ECLI:NL:RBROE:2005:AT2586

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
61647 / HA ZA 04-460
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.A.M.J. Paulussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente Venlo voor schade na ongeval wielrenner op fietspad

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de gemeente Venlo voor de schade die eiser, een wielrenner, heeft geleden na een ongeval op 16 maart 2001. Eiser reed met zijn racefiets over een fietspad dat door een viaduct ging, waar de weg aan weerszijden werd omgeven door een muur van 0,95 meter hoog. Tijdens het ongeval botste eiser tegen de afscheidingsmuur en viel 3,5 meter lager op de weg. Eiser vorderde schadevergoeding van de gemeente, stellende dat de gemeente tekortgeschoten was in haar zorgplicht door onvoldoende verlichting en markering van de versmalling in het fietspad. De gemeente Venlo betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat eiser zelf ook een deel van de schuld droeg door met hoge snelheid te rijden en niet voldoende oplettend te zijn.

De rechtbank Roermond oordeelde dat de gemeente als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk kan zijn voor schade die voortvloeit uit een gevaarlijke verkeerssituatie. De rechtbank concludeerde dat de gemeente tekortgeschoten was in haar zorgplicht, omdat de verkeerssituatie niet voldoende was aangegeven en de verlichting niet adequaat was. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat eiser zelf een bijdrage aan het ongeval had geleverd door met hoge snelheid te rijden en onvoldoende oplettend te zijn. Uiteindelijk werd de schadevergoeding vastgesteld op 50% van het totale schadebedrag, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

De uitspraak benadrukt de gedeelde aansprakelijkheid in verkeerssituaties en de noodzaak voor wegbeheerders om adequate veiligheidsmaatregelen te treffen, terwijl ook de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om voorzichtig te zijn wordt onderstreept.

Uitspraak

uitspraak: 16 maart 2005
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eiser:
[eiser],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. J.A.W.M. Vogels;
tegen:
gedaagde:
de gemeente GEMEENTE VENLO,
gevestigd te 5911 HA Venlo, Peperstraat 10,
procureur: mr. L.A.C.M. van der Bruggen.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eiser: [eiser];
gedaagde: de gemeente Venlo.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 13 mei 2004;
- de akte houdende producties zijdens [eiser] van 26 mei 2004;
- de conclusie van antwoord met bijlagen van 7 juli 2004;
- de conclusie van repliek met bijlagen van 29 september 2004;
- de conclusie van dupliek met bijlagen van 10 november 2004.
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
2.1 [eiser] reed op 16 maart 2001 omstreeks 18:29 uur met zijn racefiets over het fietspad op de Prof. Gelissensingel te Venlo komende uit de richting Zuidsingel en gaande in de richting van de Tegelseweg.
2.2 Het fietspad kruist door middel van een viaduct de Wilhelmina Druckerstraat. Het viaduct wordt aan weerszijden van de weg en het fietspad omsloten door een muur van 0,95 meter hoog. Op het viaduct is het fietspad versmald en maakt het, gezien vanuit de rijrichting van [eiser], een flauwe bocht naar links. Deze bocht en versmalling worden aangegeven door een drietal vaste geleidebakens met schuine rood-witte strepen. [eiser] is tegen de geleidebakens opgebotst, van het viaduct gevallen en 3,5 meter lager op het verharde wegdek terechtgekomen.
2.2 De verkeerssituatie is conform onderstaande foto’s.
2.3 [eiser] was ter plaatse bekend en kwam regelmatig op de plek van het ongeval.
2.4 Het was droog weer, het schemerde en de straatverlichting brandde niet.
3. Vordering en stellingen van [eiser]
3.1 [eiser] vordert de gemeente Venlo te veroordelen de schade te vergoeden welke hij heeft geleden als gevolg van het ongeval, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met kostenveroordeling.
3.2 [eiser] stelt daartoe het volgende.
