ook de gemeente Sittard-Geleen) was.
2.2 Bij ingeschreven notariële akte d.d. 17 mei 1990 (bijlage bij akte [J & J] d.d. 1 november 2001) heeft de gemeente Sittard aan F.J.M. [K] verkocht en geleverd een
“strook grond, gelegen te Sittard, aan de Ruys de Beerenbrouckstraat, vormende een ter plaatse afgebakend gedeelte ter grootte van ongeveer twee aren negentig centiaren van het perceel kadastraal bekend als gemeente Sittard, sektie B nummer 2941, zoals op de aan deze akte vastgehechte situatie-tekening gearceerd staat aangegeven.”
De situatietekening toont een strook grond die over de gehele lengte van het buurperceel (onleesbaar kadastraal nummer) over de Ruys de Beerenbrouckstraat tot aan de Baandertweg loopt .
2.3 Bij brief d.d. 26 oktober 1995 (bijlage bij akte [J & J] d.d. 1 november 2001) vraagt W. [D] ten behoeven van de familie [D] (dat zijn de dames [J & J]) als eigenaar van het perceel sectie B 4748 de gemeente Sittard of deze bereid is de litigieuze grondstrook (ongeveer 100 vierkante meter) ten behoeve van woningbouw te verkopen. Bij brief d.d. 15 december 1995 (bijlage bij akte [J & J] d.d. 1 november 2001) stemt de gemeente Sittard in met verkoop ten behoeve van de geplande woningbouw.
2.4 Bij brief d.d. 8 april 1996 (bijlage bij akte [J & J] d.d. 1 november 2001) schrijft F. [K] aan de gemeente Sittard:
“ De erven van de heer [D] hebben een verzoek tot aankoop van een perceel grond bij U ingediend. Dit perceel heeft de gemeente in 1990 reeds verkocht aan F.J.M. [K] en L.A.A. [M]. Een en ander is na te gaan aan de hand van het eigendomsbewijs opgesteld door notaris Gelissen op 17 mei 1990. Voor alle duidelijkheid heb ik een kopie van de bescheiden bijgesloten.”
2.5 De raad der gemeente Sittard besluit op 11 april 1996 tot verkoop en overdracht van een strook grond aan de R. de Beerenbrouckstraat ter grootte van ca. 80 m2, kadastraal bekend als gemeente Sittard, sectie B, nummer 4776.
Bij ingeschreven notariële akte d.d. 7 maart 1997 (bijlage bij akte [J & J] d.d. 1 november 2001) heeft de gemeente Sittard aan [J & J] verkocht een “strook grond, Ruys de Beerenbrouckstraat te Sittard, uitmakend een ter plaatse aangeduid aaneengesloten gedeelte ter grootte van ongeveer tachtig centiaren van het kadastrale perceel Gemeente Sittard, sektie B nummer 4776, zoals gearceerd aangegeven op de aan deze akte vast te hechten (…) situatietekening .”
2.6 Op 15 september 1997 (bijlage bij akte [J & J] d.d. 1 november 2001) verkopen [J & J] aan [F] “het perceel grond aan de Ruys de Beerenbrouckstraat te Sittard, groot 3 are en 30 ca. bestaande uit de kadastrale nummers Sittard B-4748, groot 2 are en 50 ca en B-04940, groot 80 ca.” voor een prijs ad fl. 54.500,--.
2.7 Op 16 september 1997(bijlage bij conclusie van eis [W]) verkoopt [F] aan [W] “het perceel grond aan de Ruys de Beerenbrouckstraat te Sittard, groot 3 are en 30 ca. bestaande uit de kadastrale nummers Sittard B-4748, groot 2 are en 50 ca en B04940, groot 80 ca.” voor een prijs ad fl. 54.500,--.
