Uitspraak: 7 februari 2002.
van de rechtbank Roermond
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AUTOCENTER WAALWIJK BV,
gevestigd te 5145 NL Waalwijk, Zinkerweg 5,
procureur mr. J.H.M.H. Janssen;
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. J.H. van Seters.
Partijen worden aangeduid als ACW en [gedaagde].
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 15 december 2000;
- de conclusie van eis met akte inbreng bijlagen;
- de conclusie van antwoord en van eis in reconventie met bijlagen;
- het vonnis van deze rechtbank van 1 maart 2001;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 april en 3 augustus 2001;
- de akte tot overlegging van produkties zijdens ACW;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie en de akte wijziging eis met bijlagen;
- de akte houdende uitlating vermeerdering dan wel wijziging van eis zijdens [gedaagde];
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.
2.1. Op 30 september 2000 heeft [gedaagde] een op zijn naam geregistreerde Mercedes personenauto bij een particulier ingeruild voor een BMW personenauto type 520i met het kenteken [nummer]. [gedaagde] ontving de kentekenbewijzen.
2.2. Op 6 november 2000 heeft [gedaagde] de BMW bij ACW ingeruild voor een BMW personenauto type 525 TDS met het kenteken [nummer] waarna ACW de BMW ([nummer]) heeft verkocht aan garage [naam] in [plaatsnaam].
2.3. Uit politieonderzoek is naar voren gekomen dat de BMW 520i, voorzien van het kenteken [nummer], een op 17 september 2000 te Alblasserdam gestolen personenauto betrof. Bovendien bleek het bijgeleverde overschrijvingsbewijs vervalst te zijn. In het bijzonder ontbraken echtheidskenmerken, waaronder het watermerk.
3. Vordering en stellingen van ACW in conventie
In conventie vordert ACW:
I A. de overeenkomst wegens bedrog dan wel dwaling te vernietigen;
B. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade die ACW heeft geleden bestaande uit de waardevermindering van de BMW, met het kenteken [nummer], vermeerderd met de wettelijke rente;
II A. de overeenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na betekening te verschijnen teneinde medewerking te verlenen aan het op naam van ACW stellen van de BMW, met het kenteken [nummer];
B. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan het onder IIA vermelde gebod te voldoen, zulks met een maximum van ƒ 25.000,--;
C. te bepalen dat als [gedaagde] niet verschijnt en het onder II B gevorderde maximaal verschuldigd is geworden een door de rechtbank aan te wijzen vertegenwoordiger namens [gedaagde] zal kunnen optreden teneinde de BMW, met het kenteken [nummer], aan ACW te leveren en subsidiair ACW te machtigen om het ten deze te wijzen vonnis in plaats te doen stellen van de wilsverklaring van [gedaagde];
D. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade die ACW heeft geleden bestaande uit de waardevermindering van de BMW, met het kenteken [nummer], vermeerderd met de wettelijke rente;
III [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade die ACW heeft geleden bestaande uit de waardevermindering van de BMW, met het kenteken [nummer], vermeerderd met de wettelijke rente;
IV te bepalen dat nu de aansprakelijkheid van ACW jegens garage [naam] in rechte is vastgesteld, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan ACW van een bedrag van ƒ 60.616,48.
Voorts vordert ACW [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure alsmede in de kosten van rechtsbijstand voor het leggen van beslag voor een bedrag van ƒ 1.883,40.
ACW stelt daartoe dat [gedaagde] ten opzichte van ACW al dan niet opzettelijk heeft verzwegen dat de auto van diefstal afkomstig was. Subsidiair stelt ACW dat de overeenkomst ontbonden dient te worden omdat de geleverde prestatie van [gedaagde] niet voldoet aan de overeenkomst daar [gedaagde] niet beschikkingsbevoegd was de BMW te vervreemden. Dientengevolge is er sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
4. Verweer van [gedaagde] in conventie
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van ACW in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
[gedaagde] voert daartoe het volgende verweer.
Er kan geen sprake zijn van bedrog omdat [gedaagde] niet opzettelijk heeft verzwegen dat de auto van diefstal afkomstig was. [gedaagde] had daar immers geen weet van. Voorzover er sprake zou kunnen zijn van wederzijdse dwaling dient de dwaling voor rekening van ACW te komen.
De gevorderde ontbinding van de overeenkomst dient te worden afgewezen omdat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Als de overeenkomst wordt vernietigd, en [gedaagde] de BMW ([nummer]) aan ACW dient over te dragen, kan de vordering tot schadevergoeding gebaseerd op artikel 3:53 BW niet worden toegewezen.