De gemeente Venlo is ingevolge artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden ten gevolge van het ongeval. De gemeente is als wegbeheerder verantwoordelijk voor het fietspad. Op haar rust de plicht zorg te dragen dat de veiligheid van personen die gebruik maken van de weg voldoende gewaarborgd blijft door middel van deugdelijke beveiligingsmaatregelen. Zij is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht nu (1) de straatverlichting ter plekke niet afdoende was (2) de knik in het fietspad niet tijdig en goed aangegeven was en (3) er geen afdoende maatregelen waren getroffen om een val in een gat van 3,5 meter diep te voorkomen. De gemeente is voorts aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. Zij heeft - gezien de omstandigheden van het geval - een situatie in het leven geroepen die bij niet inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid als gevaarlijk dient te worden aangemerkt. Die gevaarlijke situatie bestaat hierin dat, indien een fietser tegen de 0,95 meter hoge viaductmuur rijdt, er een aanzienlijk gevaar bestaat dat, zoals ook in dit geval is gebeurd, de fietser, vanwege de te geringe hoogte van de muur, over de muur schiet en vervolgens 3,5 meter lager op het wegdek belandt.
3.3 [eiser] betwist dat er sprake is van eigen schuld. Hij erkent dat hij na het betreffende ongeval betrokken is geweest bij een ander verkeersongeval. Hij voert echter aan dat dit losstaat van de aansprakelijkheidsvraag in deze zaak.
4. Verweer van de gemeente Venlo
4.1 De gemeente Venlo concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
4.2 De gemeente Venlo voert daartoe het volgende verweer.
De gemeente Venlo is niet aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden schade, niet op grond van artikel 6:174 BW en evenmin op grond van artikel 6:162 BW. De plek van het ongeval voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Daarnaast was er geen sprake van een gevaarlijke verkeerssituatie. [eiser] kwam vanuit het noorden. Het fietspad is vanuit het noorden over een zeer aanzienlijk stuk kaarsrecht. De flauwe bocht is al van verre zichtbaar. Voorts is het fietspad voorzien van een onderbroken witte streep. Deze witte streep volgt de flauwe bocht in het fietspad. Als [eiser] de minimumoplettendheid in acht had genomen en de onderbroken streep had gevolgd, had het ongeval niet plaatsgevonden.
4.3 Indien aansprakelijkheid van de gemeente Venlo kan worden aangenomen, dient de schadevergoedingsplicht gereduceerd te worden tot nihil. Er is sprake van eigen schuld zijdens [eiser].
Naast het fietsgedrag van [eiser] dienen de volgende omstandigheden te
worden toegerekend:
de inrichting van de ongevalsplek: de bebakening, de onderbroken midden-streep en de muur van 0,95 meter hoog;
de verlichting ten tijde van het ongeval;
de goede bekendheid van [eiser] met de inrichting van de weg ter plaatse;
de lange, kaarsrechte aanrijroute.
4.4 Aan de gemeente Venlo kan de inrichting van de ongevalsplek, de verlichting en de aanrijroute worden toegerekend. Aan [eiser] moeten de omstandigheden worden toegerekend die tot het ongeval hebben geleid: de bovengemiddelde snelheid waarmee hij over het fietspad reed, de (on)oplettendheid die hij betrachtte en de bekendheid van [eiser] met de ongevalplek. Voorts betwist de gemeente Venlo dat er sprake is van causaal verband tussen de gestelde schade en het ongeval. Nu er na dit ongeval een ander ongeval heeft plaatsgevonden dient de schade aan het tweede ongeval te worden toegerekend.
4.5 De gemeente Venlo is evenmin aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. De vraag die voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW beantwoord moet worden is of de gemeente Venlo op de ongevalsplek – gezien de omstandigheden van het geval – een situatie in het leven heeft geroepen die bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid als gevaarlijk diende te worden aangemerkt. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. De wegbeheerder mag bij de inrichting van een fietspad ervan uitgaan dat fietsers zich met een normale snelheid verplaatsen. Er was voldoende daglicht. De flauwe bocht was bovendien voorzien van bakens en een onderbroken middenlijn.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 De rechtbank zal allereerst op de voet van artikel 6:174 BW beoordelen of de gemeente Venlo aansprakelijk is voor de schade die [eiser] stelt te hebben geleden ten gevolge van het ongeval. Het fietspad waarop het ongeval heeft plaatsgevonden behoort tot de openbare weg. De gemeente is als beheerder van de openbare weg op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk, indien deze niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen, daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert en dit gevaar zich verwezenlijkt.
