ECLI:NL:RBROE:2004:AO8283

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 1096 WW44 K1
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M.Th. Coenegracht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bouwvergunning voor woning met fotostudio

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 24 maart 2004 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de Vereniging Milieudefensie tegen het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Mook en Middelaar. De zaak betreft de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een bouwvergunning voor de bouw van een woning met een fotostudio. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college, bij besluit van 17 december 2002 een bouwvergunning heeft verleend aan een vergunninghouder voor het bouwen van een woning met een fotostudio op een perceel dat grenst aan een natuurgebied. De Vereniging Milieudefensie heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet zou vallen onder het statutaire doel van de vereniging.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de vraag behandeld of de Vereniging Milieudefensie als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het belang van de vereniging niet rechtstreeks is betrokken bij het besluit om de bouwvergunning te verlenen. De rechtbank oordeelt dat de bouw van de woning met fotostudio binnen de bestemming 'Woondoeleinden W' geen uitstraling heeft op het nabijgelegen natuurgebied, en dat de vereniging onvoldoende heeft onderbouwd dat dit wel het geval zou zijn.

Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de vereniging niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van het college in stand blijft. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel van hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van zes weken voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Procedurenr. : 03 / 1096 WW44 K1
Inzake : Vereniging Milieudefensie, gevestigd te Amsterdam, eiseres,
tegen : het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Mook en Middelaar, verweerder.
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 5 augustus 2003,
kenmerk: 10006/2003-303.
Datum van behandeling ter zitting: 12 februari 2004
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 17 december 2002 heeft verweerder besloten bouwvergunning te verlenen aan [vergunninghouder]. Het tegen dat besluit ingediende bezwaarschrift is door verweerder bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dat laatste besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26 lid 1 van de Algemene wet bestuurs-recht (Awb) is [vergunninghouder] voornoemd in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Deze heeft daarvan gebruik gemaakt.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan B. Janssen, de gemachtigde van eiseres gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 12 februari 2004, waar eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door A.M. van Beuningen, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.H.J. Frieling, medewerker van het bureau Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu van de afdeling Grondgebied van verweerders gemeente.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 17 december 2002 is aan [vergunninghouder], wonend aan [woonadres] te [woonplaats], bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woning met een fotostudio op het perceel gelegen aan de [adres] te [plaats]. Bij dat besluit heeft verweerder tevens toepassing gegeven aan artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
Op het perceel rust ingevolge het vigerende bestemmingsplan “Kern Mook, tweede partiële herziening” de bestemming “Woondoeleinden W”. Verweerder heeft geoordeeld dat de ruimtelijke uitwerking van het door [vergunninghouder] beoogde gebruik van de ondergronds geprojecteerde fotostudio gelet op de aard, de omvang en de intensiteit van dat gebruik, overeenkomstig de aan de grond gegeven woonbestemming kan worden beschouwd.
Op 19 februari 2003 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend en daarbij aangevoerd dat, nu het perceel aan de bosrand ligt, vlakbij een recent ontwikkeld/ te ontwikkelen natuurgebied, zij niet akkoord kan gaan met overschrijding van het bestemde bouwvolume en toegestane goothoogte en met het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten.
Verweerder heeft het bezwaar conform het advies van de commissie van advies voor bezwaar- en beroepschriften niet ontvankelijk verklaard. Hij heeft daarbij overwogen dat het bezwaar maken tegen een bouwvergunning voor de bouw van een woning met fotostudio niet geacht kan worden te vallen onder het statutaire doel van eiseres en het gegeven dat de te bouwen woning grenst aan een natuurgebied dit niet anders maakt.
Eiseres heeft van dat besluit beroep ingesteld en haar stellingen gehandhaafd.
De rechtbank heeft zich eerst de vraag gesteld of eiseres als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt en of derhalve voor haar de in de Awb geboden voorziening van rechtsbescherming openstaat.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd, de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Eiseres stelt zich blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten ten doel een bijdrage te leveren aan het oplossen van milieuproblemen en het behoud van cultureel erfgoed, alsmede te streven naar een duurzame samenleving op mondiaal, landelijk, regionaal en lokaal niveau, in de meest ruime zin. Blijkens het tweede lid van artikel 2 tracht zij dat doel te bereiken door het kritisch volgen van ontwikkelingen in de samenleving op het gebied van milieu, natuur, landschap en duurzaamheid, het beïnvloeden van de besluitvorming daarover door middel van het gebruikmaken van alle daartoe geëigende en geoorloofde middelen, het verrichten dan wel doen verrichten van onderzoek, het verspreiden en verstrekken van informatie in de meest ruime zin, het verkrijgen van gerechtelijke uitspraken en het uitvoeren van alle handelingen en acties die de vereniging nodig acht om haar doel te bereiken, een en ander in het belang van de leden van de vereniging en in het belang van de kwaliteit van het milieu, de natuur en het landschap in de meest ruime zin.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van eiseres zelf bij het bestreden besluit is betrokken. Dat belang kan enkel zijn gelegen in een boven-individueel, algemeen of collectief, aan de statutaire doelstellingen ontleend, belang.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor aangehaalde statutaire belang als zodanig niet wordt geraakt door het besluit de bouwvergunning te verlenen. Immers valt niet in te zien dat de bouw van een woning met fotostudio binnen een gebied met de bestemming “Woondoeleinden W” uitstraling heeft op het in de nabijheid gelegen natuurgebied. Van de zijde van eiseres is ook volstrekt onvoldoende onderbouwd dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Derhalve heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiseres in haar bezwaar niet ontvankelijk is en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. M.M.Th. Coenegracht in tegenwoordigheid van J.J.M. Roeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2004.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 6 april 2004
AC-H
Voor belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel van hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.