RECHTBANK ROERMOND
SECTOR KANTON, LOCATIE ROERMOND
Zaaknr: 120745 \ MU VERZ 04-37
CJIB-nr: 64833833
Adm-nr: 43158
Kenteken: [kentekennummer]
Beschikking d.d.: 27 mei 2004
BESCHIKKING
van de kantonrechter te Roermond.
Gelezen het op 6 februari 2004 ter griffie van de rechtbank ontvangen beroepschrift, ingediend door [C.M.J.E.P. M], wonende te [woonplaats] aan de [adres], ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie te Roermond met CJIB-nr 64833833.
Zowel betrokkene als de officier van justitie zijn verschenen ter openbare terechtzitting van 13 mei 2004.
Beiden hebben hun standpunt nader mondeling toegelicht.
Zowel betrokkene als de officier van justitie zijn verschenen ter openbare terechtzitting van 13 mei 2004.
Beiden hebben hun standpunt nader mondeling toegelicht.
Op verzoek van de officier van justitie hebben de heren [Th.M. J] (werkzaam als technisch manager bij Gatsometer B.V. te Haarlem) en [D.J.S. B] (senior docent Bijzondere politiekunde en leiderschap op de Politieacademie te Apeldoorn) als deskundigen, na daartoe te zijn ondervraagd, een verklaring afgelegd.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de inhoud van zijn beschikking.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
? dhr. [M] was op 24 juli 2003 kentekenhouder van het voertuig met het kenteken [kentekennummer];
? Aan hem is bij beschikking van 19 september 2003 een sanctie opgelegd ten bedrage van € 40,00 vanwege het met vorenvermeld voertuig op die dag om 23.32 uur op de Napoleonsweg N273 Horn, gemeente Haelen overschrijden van de maximumsnelheid op autowegen buiten de bebouwde kom (S 200B);
? De beschikking vermeldt een gemeten snelheid van 95 km/h, een gecorrigeerde snelheid van 92 km/h en de toegestane snelheid van 80 km/h;
? Tegen deze beschikking is [M] in beroep gekomen bij de officier van justitie;
? Bij beschikking d.d. 15 december 2003 heeft de officier van justitie het beroep ongegrond verklaard, waarbij de officier van justitie onder meer heeft overwogen dat het beroep dat de gedraging niet door betrokkene is verricht niet op gaat, dat het verzoek om onkostenvergoeding wordt afgewezen en de "door betrokkene aangevoerde argumenten waarom de administratieve sanctie niet had moeten worden opgelegd, zijn gelet op de wettelijke bepalingen en afgewogen tegen de overige gegevens in deze zaak, naar het oordeel van de officier van justitie ontoereikend om de beschikking te vernietigen of de sanctie te matigen. De officier van justitie verklaart daarom het beroep ongegrond".
? Bij beroepschrift d.d. 22 december 2004, door het arrondissementsparket Roermond ontvangen op 29 december 2004, is [M] in beroep gekomen tegen laatstgemeld beschikking;
? [M] heeft zekerheid gesteld voor het bedrag van € 40,00;
? De bij de onderhavige snelheidsmeting gebruikte gatsometer lusdetector snelheidsmeter is een in Nederland goedgekeurd en toegestaan middel voor snelheidsmetingen;
Voorafgaande aan de zitting van 13 mei 2004 zijn op verzoek van de officier van justitie op 6 mei 2004 de volgende zaken nog toegevoegd aan het dossier:
1. een brief van dhr. [B] voornoemd aan de officier van justitie d.d. 28 april 2004;
2. een (aanvullend) proces-verbaal opgemaakt door [J.J. C], B.O.A. van politie Verkeershandhavingsteam, regio Noord-Limburg d.d. 7 april 2004;
3. een brief van [H.W.J. P], parketsecretaris, hierover aan dhr. [Th.M. J] d.d. 13 april 2004 (kenmerk A-43612);
4. een schriftelijke reactie hierop van [Th.M. J] aan de officier van justitie d.d. 20 april 2004;
5. een (aanvullend) proces-verbaal opgemaakt door [L.M.J. V], brigadier van politie Verkeershandhavingteam, regio Limburg-Noord d.d. 7 april 2004;
6. een brief van [H.W.J. P], parketsecretaris, hierover aan dhr. [Th.M. J] d.d. 13 april 2004 met als kenmerk A-43158;
7. de schriftelijke reactie hierop van [Th.M. J] aan de officier van justitie d.d. 20 april 2004.
Met een begeleidend schrijven d.d. 6 mei 2004 heeft de griffier een afschrift van deze stukken aan [M] doen toekomen.
Op 12 mei 2004 heeft [M] pleitnotities ter griffie bezorgd, welke aan het dossier zijn toegevoegd.
Ter zitting hebben zowel de officier van justitie als [M] verklaard afschriften van alle stukken te hebben ontvangen.
Het ingestelde beroep is ontvankelijk.