2.8 Bij brief d.d. 25 september 1997 (bijlage bij akte [W] d.d. 1 november 2001) schrijft notaris J. Laudy aan [W] (onder afschrift aan Jeurisen & Janssen en [F]):
“ ….. de dames [D] ….. niet de eigendom hebben verkregen van voormeld nummer 4940. Dit perceelsnummer werd onder het oude thans vervallen nummer 2941 bij akte op 17 mei 1990 … overgedragen aan … [K]-[M], .. Naderhand zijn er kennelijk problemen gerezen toen bleek dat het perceel thans bekend als nummer 4748 door voormelde eigendomsoverdracht niet anders meer bereikbaar was, dan via een noodweg ….. Bij de opmeting op 8 mei 1996 kwam voormeld probleem naar voren waarna, …… “
2.9 Op 29 december 1998 (bijlage bij akte [F] d.d. 1 november 2001) schrijft [F] aan de raadsvrouw van [J & J]:
“Over het feit dat ondergetekende op de hoogte was van het feit dat de gemeente in eerste aanleg niet de eigendom had van de grond, heb ik in mijn brief van 20 oktober te uwer kennis gebracht. Met Uw cliënten was evenwel afgesproken dat ondergetekende de grond zou afnemen zodra de gemeente Sittard de grond bij akte zou leveren. De akte is vervolgens opgemaakt en gepasseerd waarbij, let wel, ondanks het feit dat de gemeente schijnbaar erkend geen eigendom te hebben gehad toch geleverd wordt."
2.10 [D] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard:
“Eerst was de strook grond moestuin, daarna bouwgrond. Ik heb in het bijzijn van [F] met de gemeente gesproken, nadat ik bij brief had verzocht die grond te kopen. De gemeente zei mij dat ik ook de groenstrook (strook tussen moestuin en trottoir) moest kopen. Toen is gebleken dat die strook van [K] was ([K] schreef dat aan de gemeente) . De gemeente zou dat oplossen. Er is gesproken met de heren [G], [P] en [A]. Daarna is de strook grond aan de dames verkocht.
[F] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard:
Ik bevestig wat [D] verklaart. De gemeente zou er voor zorgen dat alles in orde kwam. De gemeente wist dat wij (Wijnland; rb: lees [W]) bouwplannen hadden. De gemeente zou de zaak met [K] oplossen. Daarna volgde de koop en overdracht aan de dames [J & J]
3. De vordering(en) en de stellingen van eiser in de hoofdzaak
3.1 [W] heeft gevorderd [F] te veroordelen bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad ook ten aanzien van de proceskosten :
Primair: om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis juridisch en feitelijk aan [W] te leveren de onroerende zaak gelegen te Sittard aan de Ruys de Beerenbrouckstraat, gemeente Sittard, sectie B-4748, groot 2 are en 50 ca en nummer B-4940, groot 80 ca, tegen een koopsom van f 54.500,-- kosten koper, op een verbeurte van een dwangsom van fl. 1.000,-- per dag of een gedeelte van een dag, dat niet wordt voldaan aan het in deze te wijzen vonnis, nadat het in deze te wijzen vonnis zal zijn betekend, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding;
Subsidiair: gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de door eiser geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.2 [W] stelt daartoe de vaststaande feiten onder 2.7 waaruit volgt dat [F] de gekochte zaak dient te leveren aan [W].
Voor het geval de rechtbank de vordering tot nakoming afwijst, vordert [W] schadevergoeding. De schade bestaat uit meerkosten in verband met aankoop van vervangende bouwgrond en winstderving.
Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van gedaagde in de hoofdzaak
Gedaagde heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van eiser in dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eiser in de kosten van het geding. Gedaagde heeft gesteld:
1. [F] kan juridisch en feitelijk niet leveren omdat [J & J] niet aan hem kunnen leveren;
2. De schade is niet aangetoond.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5 De vordering van eiser in de vrijwaringszaak
5.1 [F] heeft gevorderd bij het tussen [F] en [W] uit te spreken vonnis onder rolnummer 40760 / HA Za 00-691 [J & J] gelijktijdig te veroordelen om te doen c.q. aan [F] te betalen al datgene, waartoe [F] als gedaagde in de hoofdzaak bij dat vonnis ten behoeve van [W] mocht worden veroordeeld te doen of te betalen, en met veroordeling van gedaagden in vrijwaring in de kosten van het geding in hoofdzaak en in de vrijwaring.
