ECLI:NL:RBROE:2003:AF4984

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
15 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/143 F
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.F.M. Schrickx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens bevallingsverlof en de toepassing van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 15 januari 2003 uitspraak gedaan in het bezwaarschrift van een werknemer, [belanghebbende], tegen haar ontslag door de curator van Bomtax B.V., die op 9 oktober 2002 in staat van faillissement was verklaard. De werknemer was op het moment van ontslag in bevallingsverlof, dat eindigde op 29 november 2002. De curator had op 31 oktober 2002 het ontslag aangezegd met een opzegtermijn van zes weken, wat leidde tot het bezwaar van de werknemer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris op 10 oktober 2002 machtiging had verleend voor het ontslag van personeel, maar dat de wettelijke bepalingen in acht moesten worden genomen. Artikel 69 van de Faillissementswet biedt schuldeisers de mogelijkheid om op te komen tegen handelingen van de curator, maar [belanghebbende] werd als boedelschuldeiseres niet ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 9 januari 2003, waarbij de curator aanwezig was en ook concludeerde tot afwijzing van het bezwaar.

De kern van de zaak was of het bevallingsverlof een verbod inhoudt voor de curator om artikel 40 van de Faillissementswet toe te passen. De rechtbank oordeelde dat artikel 40 niet derogeert aan de bepalingen van de Wet arbeid en zorg, die het recht op bevallingsverlof regelt. Dit betekent dat de curator gebonden is aan de bepalingen van deze wet, en dat de dienstbetrekking van [belanghebbende] pas zes weken na het einde van haar bevallingsverlof kon worden beëindigd. De rechtbank verklaarde [belanghebbende] niet ontvankelijk in haar bezwaar, maar overwoog toch haar positie in de zaak.

Uitspraak

uitspraak: 15 januari 2003
B E S C H I K K I N G
van de rechtbank Roermond
op het bezwaarschrift van:
[belanghebbende]
[adres]
[woonplaats],
in het faillissement van:
BOMTAX B.V.,
gevestigd: Guliksebaan 5,
5912 PR Venlo.
Bij vonnis van 9 oktober 2002 is Bomtax B.V. in staat van faillissement verklaart, met benoeming van mr. W.M. Callemeijn tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. P.M.W. Huver, Postbus 505, 5900 AM Venlo, tot curator.
Het bezwaar richt zich tegen het ontslag dat haar door de curator is aangezegd op 31 oktober 2002 met een opzegtermijn van zes weken. De reden van dit bezwaar is dat het ontslag is verleend tijdens haar bevallingsverlof, welke eindigt op 29 november 2002.
De rechter-commissaris heeft op 10 oktober 2002 machtiging verleent het aanwezige personeel te ontslaan. Deze machtiging moet uiteraard worden verstaan in die zin dat bij het geven van ontslag de wettelijke bepalingen in acht moeten worden genomen.
Artikel 69 van de Faillissementswet geeft schuldeisers de mogelijkheid op te komen tegen een handeling van de curator. Onder de schuldeisers in de zin van dit artikel wordt niet verstaan boedelschuldeisers. Deze moeten via gewone procedures tegen de curator hun rechten geldend maken. [belanghebbende] is in deze een boedelschuldeiseres. Zij kan dus niet in haar bezwaar ontvangen worden.
De rechter-commissaris heeft evenwel een voordracht tot de rechtbank gericht met als conclusie zijn machtiging, waarvan beroep, in stand te laten.
De rechter-commissaris heeft het bezwaar van [belanghebbende] kennelijk opgevat als een bezwaar gericht tegen de door hem verleende machtiging aan de curator tot ontslag van het personeel. Dit is de reden waarom de rechtbank thans in deze een beslissing neemt.
Hoewel [belanghebbende] in haar bezwaar niet ontvankelijk verklaard moet worden zal de rechtbank hierna toch overwegen wat haar positie in deze is.
Bij brief van 14 oktober 2002 heeft de curator op grond van artikel 40 Faillissementswet de arbeidsovereenkomst met [belanghebbende], met inachtneming van de in dat artikel bepaalde opzegtermijn, opgezegd.
Bij brief van 31 oktober 2002 van de curator aan de rechtbank verwijst de curator naar de inhoud van zijn brief van 24 oktober 2002 aan het GAK te Venlo.
Uit dit laatste schrijven blijkt het standpunt van de curator dat de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 40 Faillissementswet kan worden opgezegd met een termijn van zes weken en op dit artikel geen uitzondering kent.
De rechtbank heeft het bezwaar op 9 januari 2003 mondeling behandeld waarbij de curator verschenen is. Ook de curator concludeerde tot afwijzing van het bezwaar tegen de machtiging van de rechter-commissaris.
Artikel 40 van de Faillissementswet geeft de curator de mogelijkheid werknemers te ontslaan met een opzegtermijn van zes weken. De vraag die thans voorligt of het bevallingsverlof een verbod inhoudt artikel 40 Faillissementswet tijdens dit verlof toe te passen.
Artikel 10 van de richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 houdt in dat de Lid-staten de nodige maatregelen nemen om ontslag van werknemers onder meer tijdens bevallingsverlof. Op 20 november 2001 Stb. 569 is in Nederland ingevoerd de Wet arbeid en zorg. Artikel 3:1 van deze wet geeft vrouwelijke werknemers het recht op bevallingsverlof. Artikel 3:5 van deze wet houdt in dat niet ten nadele van de werknemers onder bepaling van deze wet kan worden afgeweken. De bepalingen omtrent het bevallingsverlof zijn derhalve van dwingend recht. Het opzegverbod geldt bovendien gedurende zes weken nadat de werkneemster haar werkzaamheden heeft hervat.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 40 van de Faillissementswet niet derogeert aan de bepalingen van de Wet arbeid en zorg. De curator is derhalve ook gebonden aan de bepalingen van deze wet. Dit houdt in dat de dienstbetrekking met [belanghebbende] eerst beëindigd kan worden zes weken na 29 november 2002.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
verklaart [belanghebbende] niet ontvankelijk in haar bezwaar.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.M. Schrickx en ter openbare terechtzitting van 15 januari 2003 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.