[M] heeft in zijn beroepschrift, verder bepleit ter zitting, een aantal gronden voor beroep aangevoerd:
1. de beslissing van de officier van justitie is niet gemotiveerd. Hij heeft verder gehandeld in strijd met de goede procesorde door de hierboven genoemde aanvullende stukken te laat in te dienen;
2. van de overtreding gemaakte foto is geen bewijsmiddel: er heeft geen meting
plaatsgevonden van drie achtereenvolgende voertuigposities;
3. de foto met het tweede inspiegelbeeld waarop de snelheid staat vermeld, is niet verstrekt.
4. het inspiegelbeeld vermeldt rijstrook 1, terwijl het voertuig zich op de middelste rijstrook bevond.
5. voor het geval de foto digitaal is opgeslagen, maakt hij daartegen bezwaar.
Verder heeft [M] verzocht om vergoeding van door hem gemaakte kosten.
De kantonrechter overweegt het navolgende:
Met betrekking tot grond 1:
[M] heeft allereerst aangevoerd dat de beslissing van de officier van justitie op zijn beroepschrift niet gemotiveerd is: er is gebruik gemaakt van een standaard tekstblok en er is niet ingegaan op de aangevoerde gronden.
De officier van justitie heeft daarover ter zitting betoogd dat het gebruik van een standaardmotivering niet inhoudt dat er geen acht is geslagen op door betrokkene aangevoerde argumenten. In casu acht de officier van justitie het standpunt van betrokkene voldoende onderzocht. Indien de kantonrechter van oordeel mocht zijn dat dat in het onderhavige geval niet is gebeurd, dan dient de kantonrechter zulks alsnog te doen.
De kantonrechter is van oordeel dat, indien de door de officier van justitie in zijn beschikking gehanteerde motivering al het motiveringsbeginsel zou schenden,
zulks in casu niet kan leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Een dergelijk motiveringsgebrek kan immers in de beschikking van de kantonrechter hersteld worden.
De kantonrechter stelt vast dat het beroepschrift zoals ingediend tegen de initiële sanctie niet dermate uitgebreid en gedetailleerd was, dat een uitgebreidere motivering geboden c.q. gewenst zou zijn geweest: [M] heeft namelijk in dat geschrift enkel gemeld dat de constatering van de overtreding niet conform de voorschriften heeft plaatsgevonden, daarbij verwijzend naar de hierna te noemen uitspraak van de kantonrechter te Roermond, zonder nadere motivering. [M] hanteert daarbij een onjuiste lezing van deze uitspraak (waarover meer). Verder vermeldde het beroepschrift dat de tenaamgestelde niet de bestuurder was ten tijde van de gedraging.
Voor dat laatste geldt dat de officier van justitie die aangevoerde grond expliciet heeft weerlegd in zijn beschikking.
Voor zover [M] stelt dat de beslissingen van de kantonrechter te Roermond d.d.
9 oktober 2003 en van de kantonrechter te Venlo d.d. 4 maart 2004 de officier van justitie noodzaakten zijn beslissing uitgebreid te motiveren, is de kantonrechter van oordeel op dat deze beslissingen zien op het (aanvullend) motiveren door de officier van justitie in het kader van een mondelinge behandeling van het beroep in geval betrokkene een uitgebreid verweer voert, en niet doelen op een gebrek in de beschikking van de officier van justitie.
[M] heeft verder aangevoerd dat het beginsel van goede procesorde is geschonden omdat hij de hierboven vermelde aanvullende stukken te laat zou hebben ontvangen.
De officier van justitie is van mening dat het is toegestaan aanvullende stukken toe te voegen, dat deze als extra service aan betrokkene zijn gestuurd, alsook dat het betrokkene vrijstond om in verband daarmee een verzoek tot aanhouding te doen, hetgeen hij heeft nagelaten.
Gelet op de inhoud van deze stukken is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene door toezending daarvan kort voor de zittingsdatum niet in zijn verdediging is geschaad. Integendeel. Door het reeds op voorhand kennis kunnen nemen van de inhoud van deze stukken, kon hij voorbereid zijn op hetgeen zijdens het openbaar ministerie te horen deskundigen en verbalisanten (eventueel) ter zitting zouden verklaren. De kantonrechter ziet niet in waarom op een en ander geen acht zou moeten worden geslagen.
Daarbij komt dat [M] zelf heeft verklaard dat hij de aanvullende stukken heeft ontvangen op 8 mei 2004. Gelet op de periode tot aan de zitting (van 13 mei 2004) acht de kantonrechter zulks niet onredelijk kort, temeer daar de aanvullende stukken uiterst beperkt in omvang zijn.
[M] heeft zelf een pleitnota overgelegd de dag voor de zitting. Enige verplichting daartoe bestond niet. Voorzover hij in verband met die aanvullende stukken te weinig tijd heeft gehad voor het maken van deze nota, kan hij zulks niet tegenwerpen aan het Openbaar Ministerie.
[M] heeft gesteld dat hij pas uit de aanvullende stukken heeft afgeleid dat de gedane snelheidsmeting in casu is verricht met een lusdetector. Zulks was hem tot dan toe niet duidelijk. Het door hem ontvangen zaaksoverzicht bestond maar uit één pagina.