5.2 [F] voert daartoe het volgende aan.
[F] stelt daartoe de vaststaande feiten onder 2.6 waaruit volgt dat [J & J] de verkochte zaak dienen te leveren aan [F]. Voor het geval de rechtbank de vordering tot nakoming afwijst, vordert [F] schadevergoeding.
6 Het verweer van gedaagden in de vrijwaringszaak
[J & J] hebben geconcludeerd tot referte wat betreft de levering van het aan hen in eigendom toebehorende en aan hen geleverde perceel, tot afwijzing van het meerdere gevorderde.
[J & J] stellen daartoe het volgende.
1. Zij zijn bereid en in staat het perceel B-4748 te leveren aan [F].
2. Zij kunnen het perceel sectie B-4776 (B-4940) niet leveren omdat de gemeente Sittard niet aan hen levert.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
7 De vordering van eisers in de ondervrijwaring
7.1 [J & J] hebben gevorderd bij het tussen [W] en [F] en tussen [F] en Janssen en Jeurissen de gemeente Sittard gelijktijdig te veroordelen om te doen c.q. aan Janssen en Jeurissen te betalen al datgene waartoe Janssen en Jeurissen als gedaagden in (hoofd)incident tot vrijwaring ten behoeve van [F] en mochten worden veroordeeld te doen of te betalen, en met veroordeling van gedaagde in vrijwaring in de kosten van het geding in de hoofdzaak, de (hoofd)vrijwaring en in deze vrijwaring.
7.2 Eisers voeren daartoe het volgende aan.
[J & J] stellen daartoe de vaststaande feiten onder 2.5 waaruit volgt dat de gemeente Sittard de verkochte zaak aan hen dient te leveren zodat zij kunnen leveren aan [F]. Voor het geval de rechtbank de vordering tot nakoming afwijst, vorderen [J & J] schadevergoeding.
8 Het verweer van gedaagde in de ondervrijwaring
Gedaagde heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van eisers in dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eisers in de kosten van het geding.
Gedaagde heeft gesteld:
1. De gemeente heeft niet beoogd het perceel B-4940 aan [K] te verkopen en te leveren, doch zij kan de levering aan [K] rechtens niet meer terugdraaien;
2. [D] (die voor de bejaarde dames [J & J] optrad, zodat diens wetenschap wordt toegerekend) was hiervan reeds in 1990 op de hoogte;
3. De gemeente heeft perceel B-4940 verkocht aan [J & J], terwijl deze wisten dat reeds geleverd was aan [K];
4. [D] en [F] trekken gezamenlijk op zodat hun wetenschap aan de [J & J] moet worden toegerekend;
5. De gemeente is alleen jegens [J & J] aansprakelijk voor de door de tekortkoming ontstane schade (een voorschot ad fl. 25.000,-- is al betaald) doch niet voor de beweerde schade als gevolg van transacties verricht in de wetenschap dat de gemeente het perceel sectie B-4940 niet kon leveren;
6. [J & J] hebben niet voldaan aan hun plicht tot schadebeperking.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
9. Het oordeel van de rechtbank
De levering van het perceel B-4940
9.1 Het staat zonder meer vast dat de dames [J & J] niet kunnen leveren omdat zij geen eigenaar zijn. [K] is eigenaar van de litigieuze strook grond. Partijen zijn het erover eens dat het ontbreken van eigendom aan de kant van de dames te wijten is aan de gemeente Sittard, die hiervoor dan ook haar aansprakelijkheid heeft erkend. Omdat de dames niet kunnen leveren, kan ook [F] niet leveren. De rechtbank zal derhalve de vorderingen tot levering van sectie B-4940 afwijzen. De rechtbank maakt uit het debat op dat partijen het erover eens zijn dat levering van het grote perceel (B-4748) geen zin heeft zonder gelijktijdige levering van het perceel B-4940. In die zin is er sprake van een één en ondeelbare prestatie die blijvend onmogelijk is. Dat leidt dus telkens ook tot afwijzing van de vorderingen voor zover die zien op levering van B-4748).