5. Vordering en stellingen van [gedaagde] in reconventie
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] eigenaar is van de BMW personenauto met het kenteken [nummer];
II. ACW te gebieden binnen twee dagen na betekening van het vonnis de auto vrij van beslag aan [gedaagde] ter beschikking te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 10.000 per dag;
III. ACW te gebieden binnen twee dagen na betekening van het vonnis het conservatoir beslag op het woonhuis van [gedaagde] op te heffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 10.000 per dag;
IV. ACW te veroordelen aan [gedaagde] te betalen de buitengerechtelijke kosten van ƒ 1.000,--.
Voorts vordert [gedaagde] ACW te veroordelen in de kosten van het geding.
[gedaagde] stelt daartoe dat hij eigenaar is geworden van de BMW, met het kenteken [nummer], en dat de overeenkomst van 6 november 2000 geenszins nietig is.
6. Het verweer van ACW in reconventie
ACW concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [gedaagde] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
ACW verwijst daartoe naar hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd.
7. Beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
7.1. ACW stelt dat [gedaagde] opzettelijk heeft verzwegen dat de BMW personenauto, met het kenteken [nummer], van diefstal afkomstig was.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat [gedaagde] wist dat de door hem ingeruilde auto afkomstig was van diefstal. Omdat hij dat niet wist heeft hij derhalve niet kunnen verzwijgen dat de auto van diefstal afkomstig was. Het beroep op bedrog dient mitsdien te worden afgewezen.
7.2. ACW stelt gedwaald te hebben omtrent de juistheid van de kilometerteller en het bouwjaar van de auto. Daarnaast verkeerde ACW in de achteraf gebleken onjuiste veronderstelling dat de auto niet van diefstal afkomstig was.
7.3. Er is niet komen vast te staan dat de stand van de kilometerteller niet juist was.
[gedaagde] is bij het sluiten van de overeenkomst echter van dezelfde achteraf gebleken onjuiste veronderstellingen uitgegaan. De rechtbank is van oordeel dat de dwaling voor rekening van ACW behoort te blijven en wel op grond van de navolgende omstandigheden.
7.4. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat het bij de BMW behorend overschrijvingsbewijs was vervalst. Dat document bevatte, aldus het proces-verbaal, onder meer de navolgende afwijkende kenmerken:
- een afwijkende druktechniek;
- het ontbreken van het watermerk in het papier;
- een afwijkende tekst op de keerzijde van het document.
7.5. ACW behoort als professionele koper en verkoper van tweedehands auto's de autopapieren van te koop of te ruil aangeboden auto's op echtheid te onderzoeken en daarbij in het bijzonder te letten op echtheidskenmerken, zoals de gebruikelijke druktechniek en de aanwezigheid van een watermerk. Temeer indien de auto te koop wordt aangeboden door een voor ACW onbekende verkoper, zoals in deze het geval was. Er was temeer aanleiding voor zo een onderzoek omdat [gedaagde] een auto kwam inruilen, die blijkens de door hem overhandigde kentekenbewijzen pas één maand (sinds 2 oktober 2000) in zijn bezit was.
Zo een onderzoek kan op zeer eenvoudige wijze worden uitgevoerd. ACW had, als professionele koper van tweedehands auto's, namelijk in één oogopslag kunnen zien dat het overschrijvingsbewijs niet van een watermerk was voorzien, dat de druktechniek afwijkend was en dat tekst op de achterzijde afweek.
7.6. Nu ACW zo een, eenvoudig uit te voeren, onderzoek achterwege heeft gelaten dient de dwaling voor haar rekening te blijven. Datzelfde geldt voor de door ACW gestelde dwaling omtrent de ouderdom van de auto. Die omstandigheid is immers nauw verweven met de omstandigheid dat de gestolen auto was voorzien van vervalste kentekenpapieren.
ACW stelt nog dat zij de auto grondig heeft gecontroleerd en daarbij onder meer middels autobedrijf [naam] te [plaatsnaam] heeft laten controleren of de auto was gestolen. Zulks ontslaat ACW niet van de eigen verantwoordelijkheid de kentekenbewijzen van te koop of te ruil aangeboden auto's op echtheid te onderzoeken.
7.7. Door ACW wordt gesteld dat er een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is omdat het geleverde niet aan de overeenkomst voldoet. Bovendien, zo verstaat de rechtbank, was de levering van de naar later bleek "omgekatte" auto niet rechtsgeldig omdat [gedaagde] beschikkingsonbevoegd was.
