Parketnummer : 04/064096-04
uitspraak d.d. : 25 november 2004
VONNIS van de economische politierechter te Roermond, in de zaak tegen:
naam : [Naam rechtspersoon]
adres : [adres rechtspersoon]
plaats : [woonplaats rechtspersoon]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2004.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
zij op of omstreeks 22 april 2003 vanaf een aan de [straatnaam] gelegen (bedrijfs-)gebouw te Ospel in de gemeente Nederweert, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert, als bedoeld in bijlage I onder B behorende bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, al dan niet opzettelijk 302.400, althans een hoeveelheid, consumptie-eieren heeft vervoerd of heeft laten vervoeren (partij 4 genoemd in bijlage O/D/53 van het proces-verbaal);
(artikel 3 lid 1 onder b van voornoemde regeling juncto artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1e van de Wet op de economische delicten)
2.
zij op of omstreeks 1 mei 2003 vanaf een aan de [straatnaam] gelegen (bedrijfs-)gebouw te Ospel in de gemeente Nederweert, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert, als bedoeld in bijlage I onder 2 (sub 2)
behorende bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, al dan niet opzettelijk 302.400, althans een hoeveelheid, consumptie-eieren heeft vervoerd of heeft laten vervoeren (partij 6 genoemd in bijlage O/D/53 van het
proces-verbaal);
(artikel 3 lid 1 onder b van voornoemde Regeling juncto artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1e van de Wet op de economische delicten)
3.
zij op of omstreeks 15 april 2003 een vervoereenheid (vrachtwagen voorzien van het kenteken [nummer]) waaraan een voor compartiment E geldend kenteken (sticker)s) was afgegeven, al dan niet opzettelijk heeft vervoerd of heeft laten vervoeren van Ysselsteyn, gelegen in compartiment E, naar Middelharnis, gelegen in compartiment D, omgeacht de bestemming (partij 15 genoemd in bijlage O/D/53 van het proces-verbaal);
(artikel 2 lid 3 van de Regeling compartimentering AI-gevoelige dieren 2003 juncto artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1e van de Wet op de economische delicten)
De terminologie is gebruikt in de zin van de hierboven genoemde Regeling.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de politierechter verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de politierechter.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 22 april 2003 vanaf een aan de [straatnaam] gelegen (bedrijfs-)gebouw te Ospel in de gemeente Nederweert, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert, als bedoeld in bijlage I onder B behorende bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, opzettelijk 302.400 consumptie-eieren heeft vervoerd of heeft laten vervoeren (partij 4 genoemd in bijlage O/D/53 van het proces-verbaal);
2.
zij op 1 mei 2003 vanaf een aan de [straatnaam] gelegen (bedrijfs-)gebouw te Ospel in de gemeente Nederweert, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert, als bedoeld in bijlage I onder 2 (sub 2) behorende bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, opzettelijk 302.400 consumptie-eieren heeft vervoerd of heeft laten vervoeren (partij 6 genoemd in bijlage O/D/53 van het proces-verbaal);
3.
zij op 15 april 2003 een vervoereenheid (vrachtwagen voorzien van het kenteken [nummer]) waaraan een voor compartiment E geldend kenteken (sticker) was afgegeven, opzettelijk heeft vervoerd of heeft laten vervoeren van Ysselsteyn, gelegen in compartiment E, naar Middelharnis, gelegen in compartiment D, omgeacht de bestemming (partij 15 genoemd in bijlage O/D/53 van het proces-verbaal);
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de politierechter dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Ten aanzien van het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat uit de in het dossier voorhanden gedingstukken en de ter terechtzitting door hem overgelegde stukken blijkt dat de opdracht tot het vervoer van de betreffende partijen consumptie-eieren afkomstig was van de Deense vennootschap [naam] en dat het daadwerkelijke transport verricht is door [naam transportbedrijf]. De raadsman stelt dat verdachte dus niet heeft vervoerd of heeft laten vervoeren.
De politierechter overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de onderstaande bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 volgt dat verdachte heeft vervoerd of heeft laten vervoeren, zodat het verweer wordt verworpen. Daarbij verwijst de economische politierechter naar hetgeen de directeur van verdachte, [naam directeur] heeft verklaard (de bijlage met het kenmerk 1.V02.03 bij proces-verbaal nummer 13642) hetgeen -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudt:
"Alle partijen eieren die vervoerd zijn en getransporteerd door [naam transportbedrijf]....., hebben deze in mijn opdracht vervoerd. [naam werknemer/ getuige] werkt onder verantwoordelijkheid van mij.".
Verder verwijst de economische politierechter naar de verklaring van [naam], directeur van [naam transportbedrijf], hierover (de bijlage met het kenmerk 1.V17.01 bij het proces-verbaal nummer 13642):
"Zo heb ik ook aan chauffeur [naam chauffeur], bij ons in loondienst, de opdracht gegeven om eieren te laden bij [Naam rechtspersoon], aan de locatie [straatnaam] 2a te Ospel, gemeente Nederweert op 13 mei 2003. Het is niet het eerste transport dat wij uitvoeren voor [Naam rechtspersoon]. Via [naam werknemer/ getuige] vernam ik dat zij claimden toestemming te hebben dat dit kon en volgens de regels mogelijk was. Ik vind, ondanks dat wij de partijen eieren hebben getransporteerd, dat de opdrachtgever, in dit geval [Naam rechtspersoon], verantwoordelijk is. Vooral als wordt gezegd dat voor dit soort transporten toestemming is gegeven. [naam werknemer/ getuige], zo zei hij, had toestemming van het CPE (Controlebureau Pluimvee en Eieren), om een dergelijke transactie zo te laten verlopen. Bovenstaande handelswijze heeft vaker op soortgelijke wijze plaatsgevonden, namelijk op 7/7-18/4-22/4 en 1/5."
