ECLI:NL:RBROE:2005:BA1355

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 augustus 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68424 / JE RK 05 - 620
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing en noodzaak medische behandeling van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door de kinderrechter in de rechtbank Roermond op 24 augustus 2005, betreft het een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, alsook een verzoek om vervangende toestemming voor medische behandeling. De minderjarige is ondertoezicht gesteld door de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, en de ondertoezichtstelling loopt tot 28 augustus 2005. De ouders van de minderjarige zijn het niet eens met de uithuisplaatsing, maar zijn bereid om in te stemmen met dagbehandeling. De kinderrechter heeft op 2 augustus 2005 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de ouders, een zus van de minderjarige, een tolk en een vertegenwoordiger van de stichting aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de problematiek van de minderjarige van dien aard is dat plaatsing in een AWBZ-instelling noodzakelijk is. De minderjarige heeft cognitieve beperkingen en kan zijn agressie en impulsen moeilijk reguleren. De ouders hebben aangegeven dat zij niet instemmen met de uithuisplaatsing, maar wel met alternatieve behandelingen. De kinderrechter heeft op basis van de verkregen inlichtingen en de relevante wetgeving, met name artikel 1:261, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, geconcludeerd dat de opname van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding.

De kinderrechter heeft besloten om de verzoeken tot machtiging uithuisplaatsing en vervangende toestemming aan te houden, in afwachting van nadere informatie van de stichting. De beslissing is genomen met het oog op de noodzaak van medische bescheiden ter ondersteuning van het standpunt van de stichting. De uitspraak is gedaan door mr. P.C.G. Brants en is ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Zaak-/rolnummer: 68424 / JE RK 05-620.
Datum uitspraak: 24 augustus 2005
B E S C H I K K I N G
van de kinderrechter in de rechtbank Roermond
op de op 5 juli 2005 ingediende verzoekschriften van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, mede kantoorhoudende te Venlo, tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing, alsmede tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van:
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
- [de moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- [de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de vader.
1. Het verloop van de procedure
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van de stichting voornoemd. De ondertoezichtstelling loopt tot 28 augustus 2005.
Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, alsmede het indicatiebesluit zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
De machtiging tot vervangende toestemming medische behandeling wordt verzocht om de minderjarige te kunnen plaatsen in een AWBZ instelling.
Op 2 augustus 2005 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- [de moeder],
- [de vader],
- de zus van de minderjarige,
- [naam tolk], tolk in de Marokkaanse taal,
- een vertegenwoordiger van de stichting.
2. Vaststellingen en overwegingen
2.1 De vertegenwoordiger van de Stichting Bureau Jeugdzorg geeft ter zitting aan dat de problematiek van de minderjarige van dien aard is dat plaatsing in het [naam instelling] noodzakelijk is. De minderjarige heeft cognitieve beperkingen waardoor hij moeite heeft om met verschillende situaties verschillend om te gaan. De minderjarige kan zijn agressie en impulsen moeilijk reguleren. Nu de ouders niet kunnen instemmen met de uithuisplaatsing en plaatsing in een AWBZ instelling als [naam instelling] in dit geval enkel mogelijk is met instemming van de ouders moet het verzoek tot uithuisplaatsing en het verzoek tot vervangende toestemming in nauwe samenhang worden bezien.
2.2 De ouders zijn het niet eens met het verzoek tot uithuisplaatsing. Zij geven aan dat ze bereid zijn om in te stemmen met elke vorm van dagbehandeling, vanwege de problemen die de minderjarige heeft. Met een behandeling waarbij de minderjarige uit huis geplaatst wordt kunnen zij niet instemmen.
2.3 De kinderrechter is van oordeel dat op grond van de verkregen inlichtingen en gelet op het bepaalde in artikel 1:261, lid 1, Burgerlijk Wetboek, de opname van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
Met betrekking tot het verzoek tot vervangende toestemming voor medische behandeling acht de kinderrechter zich op basis van de thans voorhanden gegevens onvoldoende voorgelicht.
Voor een goede beoordeling van onderhavig verzoek in relatie tot het bepaalde in artikel 1:264 Burgerlijk Wetboek dient de stichting binnen één maand na 24 augustus 2005 uitsluitsel te geven op de navolgende vraagpunten:
1. dient de uithuisplaatsing ten behoeve van een medische behandeling van de minderjarige;
indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:
2. is behandeling noodzakelijk om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige te voorkomen;
3. zo ja, waaruit bestaat dat ernstig gevaar, met andere woorden wat zullen de gevolgen voor de minderjarige zijn als de voorgenomen medische behandeling achterwege blijft.
De kinderechter verzoekt de stichting medische bescheiden over te leggen ter staving van haar standpunt.
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter het verzoek tot vervangende toestemming als ook het verzoek tot uithuisplaatsing aanhouden nu dit laatste verzoek volgens de stichting nauw samenhangt met het verzoek tot vervangende toestemming.
BESLISSING
De kinderrechter:
houdt aan de beslissing op de verzoeken tot machtiging uithuisplaatsing en tot vervangende toestemming tot een nader te bepalen tijdstip in afwachting van nadere informatie van de stichting;
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2005 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: sr
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.