Ter beantwoording blijven de vragen naar de schade en de schadebeperking.
De schade en de schadevergoeding
9.2 [W] vordert schadevergoeding van [F]. [F] vordert deze schadevergoeding op zijn beurt van de dames [J & J]. [J & J] vorderen deze schadevergoeding op hun beurt weer van de gemeente Sittard-Geleen. De rechtbank zal eerst de dor [W] gevorderde schadevergoeding behandelen nu deze ten grondslag ligt aan al hetgeen volgt.
9.3 [W] vordert schadevergoeding ingeval de nakoming niet mogelijk is.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het toe te passen recht als volgt.
Een vereiste voor schadevergoeding als bedoeld in boek 6, titel 1, afdeling 10 BW is onder meer het bestaan van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis als bedoeld in art. 6:74 e.v. BW. De tekortkoming kan bestaan uit het geheel of gedeeltelijk uitblijven van nakoming. Ingeval de nakoming blijvend onmogelijk is (art. 6:74 tweede lid BW) vormt de nakoming reeds aanstonds na opeisbaarheid een tekortkoming. De tekortkoming is toerekenbaar tenzij de schuldenaar aantoont dat zij hem niet kan worden toegerekend. De omvang van de schadevergoedingsverbintenis wordt nader bepaald door de artikelen 6:95 e.v. BW. Mogelijke schadevergoedingen zijn aanvullende schadevergoeding als vertragingsschade (art. 6:85 BW) of gevolgschade en vervangende schadevergoeding (art. 6:86 BW). Op de schuldeiser rusten stelplicht en bewijslast terzake het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade. De maatstaf voor het causale verband ligt in toerekening als bedoeld in art. 6:98 BW. De vergoedbare schade bestaat onder meer in vermogensschade (art. 6:95 BW) waaronder het geleden verlies en de gederfde winst (art. 6:96 BW). De rechter begroot de schade op de voet van art. 6:97 BW waarbij de rechter kan verwijzen naar de schadestaatprocedure.
9.4 De rechtbank maakt uit de stellingen van [W] op dat hij bedoelt te stellen dat, indien de rechtbank de vordering tot nakoming afwijst, de toerekenbare tekortkoming een feit is omdat de prestatie blijvend onmogelijk is. Voor dat geval vordert [W] “meerkosten …” en “winstderving” derhalve te kwalificeren als vervangende schadevergoeding. [W] schat de gederfde winst op fl. 193.680,--.
De rechtbank stelt vast dat (de een en ondeelbare vordering tot levering van twee kadastrale percelen) niet kan worden toegewezen zodat deswege de tekortkoming vaststaat. Deze tekortkoming is aan [F] toerekenbaar; zijn onmacht te leveren is geen overmacht te leveren. [F] is derhalve aansprakelijk voor de door zijn toerekenbare tekortkoming door [W] geleden schade. [F] betwist het ontstaan en de hoegrootheid van de schade.
9.5 De rechtbank heeft bij tussenvonnis aan [W] gevraagd “waarom en voor wie moet er vervangende bouwgrond worden gekocht ?” Daarop is geen antwoord gekomen. Niet gesteld of anderszins is gebleken dat [W] zich reeds jegens derden had verbonden op de litigieuze grond te bouwen en nadien voor die derden op ander grond twee woningen heeft gebouwd. Daardoor ontvalt aan het verlies de door [W] gestelde grond. Dientengevolge ligt dit deel van de vordering voor afwijzing gereed. Verwijzing naar de schadestaat-procedure volgt niet omdat er processueel geen schade is zodat ook geen begroting kan volgen.