7.8. Met betrekking tot dat laatste overweegt de rechtbank dat [gedaagde] bij de verkrijging van de auto alle bijbehorende kentekenpapieren en het alarmkastje heeft ontvangen. [gedaagde] heeft bovendien de autopapieren en het chassisnummer gecontroleerd. De valsheid in de autopapieren moet voor hem, als niet professionele autokoper, evenwel niet kenbaar zijn geweest.
Nu er voor [gedaagde] overigens geen doorslaggevende omstandigheden waren die daar op zouden hebben kunnen wijzen, behoorde [gedaagde] ook niet te weten dat de auto van diefstal afkomstig was. [gedaagde] moet derhalve als bezitter ter goeder trouw worden aangemerkt.
Hij was mitsdien beschikkingsbevoegd.
7.9. Een zaak beantwoordt niet aan een overeenkomst indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper mocht verwachten. Wat de koper mocht verwachten wordt enerzijds bepaald door hetgeen de verkoper hem had mede te delen en anderzijds door zijn eigen onderzoeksplicht.
[gedaagde] wist niet dat de auto van diefstal afkomstig was en dat de auto ouder was dan de kentekenpapieren aangaven. Hij behoorde dat onder de gegeven omstandigheden ook niet te weten. [gedaagde] had terzake derhalve geen mededelingen kunnen doen. Van enige schending van een mededelingsplicht kan dus geen sprake zijn.
In een situatie als de onderhavige, waar een professionele koper een auto van een particulier verkrijgt mag van de professionele koper van tweedehands auto's (ACW) echter worden verlangd, zoals onder 7.5 overwogen, dat deze een gedegen onderzoek instelt naar de echtheid van de kentekenpapieren.
De rechtbank is van oordeel dat ACW, nu zij haar onderzoeksplicht heeft verzaakt, er zich niet op kan beroepen dat de overeenkomst niet beantwoordt aan hetgeen zij mocht verwachten.
7.10. Er bestaat dan ook geen grond [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het bedrag van ƒ 60.616,48, welke ACW op grond van het vonnis van de President van de rechtbank te Breda van 19 april 2001 gehouden is aan garage [naam] te [plaatsnaam] te voldoen.
De vorderingen van ACW dienen te worden afgewezen.
7.11. [gedaagde] vordert een verklaring voor recht dat hij eigenaar is geworden van de BMW personenauto met het kenteken [nummer].
Zoals onder 7.8 overwogen was [gedaagde] beschikkingsbevoegd ten aanzien van de BMW met het kenteken [nummer]. Hij heeft deze auto op 6 november 2000 bij ACW geruild voor een ander type BMW, met het kenteken [nummer].
Hetgeen een geldige titel voor eigendomsoverdracht is. [gedaagde] is mitsdien rechtsgeldig eigenaar geworden van de BMW met het kenteken [nummer]. ACW dient de betreffende auto binnen een week na betekening van het vonnis, vrij van beslag, aan [gedaagde] ter beschikking te stellen.
7.12. Nu de reconventionele vordering, tot afgifte van de auto, zal worden toegewezen, dienen de door ACW gelegde beslagen te worden opgeheven. De rechtbank zal de door [gedaagde] daaromtrent gevorderde dwangsommen matigen tot telkens een bedrag van € 1.000,- per dag.
7.13. [gedaagde] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Nu [gedaagde] niet heeft gesteld dat de bedongen buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, zal de rechtbank deze afwijzen.
ACW zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
In conventie en in reconventie
wijst de vorderingen van ACW af;
verklaart voor recht dat [gedaagde] eigenaar is van de BMW personenauto type 525 TDS executive met het kenteken [nummer];
veroordeelt ACW de BMW personenauto, type 525 TDS executive met het kenteken [nummer] binnen een week na betekening van het vonnis vrij van beslag aan [gedaagde] ter beschikking te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of dagdeel dat ACW na ommekomst van 7 dagen na betekening van dit vonnis hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 20.000,--;
veroordeelt ACW tot opheffing van het door haar gelegde beslag op de onverdeelde helft van het zakenpand aan de [adres] te [plaatsnaam], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of dagdeel dat ACW na ommekomst van 14 dagen na betekening van dit vonnis hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 20.000,--;
veroordeelt ACW in de proceskosten van [gedaagde], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 385,71 aan griffierechten,
€ 975,-- aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van der Meijde en op de openbare civiele terechtzitting van 7 februari 2002 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.