Tenslotte verwijst de economische politierechter naar het CMR-exemplaar, bestemd voor de afzender, van 22 april 2003 (bijlage 0/D/08 van het proces-verbaal) en van 1 mei 2005 (bijlage 0/D/10 van het proces-verbaal), waarbij [Naam rechtspersoon] ondubbelzinnig als afzender is vermeld. De door gemachtigde overgelegde rekening van [naam Deens bedrijf] aan [naam transportbedrijf], doet daar niet aan af, nu de betaling van de transportkosten niet bepalend is voor de (feitelijke) verzending. De genoemde CMR-exemplaren vermelden overigens ook dat de verzending non-franco geschiedt, dus dat de afzender niet betaalt voor het transport. Aan de door de raadsman overgelegde order-confirmations kan niet de betekenis worden toegekend, die deze daaraan wenst te geven. Ten eerste niet vanwege de hiervoor al aangehaalde bewijsmiddelen. Verder lijken deze order confirmations betrekking te hebben op doorlevering van de betreffende partijen eieren aan een derde, gelet op de passage:
"Any complaint has to be directed directly to [naam Deens bedrijf] immediately after reception of the goods bij forwarding relevant information about the claim, e.g. photos and transport document with remarks."
Door de raadsman is ten aanzien van feit 3 betoogd dat verdachte er terecht van mocht uitgaan dat het betreffende vervoer niet verboden was, nu haar uit telefonisch contact met het LNV niet was gebleken van een verbod.
De economische politierechter verwerpt ook dit verweer.
De getuige [naam werknemer/ getuige] heeft ter terechtzitting verklaard voor elk transport met LNV te bellen en afhankelijk van het antwoord, dat elke keer zou hebben ingehouden dat het transport geoorloofd was, gehandeld te hebben, zo ook voor het transport op 15 april 2003.
De economische politierechter overweegt hierover dat van een professioneel bedrijf als dat van verdachte, die vervoerseenheden heeft waaraan, in dit geval, een voor compartiment E geldend kenteken is afgegeven, geacht moet worden, dat het zich terdege op de hoogte stelt van de voor hem relevante compartimentering en van de regels waaraan hij gebonden is. Die informatie was ruimschoots voorhanden. Niet volstaan kan worden met een telefoontje per vracht. Overigens acht de economische politierechter het niet geloofwaardig dat, als er al telefonisch navraag is gedaan bij LNV over het betreffend transport, (en overigens ook ten aanzien van andere transporten in die periode) verdachte (keer op keer) te horen zou hebben gekregen dat het transport geoorloofd zou zijn. Immers, de regeling als hier aan de orde, gold in elk geval al vanaf 11 april 2003.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman voorts aangevoerd dat verdachte materieel niet wederrechtelijk heeft gehandeld omdat de betreffende vervoereenheid feitelijk voldeed aan de criteria, genoemd in artikel 3, lid 5, van de Regeling compartimentering AI-gevoelige dieren 2003.
Onder 3 is bewezen verklaard dat verdachte een, gelet op het verstrekte kenteken, verboden vervoersbeweging heeft gemaakt. Reeds dat enkele feit is strafbaar.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 3:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 6 juncto 2 juncto 1 van de Wet op de economische delicten.
10. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de politierechter van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 18 november 2004 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van EUR 11.000,--.
De politierechter heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving.
Daarbij heeft de politierechter laten wegen dat het hier een verdachte betreft die in de uitoefening van haar bedrijf in crisistijd cruciale belangen van de economische sector waarin zij werkzaam is, geschonden heeft. Juist bij een professionele organisatie als verdachte is, mag worden geëist dat juist in een tijd waarin de vogelpest heerst uiterste zorgvuldigheid ten aanzien van de naleving van de regelgeving wordt betracht om verdere verspreiding van deze ziekte te voorkomen.
Bij de vaststelling van de geldboete heeft de economische politierechter rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte. Verdachte wordt door die vaststelling in diens inkomen en vermogen niet onevenredig getroffen.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51, 57, 91;
Wet op de economische delicten art. 1, 2, 6;
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren art. 17, 30;
Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 (oud) art. 3 en bijlage 1;
Regeling compartimentering AI-gevoelige dieren 2003 (oud) art. 2, 3 en bijlage 1.
BESLISSING.
De politierechter:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van EUR 11.000,00;
bepaalt dat van deze straf EUR 3000,-- niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op twee jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vonnis gewezen door de politierechter mr. C.M.W. Nobis, in tegenwoordigheid van L.H.E.J. Heuts als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechter voornoemd op 25 november 2004.