uitspraak: 19 december 2002
van de rechtbank Roermond
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAXICENTRALE ITTERVOORT,
gevestigd te [woonplaats], [adres],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. J.I.L. Laumans;
de GEMEENTE HUNSEL,
zetelende te Hunsel,
procureur: mr. H.J.J.M. van der Bruggen.
Partijen worden aangeduid als:
Eiseres sub 1: de Taxicentrale;
Eiser sub 2: [eiser sub 2];
gedaagde: de Gemeente.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 10 juni 2002 met bijlagen;
- de conclusie van antwoord met bijlagen;
- het vonnis van deze rechtbank van 12 september 2002;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2002;
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.
- vanaf 1991 was het taxibedrijf van de Taxicentrale gevestigd aan de Margarethastraat 2 te Hunsel;
- vanaf 1997 is er door een of meerdere buurtbewoners geklaagd over het taxibedrijf;
- deze klachten hebben uiteindelijk geresulteerd in besprekingen tussen partijen over een verplaatsing van het taxibedrijf, waarbij tevens gesproken is over een door de Gemeente in verband met die verplaatsing te betalen vergoeding;
- op verzoek van de Gemeente is een taxatie uitgevoerd, waarbij de schade en kosten in verband met de bedrijfsverplaatsing op € 44.243,57 (+PM) zijn begroot;
- door bemiddeling van de burgemeester van de Gemeente is het taxibedrijf gedeeltelijk verplaatst naar een locatie in Roermond, terwijl de door de Gemeente aangegeven veranderingen aan het te Ittervoort voortgezette bedrijfsgedeelte zijn doorgevoerd;
- per 1 november 2000 is het taxibedrijf van de Taxicentrale overgegaan naar Ratax;
- door het College van Burgemeester en Wethouders is aan de Raad van de gemeente voorgesteld een tegemoetkoming in de kosten van de bedrijfsverplaatsing toe te kennen van fl. 32.500,--, welk voorstel door het College in de raadsvergadering van 2 november 2000 is gebracht en op diezelfde vergadering weer is teruggenomen;
- bij raadsbesluit van 12 maart 2002 heeft de gemeente - op voorstel van het College - afwijzend beslist op het verzoek van de Taxicentrale tot toekenning van een verplaatsingsvergoeding van fl. 32.500,--.
3. Vordering en stellingen van de Taxicentrale en [eiser sub 2]
3.1 De Taxicentrale en [eiser sub 2] vorderen de Gemeente te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 56.903,59 (excl. BTW) aan hoofdsom, een bedrag van
€ 1.542,- (excl. BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten. De Taxicentrale en [eiser sub 2] stellen daartoe - samengevat - het volgende.
3.2 Naar aanleiding van klachten van een buurman over overlast van het taxibedrijf heeft de gemeente gesprekken met hen gevoerd over verplaatsing van het bedrijf naar het bedrijventerrein te Ittervoort. De gemeente heeft hierbij te kennen gegeven dat men in aanmerking kon komen voor een verplaatsingskostenvergoeding. Omstreeks september 1998 deed zich de mogelijkheid voor om een voor het bedrijf geschikte locatie in Roermond aan te kopen. Door de Gemeente is vervolgens hierover vruchtbaar contact gelegd met de gemeente Roermond. Alvorens tot aankoop van die locatie te beslissen is door de Gemeente herhaaldelijk aan de Taxicentrale en [eiser sub 2] verzekerd dat een verplaatsingskostenvergoeding zou worden toegekend. Voorts is op verzoek van de Gemeente een gedeelte van het bedrijf in Ittervoort gebleven. Na gedeeltelijke verplaatsing van het bedrijf naar Roermond en aanpassing van het bedrijfsgedeelte in Ittervoort heeft de Gemeente niets meer van zich laten horen. De Gemeente handelt onrechtmatig door ondanks het gewekte vertrouwen over toekenning van een verplaatsingsvergoeding geen enkel bedrag aan schadevergoeding uit te keren. Volgens een specificatie van accountantskantoor [naam] van 15 maart 2000 bedragen de verplaatsingskosten € 56.903,59. Dit bedrag wordt van de Gemeente gevorderd.
4. Verweer van de Gemeente
4.1 De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de Taxicentrale en [eiser sub 2] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling. De Gemeente voert daartoe - samengevat - het volgende verweer.