5.2 [eiser] stelt dat gemeente Venlo niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Hij voert aan dat deze zorgplicht impliceert dat de gemeente er zorg voor dient te dragen dat de veiligheid van personen die gebruik maken van de weg voldoende gewaarborgd blijft door middel van deugdelijke beveiligingsmaatregelen. [eiser] stelt ter onderbouwing:
1. De straatverlichting was niet afdoende.
2. De knik in het fietspad was niet tijdig en goed aangegeven.
3. Er waren geen afdoende maatregelen getroffen om een val in een gat van
3,5 meter diep te voorkomen.
5.3 De gemeente Venlo stelt daartegenover dat zij wel degelijk aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij voert daartoe aan dat de flauwe bocht in het fietspad duidelijk waarneembaar is. Er was nog voldoende daglicht. De plek van het ongeval is voorts voorzien van drie geleidebakens die een fietser waarschuwen. Daarnaast is het fietspad voorzien van een onderbroken witte streep die fietsers met de bocht mee leidt. Als [eiser] de minimum oplettendheid had betracht en deze streep had gevolgd, had het ongeval niet plaatsgevonden. Voorts is de muur van ver af te zien en van bakens voorzien. Bovendien was [eiser] goed op de hoogte van de verkeerssituatie. De wijze waarop hij op de situatie werd geattendeerd is daardoor niet langer relevant. Voorts behoefde de gemeente er geen rekening mee te houden dat fietsers over de muur heen zouden vallen. De muur was 0,95 m hoog en de gemeente heeft nooit melding gekregen van ongevallen. De val van [eiser] was niet voorzienbaar.
5.4 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
5.5 Stelling 1: De straatverlichting
5.5.1 [eiser] stelt dat de straatverlichting niet afdoende was. Hij heeft zijn stelling onderbouwd met het rapport van voertuigdeskundige dhr. [deskundige] (hierna: [deskundige]). [deskundige] concludeert in zijn rapport ten aanzien van de straatverlichting onder meer:
“Het ongeval gebeurde rond 18.29 uur, een tijdstip waarbij van een schemersituatie moet worden uitgegaan. De wegverlichting was niet in werking, waarbij overigens moet worden vermeld dat het wel inschakelen ervan geen positieve bijdrage aan de zichtbaarheid had kunnen leveren.
Uit de afbeelding kan goed worden begrepen, dat dit punt van de straatverlichting geen direct schijnsel op de reflecterende geleidebakens heeft kunnen brengen indien het ingeschakeld zou zijn geweest.
Op de afbeelding is waar te nemen, dat zich nabij de situatie en langs het fietspad geen lichtpunten bevonden die de situatie beter zichtbaar hadden kunnen maken.
Daglicht is er in een schemersituatie zeer weinig en kunstlicht van een openbaar lichtpunt was er niet.”
5.5.2 De gemeente Venlo betwist dat het fietspad onvoldoende verlicht was. Zij voert aan dat er nog voldoende daglicht was om de versmalling in de weg en het viaduct te kunnen waarnemen, zeker voor iemand die ter plaatse goed bekend was. Op het moment van het ongeluk was de straatverlichting nog niet ingeschakeld. Straatverlichting wordt eerst ingeschakeld op het moment dat er onvoldoende daglicht is. Op 16 maart 2001 geschiedde dit, zoals Essent bevestigde, om 18.42 uur. Tevens voert de gemeente aan dat uit het feit dat [eiser] geen fietsverlichting voerde, kan worden afgeleid dat hij zelf van mening was dat er voldoende daglicht was.
