ECLI:NL:RBROE:2004:AR5888

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
27 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
60731 / JE RK 04-226
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige en de rol van gezinscoach en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Roermond op 27 oktober 2004 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De kinderrechter heeft de minderjarige, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg voor een periode van één jaar. Dit besluit volgde op een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Roermond, dat eerder was ingediend op 26 maart 2004. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige bedreiging is voor de ontwikkeling van de minderjarige, ondanks de inzet van een gezinscoach en andere hulpverleners. De gezinscoach, die sinds eind april 2004 betrokken is bij het gezin, heeft aangegeven dat de situatie van het gezin belast is door het aantal verschillende hulpverleners. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gezinscoach onvoldoende waarborgen biedt om de bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige af te wenden, omdat de ouders de regie over de hulpverlening voeren en deze op elk moment kunnen stopzetten. De kinderrechter heeft begrip voor de situatie van de ouders, maar achtte het noodzakelijk om de ondertoezichtstelling te verlenen om de benodigde hulp en ondersteuning in de opvoeding van de minderjarige te waarborgen. De ouders hebben aangegeven dat zij de huidige hulpverlening voldoende vinden, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat er meer hulpverlening nodig is om de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen.

Uitspraak

Zaak-/rolnummer: 60731 / JE RK 04-226.
Datum uitspraak: 27 oktober 2004.
B E S C H I K K I N G
van de kinderrechter in de rechtbank Roermond
op het op 26 maart 2004 ingediende verzoekschrift van de raad voor de kinderbescherming te Roermond, tot ondertoezichtstelling van:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
- [de moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- [de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
mede kantoorhoudende te 5900 AE Venlo,
Postbus 219.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [de moeder] en [de vader].
1. Het verloop van de procedure
De raad voor de kinderbescherming te Roermond heeft een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, daartoe strekkende dat de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken.
Bij beschikking van 14 april 2004 heeft de kinderrechter de beslissing op het verzoek tot ondertoezichtstelling aangehouden, in afwachting van het verslag van het rondetafelgesprek d.d. 29 april 2004 en bepaalt dat de behandeling zal worden voortgezet in mei 2004.
Bij beschikking d.d. 26 mei 2004 heeft de kinderrechter de beslissing op het verzoek tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige aangehouden voor een periode van maximaal zes maanden omdat niet op voorhand vaststond dat andere middelen ter afwending van de bedreiging zouden falen.
Op 19 oktober 2004 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- [de moeder],
- [de vader],
- Mevrouw [achternaam], gezinscoach,
- een vertegenwoordiger van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
De kinderrechter heeft medegedeeld dat heden ter griffie zijn binnengekomen een briefrapport d.d. 18 oktober 2004 opgemaakt door [achternaam], jeugdhulpverlener van het Bureau Jeugdzorg en een verslag met bijlagen d.d. 12 oktober 2004 opgemaakt door M. [achternaam], gezinscoach van Stichting Wel.kom. Tevens heeft de gezinscoach ter zitting een e-mail en een tweetal korte verslagen van de school ten aanzien van beide kinderen overgelegd.
2. Vaststellingen en overwegingen
2.1 De vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat nu de pedagogische ondersteuning door Rubicon pas in oktober 2004 gestart is de tijd te kort is om te kunnen beoordelen of deze hulp toereikend is om de bedreigde ontwikkeling van de minderjarige af te wenden. De raad is van mening dat op meerdere fronten hulpverlening noodzakelijk is. De raad heeft aangevoerd dat de gezinsvoogd juist degene is die zich richt op de ontwikkeling van de minderjarige, terwijl de gezinscoach meer ter ondersteuning van de ouders is. De raad handhaaft derhalve het verzoek tot ondertoezichtstelling.
2.2 Door mevrouw [achternaam] is aangevoerd dat zij sinds eind april 2004 functioneert als gezinscoach. Dit houdt onder meer in dat zij één maal per week een gesprek met de ouders heeft. Er is geconstateerd dat het gezin vreselijk belast wordt door het groot aantal verschillende hulpverleners. In het laatste rondetafelgesprek is afgesproken dat de gezinscoach als vraagbaak zal fungeren. De gezinscoach wordt geïnformeerd door de verschillende hulpverleners. Er wordt gezamenlijk bepaald welke hulp nodig is. De gezinscoach heeft voorts aangevoerd dat – los van het incident in september 2004– het redelijk goed gaat in het gezin.
De pedagogische ondersteuning door Rubicon bestaat uit tweemaal 2 uur per week. Er zal één maal per 2 maanden een evaluatie zijn met Rubicon, Bureau Jeugdzorg en het gezin over de ontwikkeling van de kinderen. De gezinscoach is echter van mening dat het nu nog te vroeg is om te kunnen bepalen of dit toereikend zal zijn.
2.3 De ouders hebben naar voren gebracht dat zij de hulp die zij nu krijgen, voldoende vinden. Zij hebben aangevoerd dat zij óf samenwerken met de gezinscoach óf met de gezinsvoogd, doch beiden zullen zij niet accepteren nu zij al met zoveel verschillende mensen te maken hebben.
2.4 Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige sinds de beschikking van 26 mei 2004 niet is geweken. Voorst stelt de kinderrechter vast dat de aanstelling van een gezinscoach onvoldoende waarborgen biedt die bedreigde ontwikkeling te doen afnemen. Weliswaar heeft de gezinscoach de regie over de hulpverlening -die zich in casu met name toespitst op ondersteuning van de ouders- echter niet de taak en mogelijkheid om met gezag te kunnen komen tot het initiëren van hulpverlening specifiek bedoeld ter afwending van de bedreiging bij de minderjarige.
In de huidige situatie zijn het immers uiteindelijk de ouders die de regie voeren over de toe te laten hulpverlening aan of ten behoeve van de minderjarige en kunnen zij toegelaten hulpverlening op ieder gewenst moment stopzetten.
Alhoewel de kinderrechter begrip heeft voor de situatie van de ouders met veel verschillende hulpverleners van te doen te hebben en daar node een gezinsvoogd aan toegevoegd wensen te zien, voorziet de kinderrechter evenwel dat de ingezette middelen ter afwending van de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige zullen falen. De kinderrechter acht derhalve de maatregel van een ondertoezichtstelling noodzakelijk om hulp en ondersteuning in de opvoeding van de minderjarige te waarborgen.
Gezien al het vorenstaande zal de kinderechter het verzoek tot ondertoezichtstelling verlenen voor de periode van een jaar.
BESLISSING
De kinderrechter:
stelt de minderjarige onder toezicht van de stichting voornoemd, voor een termijn van een jaar;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2004 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: S
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.