4.2 Naar aanleiding van regelmatige en diverse klachten over het taxibedrijf heeft de burgemeester van de Gemeente met de Taxicentrale en [eiser sub 2] besprekingen gevoerd over een eventuele bedrijfsverplaatsing, waarbij ook de mogelijkheid van een door de Gemeente te betalen vergoeding aan de orde is gekomen. In die besprekingen heeft de burgemeester steeds en nadrukkelijk aangegeven, dat hij niet bevoegd was hierover een beslissing te nemen, doch dat hij het College van Burgemeester en wethouders zou voorstellen ter zake een voorstel te doen aan de Raad, in deze het bevoegde orgaan. De burgemeester heeft op verzoek van de Taxicentrale en [eiser sub 2] bemiddeld bij de aankoop van het bedrijfsterrein te Roermond. De Gemeente betwist dat aan de Taxicentrale is verzocht om het bedrijf slechts gedeeltelijk te verplaatsen. De burgemeester heeft zijn toezeggingen gestand gedaan nu het College een voorstel aan de Raad heeft gedaan tot toekenning van een verplaatsingsvergoeding. Voor dit voorstel kon in de Raad evenwel geen meerderheid gevonden worden, zodat dit door het College is teruggenomen om eventueel later weer op te voeren als daarvoor aanleiding zou zijn. De Taxicentrale en [eiser sub 2] zijn reeds tot bedrijfsverplaatsing overgegaan, terwijl zij wisten althans behoorden te weten dat de Raad beslissingsbevoegd was en door de Raad nog een besluit moest worden genomen. Zij hebben het risico aanvaard, dat zij geen vergoeding van de Gemeente zouden ontvangen. Op het nadien door de Taxicentrale ingediende verzoek tot toekenning van een verplaatsingsvergoeding is door de Raad - op voorstel van het College - negatief beslist. Nu tegen deze beslissing geen administratieve rechtsmiddelen zijn aangewend, beroept de Gemeente zich op de leer van de formele rechtskracht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 De Taxicentrale en [eiser sub 2] hebben aan hun vordering onrechtmatig handelen van de Gemeente ten grondslag gelegd. In dat verband stelt de rechtbank voorop dat, overeenkomstig zij blijkens het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2002 naar aanleiding van de door partijen gegeven verklaringen heeft geconstateerd, deze vordering enkel kan toekomen aan de Taxicentrale. Op grond van deze - in zoverre ook niet weersproken - verklaringen staat immers genoegzaam vast, dat de gesprekken met de Gemeente over verplaatsing van het taxibedrijf en de in het kader daarvan door de Gemeente te vergoeden verplaatsingskosten, door [eiser sub 2] zijn gevoerd namens en ten behoeve van de Taxicentrale, nu dit bedrijf ten tijde daarvan toebehoorde aan de Taxicentrale. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [eiser sub 2] persoonlijk schade heeft geleden als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van de Gemeente. Voor zover de vorderingen ten behoeve van [eiser sub 2] zijn ingesteld, zijn die reeds hierom ongegrond en zullen die mitsdien worden afgewezen.
5.3 Voor de verdere beoordeling neemt de rechtbank allereerst tot uitgangspunt de vaste jurisprudentiële regel, dat wanneer tegen een beschikking een met voldoende waarborgen omklede administratieve rechtsgang heeft opengestaan, de burgerlijke rechter, zo deze rechtsgang niet is gebruikt, in geval de geldigheid van de beschikking in het voor hem gevoerde geding in geschil is, er in beginsel van uit dient te gaan dat die beschikking zowel wat haar wijze van tot stand komen als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen.
5.4 In dit geding staat vast, dat de Taxicentrale geen administratieve rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de op haar aanvraag tot toekenning van een verplaatsingskostenvergoeding genomen beslissing van de Gemeente, waarbij die toekenning is geweigerd. Voor zover de Taxicentrale met haar stellingen heeft beoogd om aan haar vorderingen de onrechtmatigheid van die beslissing ten grondslag te leggen, dient de rechtbank de vorderingen, voor zover daarop gebaseerd, als ongegrond af te wijzen. De rechtbank dient immers uit te gaan van de rechtmatigheid van die beslissing van de Gemeente, te meer nu de Taxicentrale geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die mogelijk een uitzondering op voormelde jurisprudentiële regel zouden kunnen rechtvaardigen en de rechtbank ook overigens niet van zodanige feiten en onstandigheden is gebleken.
5.5 Voor zover de Taxicentrale heeft beoogd om aan haar vorderingen de onrechtmatigheid van het - door de uitlatingen en het gedrag zijdens de Gemeente - bij haar gewekte vertrouwen in toekenning van een verplaatsingskostenvergoeding ten grondslag te leggen, komt aan voormelde jurisprudentiële regel geen betekenis toe. In dat geval is immers niet de rechtmatigheid van de beslissing van de Gemeente in geschil, maar de vraag of de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door aanvankelijk, maar achteraf ten onrechte, bij de Taxicentrale het gerechtvaardigd vertrouwen te wekken in toekenning van een verplaatsingskostenvergoeding. Dienaangaande oordeelt de rechtbank als volgt.
5.6 Uit de processtukken - met name ook uit de in zoverre niet weersproken producties van de Gemeente - leidt de rechtbank af, dat over verplaatsing van het taxibedrijf en een in verband daarmee aan de Taxicentrale toe te kennen verplaatsingsvergoeding, een (privaatrechtelijke) overeenkomst diende te worden aangegaan omdat de Gemeente geen bedrijfsverplaatsingsverordening kent op basis waarvan een vergoeding kan worden toegekend. Met het aangaan van een dergelijke overeenkomst was mitsdien het bij de Raad van de gemeente berustende begrotingsrecht gemoeid, zodat het ook aan de Raad was om hierover - op voorstel van het College - een beslissing te nemen. Nog afgezien van het feit dat de Taxicentrale dit als ondernemer behoorde te weten, blijkt al uit het enkele feit dat zij zich, toen de beslissing uitbleef, tot de Raad heeft gewend met het verzoek tot toekenning van een vergoeding, dit de Taxicentrale ook duidelijk moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit met zich dat de Taxicentrale geen gerechtvaardigd vertrouwen in toekenning van een vergoeding mocht ontlenen aan "toezeggingen" van de burgemeester, zelfs indien deze daarbij al geen voorbehoud zou hebben gemaakt. Bovenstaand leidt de rechtbank tot de slotsom dat de vorderingen van de Taxicentrale eveneens dienen te worden afgewezen.
5.7 De Taxicentrale en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
wijst de vorderingen van de Taxicentrale en [eiser sub 2] af;
veroordeelt de Taxicentrale en [eiser sub 2] in de proceskosten van de Gemeente, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 1.110,-- aan griffierechten en
€ 1.542,-- aan salaris ten behoeve van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en op de openbare civiele terechtzitting van 19 december 2002 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.