ECLI:NL:RBROE:2002:AE6649
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M. Callemeijn
- Rechtspraak.nl
Geschil over merkrechten en handelsnaam tussen eiser en Rih-Cové B.V.
In deze zaak, uitgesproken op 1 augustus 2002 door de rechtbank Roermond, staat de vordering van eiser centraal, die stelt recht te hebben op het onbeperkt gebruik van de merknamen RIH, RIH.Sport en RIH.Amsterdam voor de productie en verkoop van sport- en racefietsen. Eiser baseert zijn vordering op een aantal overeenkomsten die hij in het verleden heeft gesloten met de heer Bustraan, de oorspronkelijke eigenaar van het merk RIH, en met Rih-Cové B.V., de huidige rechthebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bustraan in 1972 zijn bedrijf, inclusief de handelsnaam RIH-SPORT, aan eiser heeft overgedragen, maar dat de merkrechten op het merk RIH in 1983 zijn overgedragen aan Rih-Cové. Eiser heeft nooit een onbeperkt recht op het merk RIH gekregen, en de rechtbank concludeert dat hij geen rechten kan ontlenen aan het feitelijke gebruik van de merknamen, aangezien Bustraan de eerste gebruiker was en de rechten op het merk RIH aan Rih-Cové zijn overgedragen.
De rechtbank heeft ook het verweer van Rih-Cové beoordeeld, dat stelt dat eiser niet kan optreden tegen de opzegging van de overeenkomst uit 1986, omdat deze overeenkomst opzegbaar was. De rechtbank heeft geoordeeld dat Rih-Cové het exclusieve recht heeft op het merk RIH en dat eiser niet gerechtigd is om onder dit merk te produceren of te verkopen zonder toestemming van Rih-Cové. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Rih-Cové.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in overeenkomsten met betrekking tot merkrechten en handelsnamen, en bevestigt dat het feitelijke gebruik van een merk niet automatisch leidt tot het verkrijgen van rechten op dat merk, vooral niet als de oorspronkelijke rechten zijn overgedragen aan een derde partij.