De kantonrechter acht het hoogst onwaarschijnlijk dat [M] een onvolledig zaaksoverzicht zou hebben ontvangen. Het zaaksoverzicht bestaat in alle gevallen uit tenminste twee bladzijden. Bij snelheidsoverstredingen staat het meetmiddel steeds genoemd op pagina 2. Gelet de meerdere door [M] aanhangig gemaakte beroepszaken en de in die gevallen door hem ontvangen zaaksoverzichten
moet het ontbreken van een stuk waarop het meetmiddel stond vermeld [M] zijn opgevallen. Zonodig had [M] een nieuw zaaksoverzicht kunnen vragen.
Zo al zou vaststaan dat [M] een onvolledig zaaksoverzicht is toegezonden dan heeft dit hem in zijn verweer in de onderhavige zaak niet geschaad, zo is de kantonrechter afdoende gebleken.
Met betrekking tot grond 2:
[M] heeft allereerst betoogd dat de door het openbaar ministerie opgeroepen heer [B], niet beschouwd kan worden als een onpartijdige deskundige als bedoeld in artikel 12 lid 5 WAHV, aangezien hij [M] heeft opgeleid en geëxamineerd als snelheidswaarnemer.
Ook ten aanzien van de heer [J] voornoemd heeft [M] de onpartijdigheid in twijfel getrokken door te stellen dat [J] belang heeft bij de voortzetting van het gebruik van Gatso-apparatuur door de politie.
De kantonrechter verwerpt de bezwaren van [M] tegen de opgeroepen deskundigen. Er is onvoldoende grond om aan te nemen dat de deskundigen partijdig zouden zijn c.q. in het nadeel van [M] zouden verklaren. Iemand die betrokken is bij de ontwikkeling en vervaardiging van de meetapparatuur is bij uitstek geschikt de werking daarvan uit te leggen. Juist in verband met zijn functie als opleider en examinator van snelheidswaarnemers is de deskundige [B] bij uitstek geschikt voor het geven van een toelichting in casu. Dat hij ook [M] heeft opgeleid en geëxamineerd maakt dat niet anders. Bovendien hebben de deskundigen feitelijk slechts de werking van de snelheidsmeting en de apparatuur uiteengezet en de door [M] in verband daarmee opgeworpen vragen beantwoord.
[M] heeft te kennen gegeven zijn grieven ten aanzien van de meethoek en het sjabloon niet langer te handhaven in verband met het feit dat hem bekend is geworden dat de snelheid is vastgesteld met een meting met behulp van detectielussen in het wegdek.
De van de gesanctioneerde gedraging gemaakte foto mag volgens [M] niet als bewijs gebruikt worden aangezien de gedraging niet volgens de voorschriften is geconstateerd: nu er ter plekke sprake is van slechts twee detectielussen, kunnen er geen drie (voorgeschreven) achtereenvolgende voertuigposities zijn gemeten.
De heren [B] en [J] hebben op verzoek van de officier van justitie ter zitting uitgebreid aangegeven hoe het verkeersmeetmiddelen -in casu de gatso lusdetectoren - werken. Op beide detectielussen worden meerdere, minimaal 3 (gebruikelijk is 5) metingen gemaakt die onderling vergeleken worden. Ingeval deze identiek zijn vindt er een snelheidsmeting plaats.
Gelet op de verklaringen van de deskundigen en de op ambtsbelofte afgelegde verklaring van de buitengewoon opsporingsambtenaar [D], alsmede een op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal van [L.M.J. V], inhoudende dat de controleplaats is ingericht volgens de geldende voorschriften en dat de snelheid is vastgesteld met een geijkt en voor de meting geteste en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel, staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat de snelheid juist is gemeten.
Met betrekking tot grond 3:
De stelling van [M] dat hem de foto met het tweede inspiegelbeeld, waarop de snelheid vermeld staat, hem niet is verstrekt dient te worden gepasseerd
De betreffende foto bevindt zich immers als bijlage bij het door [M] ingezonden beroepschrift.
Met betrekking tot grond 4:
De deskundige [J] heeft aangegeven dat de in casu aan de orde zijnde detectoren slechts de twee rijbanen voor doorgaand verkeer beslaan, waardoor de nummering van de rijstroken, gemeten vanuit de middenberm, één rijstrook is opgeschoven. Zulks verklaart waarom het inspiegelbeeld op de foto rijstrook 1 vermeldt, terwijl het voertuig zich op de middelste rijstrook bevond.
In verband hiermee kan de als vierde aangevoerde grond niet slagen.
Met betrekking tot grond 5:
Anders dan [M] heeft gesteld, blijkt de van de onderhavige gedraging gemaakte foto niet digitaal te zijn opgeslagen. Dat geldt enkele voor de overtredinggegevens deze worden wel digitaal verwerkt, hetgeen niet is strijd is met de geldende richtlijn.
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig betrokkene een kostenvergoeding als verzocht toe te kennen.
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. T.P.M. Pluymaekers, kantonrechter te Roermond, en ter openbare terechtzitting van 27 mei 2004, uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de onder de beschikking vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien:
a) de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b) het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet tijdig worden ingediend bij de rechtbank, sector kanton, locatie Roermond en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift om een zitting wordt gevraagd om uw standpunt mondeling toe te lichten.