5.5.3 De rechtbank oordeelt ten aanzien van de straatverlichting als volgt.
Uit de verklaring van Essent, die door [eiser] niet is betwist, kan worden opgemaakt dat de straatverlichting 12 minuten na het ongeluk is ingeschakeld. Uit deze verklaring kan voorts worden opgemaakt dat de straatverlichting aan de hand van een astronomisch uurwerk een kwartier voor zonsondergang wordt ingeschakeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente Venlo daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat er nog genoeg daglicht is geweest om [eiser] een goed zicht te kunnen bieden op de verkeerssituatie. De afstand van de plek van het ongeval tot het dichtstbijzijnde punt van de straatverlichting is hierdoor niet langer relevant.
Stellingen 2: het aangeven van de versmalling in het fietspad en 3: het nemen van afdoende maatregelen ter voorkoming van de val.
5.5.4 De rechtbank is van oordeel dat stellingen 2 en 3 over en weer invloed op elkaar hebben. Naarmate de versmalling in het fietspad duidelijker is aangegeven, is de kans dat men tijdig uitwijkt en niet ten val komt groter. De rechtbank zal deze stellingen dan ook gezamenlijk behandelen bij de beoordeling van de vraag of het verloop van het fietspad een gevaar voor fietsers opleverde.
5.5.5 Voertuigdeskundige [deskundige] concludeert in zijn rapport onder meer:
“Deze situatie kan niet anders dan als gevaarlijk worden aangemerkt. Daarvoor zijn de volgende feiten van belang. …
Het fietspad was nabij de verlegging en versmalling niet voorzien van een markering op het wegdek dat de fietser, ook indien deze niet steeds volledig oplettend is, erop attendeert dat er een veranderend wegverloop volgt. Het aanbrengen van een heldere wegbelijning die vanaf de rechterzijde van het fietspad de versmalling vroegtijdig inluidde had hier de fietser al tijdig kunnen attenderen. ………………………..
Hier was de kunstmatige constructie van de betonnen muur (slechts circa 1 meter hoog) duidelijk te laag voor een fietser die er tegen fietste. Indien een onoplettendheid er toe leidt dat direct een vrije val van enkele meters wordt gemaakt, kan niet gesproken worden van een veilige wegconstructie. De situatie bij dit ongeval had meer weg van een valkuilconstructie. Bij niet tijdig uitwijken val je er gewoon in. De verharde ondergrond van het lager gelegen wegdek staan borg voor zwaar letsel bij zo’n val…”
5.5.6 Naar het oordeel van de rechtbank kan uit dit citaat uit het rapport genoegzaam worden opgemaakt dat deze verkeerssituatie een gevaar met zich mee bracht voor fietsers. De bekendheid van [eiser] met de verkeerssituatie en de snelheid waarmee hij heeft gereden doen hier niet aan af. De gemeente Venlo heeft onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid betrachten en heeft onvoldoende gezorgd dat de gevaarlijke situatie tijdig en deugdelijk werd aangegeven en een smak over de muur zoals [eiser] maakte zoveel mogelijk werd voorkomen. De gemeente Venlo is dan ook tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht en dient om die reden in beginsel de schade die [eiser] heeft geleden te vergoeden.
5.6 Eigen Schuld
5.6.1 De gemeente Venlo stelt dat de schadevergoedingsplicht op nihil dient te worden gesteld. Zij voert daartoe aan dat de omstandigheden die hebben geleid tot het ongeval voor rekening van [eiser] dienen te komen. [eiser] behoorde vanwege zijn hoge snelheid de bijzondere voorzichtigheid van een racefietser te betrachten en heeft dit nagelaten. [eiser] reed met hoge snelheid en voorovergebogen. Het ongeval zou niet plaats hebben gevonden, indien [eiser] met een normale snelheid en normaal oplettend zou hebben gefietst. De bekendheid van [eiser] met de plek van het ongeval is een aan hem toe te rekenen omstandigheid waaraan groot gewicht moet worden toegekend.
5.6.2 [eiser] betwist dat hij met hoge snelheid reed. Daarbij heeft hij aangevoerd dat de stellingen van de gemeente Venlo slechts op suggestie berusten en dat de gemeente Venlo geen feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit zou kunnen blijken dat [eiser] met hoge snelheid reed.
