ECLI:NL:RBROE:2006:AV3828

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
1 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
71815 / KG ZA 06-13
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.M.L.M. Magnée
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht en onrechtmatige daad in kort geding over proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 1 maart 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres Warsteiner Benelux BV en gedaagde(n) over de betaling van proceskosten door de rechtsbijstandverzekeraar DAS. Eiseres vorderde dat gedaagde zou verzoeken om betaling van de proceskosten aan Warsteiner, welke kosten voortvloeien uit een onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Gedaagde weigerde dit verzoek in te dienen, tenzij Warsteiner finale kwijting zou verlenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde misbruik van recht pleegde door zijn weigering om DAS te verzoeken tot betaling van de proceskosten, aangezien deze weigering enkel leek te zijn bedoeld om Warsteiner te schaden. De rechter concludeerde dat gedaagde onrechtmatig handelde jegens Warsteiner, omdat hij zijn schuldeiser benadeelde door geen medewerking te verlenen aan de betaling van de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor de handelwijze van gedaagde en dat de vordering van Warsteiner in beginsel voor toewijzing gereed lag. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld om te dulden dat de raadsman van Warsteiner namens hem een verzoek deed aan DAS tot betaling van de proceskosten, en werd het meer of anders gevorderde afgewezen. Gedaagde werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Warsteiner.