9.6 [W] stelt dat de gederfde winst fl. 193.680,-- bedraagt. In beginsel komt gederfde winst voor toewijzing in aanmerking ([F] wist van de plannen van [W] om twee woningen te bouwen) indien de hoegrootheid wordt bewezen en onverminderd de zeer summier gestelde plicht tot schadebeperking. De rechtbank zal [W] toelaten tot het bewijs van de hoegrootheid van de schade. De rechtbank laat uit proceseconomische redenen [F] toe tot het bewijs van de (hoegrootheid van) de plicht tot schadebeperking.
Vrijwaring en ondervrijwaring
9.6 De rechtbank stelt vast dat bijna iedere betrokkene de gemeente uiteindelijk wil laten betalen. De rechtbank zal de uitkomst van (tegen)bewijslevering in de hoofdzaak afwachten alvorens verder onherroepelijk te beslissen in hoofdzaak, vrijwaring en ondervrijwaring.
De rechtbank stelt daartoe eerst vast dat voor de dames [J & J] steeds is opgetreden [D], zodat diens wetenschap aan [J & J] wordt toegerekend.
De rechtbank stelt voorts in vrijwaring en ondervrijwaring vast dat - gelet op rov. 2.10 - bij [F] en [D] (en derhalve ook bij [J & J]) wetenschap aanwezig was dat de gemeente Sittard geen eigenaar was van de litigieuze groenstrook (maar [K]). Dat leidt er toe dat de eventuele vervolgschade bij [W] niet op de gemeente Sittard-Geleen kan worden afgewenteld waartoe de rechtbank overweegt:
1. De af te wentelen schade (van [W]) is een direct gevolg van het desbewust doorverkopen van een zaak waarvan niet zeker is of de eigendom kan worden verkregen van de één en geleverd aan de ander. Deze schade kan niet worden toegerekend als een gevolg van het handelen van de gemeente Sittard-Geleen. Zij is het gevolg van eigen handelen waar de gemeente Sittard-Geleen buiten staat.
2. Het desbewust doorverkopen van een zaak waarvan niet zeker is of de eigendom kan worden verkregen van de één en geleverd aan de ander, vergroot de kans op schade. Die handeling op zich roept de mogelijkheid van (verdere) schade (daargelaten het ontbreken van causaal verband) in het leven. [F] en [J & J] voldoen niet aan de plicht tot schadebeperking in de richting van de Gemeente Sittard-Geleen.
3. Het gaat niet aan bij de (mogelijkheid van een voorzienbare) tekortkoming van de één (in casu de gemeente Sittard-Geleen) desbewust een rechtshandeling tot verkoop van een registergoed met een derde (in casu [W]) te verrichten, welke rechtshandeling voorzienbare schade mee zal brengen en vervolgens deze schade de gemeente Sittard in rekening te brengen.
In afwachting van eventuele bewijslevering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden en het instellen van hoger beroep van dit vonnis uitsluiten.
laat [W] toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat de gederfde winst als hiervoor overwogen fl. 193.680,-- bedraagt;
laat [F] toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat [W] niet heeft voldaan aan zijn plicht tot schadebeperking;
bepaalt - voor het geval dat partijen het bewijs door middel van getuigen wil leveren - dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden voor mr. drs. O.M. de Lange in het gerechtsgebouw aan de Willem II Singel 67 te Roermond op een nader te bepalen dag en uur;
verwijst de zaak naar de rol van 10 januari 2002 voor opgave van de getuigen en voor opgave van de verhinderdata van beide partijen, hun advocaten en de getuigen;
verklaart dat hoger beroep van dit vonnis niet dan tegelijk met dat van het eindvonnis zal kunnen worden ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. O.M. de Lange en ter openbare civiele terechtzitting van 20 december 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.