5.6.3 De rechtbank overweegt als volgt. Uit de schriftelijke reactie van [eiser] op de vragen van Bureau [naam] in een brief van 17 september 2002 (productie 2 conclusie van antwoord) blijkt dat hij wekelijks op de plek van het ongeval fietste, dat hij de plek goed kende en dat hij zich terdege bewust was van de gevaarlijke situatie op deze plek. Dit brengt met zich mee dat [eiser] een bijzondere voorzichtigheid diende te betrachten. Het betrachten van een bijzondere voorzichtigheid hield voor deze bocht onder meer in een extra oplettendheid en een adequate aanpassing van de snelheid. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij deze bijzondere voorzichtigheid niet heeft betracht. Hij heeft aangevoerd dat de stellingen van gemeente Venlo dat hij met hoge snelheid en voorovergebogen reed, op suggestie berust. Dit verweer is echter onvoldoende gemotiveerd om bevrijdend te kunnen zijn. Bovendien kan uit de bij conclusie van repliek overgelegde brieven
- van 9 mei 2001 van de afdeling interne geneeskunde van het st. Maartens Gasthuis;
- van 28 mei 2001 van [naam], arts assistent chirurgie en dr. [naam], chirurg;
- en van 5 juni 2001 van [naam], internist/nefroloog en [naam], arts assistent interne,
worden opgemaakt dat [eiser] aan het wielrennen was. Volgens de brief van 25 april 2001 van dr. [naam], arts-assistent revalidatie, en [naam], revalidatie-arts, reed [eiser] zelfs met hoge snelheid. Met de gemeente Venlo is de rechtbank van oordeel dat deze informatie door [eiser] zelf aan de medici moet zijn verstrekt. De rechtbank zal om die redenen als vaststaand aannemen dat [eiser] met hoge snelheid heeft gereden. Het beroep van de gemeente Venlo op eigen schuld zijdens [eiser] slaagt.
5.6.4 Nu de gemeente Venlo en [eiser] ieder hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade komt het de rechtbank billijk voor dat zij ieder de helft van de schade dragen. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die billijkheidshalve tot een andere verdeling van de schade dienen te leiden. De rechtbank zal om die reden de vordering toewijzen tot 50% van het schadebedrag.
5.7 De schadestaatprocedure
5.7.1 [eiser] vordert dat de schade nader opgemaakt wordt bij staat.
5.7.2 De gemeente Venlo stelt dat deze vordering niet vatbaar is voor toewijzing. Zij voert hiertoe aan: enerzijds dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van het ongeluk, anderzijds dat de schade die [eiser] heeft aangevoerd, het gevolg is van een later ongeluk dat [eiser] in mei 2002 heeft gehad. Voorts heeft de gemeente gesteld dat voor zover de schade van het eerste en tweede ongeval samenvallen, de gemeente niet vergoedingsplichtig kan zijn, omdat die schade ook is veroorzaakt door het aan [eiser] (of een derde) toerekenbare ongeval van mei 2002.
5.7.3 De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering als volgt.
Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] voldaan aan dit vereiste. Uit het vaststaande feitencomplex alsmede de overgelegde medische stukken kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden opgemaakt dat [eiser] als gevolg van het hem op 16 maart 2001 overkomen ongeval schade heeft geleden en nog zal kunnen lijden. Het feit dat [eiser] in mei 2002 wederom een ongeluk heeft gehad doet hier geenszins aan af. Of het tweede ongeval de schadeplichtigheid van de gemeente Venlo voor het eerste ongeluk beïnvloedt kan in de schadestaatprocedure worden bezien; het is niet een omstandigheid die dwingt tot de conclusie dat [eiser] niet tot die procedure kan worden toegelaten.
5.8 De proceskosten
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat beide partijen gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld reden om de proceskosten te compenseren.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
veroordeelt de gemeente Venlo om aan [eiser] de helft te vergoeden van de schade welke hij heeft geleden als gevolg van het hiervoor beschreven ongeval van 16 maart 2001, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M.J. Paulussen en op de openbare civiele terechtzitting van 16 maart 2005 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: NR / HP