Uitspraak

uitspraak: 1 maart 2006
V O N N I S
in kort geding van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eiseres:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WARSTEINER BENELUX BV,
gevestigd te Tiel,
procureur: mr. J.H.M.H. Janssen,
advocaat: mr. L.R.G.M. Spronken te ‘s-Hertogenbosch;
tegen:
gedaagden:
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats], [adres],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats], [adres],
advocaat: mr. C.J. van Binsbergen.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eiseres: Warsteiner;
gedaagden: [gedaagde] (enkelvoud).
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 13 februari 2006;
- de pleitnota’s, die tijdens de mondelinge behandeling op de openbare zitting van 22 februari 2006 zijn overgelegd.
2. Vaststaande feiten
De rechter gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
- [gedaagde] is bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 20 september 2005 veroordeeld tot betaling aan de rechtsvoorganger van Warsteiner van geldsommen van in totaal ruim € 30.000,=, te vermeerderen met rente, alsmede tot betaling van de kosten van zowel de procedure in eerste aanleg als die in hoger beroep, zijnde in totaal € 7.435,45;
- het arrest is aan [gedaagde] betekend en is inmiddels onherroepelijk;
- [gedaagde], die niet tot betaling is overgegaan, biedt geen verhaal;
- [gedaagde] was ten tijde van het entameren van de procedure tegen de kosten van rechtsbijstand verzekerd bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
3. Vordering en stellingen van Warsteiner
Warsteiner stelt en vordert overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, die aan dit vonnis is gehecht. De vordering behelst - kort gezegd - primair de veroordeling van [gedaagde] om aan DAS te verzoeken tot betaling van de proceskosten aan Warsteiner over te gaan en subsidiair te gehengen en te gedogen dat de raadsman van Warsteiner namens [gedaagde] een dergelijk verzoek aan DAS doet.
De raadsman heeft op de zitting een nadere toelichting gegeven. Die toelichting houdt samengevat het volgende in.
De raadsman van Warsteiner heeft bij e-mailbericht van 25 oktober 2005 aan DAS Rechtsbijstand (verder: DAS) om vergoeding van de proceskosten verzocht. Bij schrijven van 27 oktober 2005 heeft DAS bericht: “Uw cliënt kan geen rechten ontlenen aan de polis die onze verzekerde heeft. Mijn maatschappij zal de proceskosten aan uw cliënte alleen betalen, indien onze verzekerde daarom verzoekt, hetgeen niet is gebeurd. Vooralsnog zal DAS Rechtsbijstand niet overgaan tot betaling van de proceskosten.” [gedaagde] weigert een dergelijk verzoek bij DAS in te dienen, althans wil dit alleen doen tegen finale kwijting van de gehele veroordeling.
[gedaagde] biedt geen enkel verhaal. Het handelen van [gedaagde] is onrechtmatig jegens Warsteiner.
[gedaagde] heeft daarenboven ter zitting aangevoerd de aanspraak op DAS te hebben prijsgegeven. Voor zoveel nodig is de vernietiging van die rechtshandeling van [gedaagde] ingeroepen.
De proceskosten belopen een bedrag van € 7.435,45 en dienen vermeerderd te worden met de gebruikelijke nakosten procureur ad € 199,=.
4. Verweer van [gedaagde]
De raadsman heeft op de zitting het gevorderde bestreden.
Dit verweer houdt samengevat het volgende in.
Warsteiner heeft geen spoedeisend belang bij haar vordering. Verder ontbeert de vordering elke juridische grondslag. Warsteiner kan geen rechten ontlenen aan de verzekering van [gedaagde] en op laatstgenoemde rust geen enkele wettelijke noch morele verplichting om een eventuele aansprakelijkheidsstelling bij de verzekeraar neer te leggen; er is geen sprake van strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De wet schrijft voor dat een crediteur zich kan verhalen op het gehele vermogen van de schuldenaar en het is aan Warsteiner om verhaalsobjecten te lokaliseren en daarop verhaal te nemen.
DAS is de genoemde proceskosten eerst aan [gedaagde] (en niet aan Warsteiner) verschuldigd - onder aftrek van de in dit kort geding te maken kosten - indien [gedaagde] daar prijs op stelt (wilsrecht). Beslag en verhaal op een wilsrecht is niet mogelijk.
Tenslotte heeft [gedaagde] in overleg met DAS de eventuele aanspraak jegens DAS
- gelet op de in dit kort geding te maken kosten - geheel althans grotendeels prijsgegeven, zodat [gedaagde] jegens DAS geen aanspraak meer kunnen maken op betaling van de proceskosten ad € 7.435,45.
5. Beoordeling van het geschil
Het spoedeisend belang:
Warsteiner heeft haar vordering gebaseerd op onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens haar. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad uit de aard der zaak spoedeisend.
De inhoudelijke beoordeling:
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] gehouden is de rechtsbijstandverzekeraar (DAS) te verzoeken tot betaling van de proceskosten (tot betaling waarvan [gedaagde] bij inmiddels onherroepelijke uitspraak is veroordeeld) aan Warsteiner over te gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient deze vraag - in het licht van de feiten zoals die hierna zullen blijken - bevestigend beantwoord te worden.
Door Warsteiner is uitdrukkelijk gesteld - en door [gedaagde] erkend dan wel niet betwist - dat [gedaagde] niet is overgegaan tot betaling van al hetgeen waartoe hij op grond van de onherroepelijke uitspraak was veroordeeld en dat [gedaagde] geen verhaal biedt. Er is aan de zijde van [gedaagde] - kennelijk - slechts sprake van een recht uit hoofde van een rechtsbijstandverzekering van [gedaagde] bij DAS. Uit de stukken (met name het schrijven van DAS van 27 oktober 2005) en de niet weersproken stelling van Warsteiner volgt, dat de proceskosten waartoe [gedaagde] is veroordeeld, vallen onder de dekking van vorenbedoelde rechtsbijstandsverzekering. DAS kan echter niet tot betaling van de proceskosten overgaan, aangezien zij daartoe de medewerking (het verzoek) van [gedaagde] nodig heeft.
Vorenbedoeld (wils)recht maakt onderdeel uit van het vermogen van [gedaagde]. Dit vermogensbestanddeel leent zich echter niet voor (executoriaal derden-) beslag en verhaal door crediteuren (waaronder Warsteiner): die weg kan derhalve door Warsteiner niet bewandeld worden. Ook overigens bestaan er voor Warsteiner geen mogelijkheden zich op [gedaagde] te verhalen, nu [gedaagde] kennelijk geen verhaal biedt: [gedaagde] heeft een uitkering waarop reeds een beslag rust en niet is gebleken dat er sprake is van verdere vermogensbestanddelen dan vorenbedoeld recht op DAS.
[gedaagde] heeft aangevoerd bereid te zijn geweest om medewerking aan betaling door DAS te verlenen, echter uitsluitend onder de voorwaarde dat Warsteiner finale kwijting verleent. Warsteiner is daartoe niet bereid geweest. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen verplichting voor Warsteiner om in te stemmen met een dergelijke finale kwijting: [gedaagde] is veroordeeld om aan Warsteiner te betalen en niet valt in te zien op grond waarvan Warsteiner gehouden zou zijn om af te zien van haar vordering tegen betaling van de proceskosten, ook al biedt [gedaagde] op dit moment geen verhaal.
Door de weigering van [gedaagde] om DAS te verzoeken over te gaan tot uitkering van de proceskosten aan Warsteiner (hoewel [gedaagde] noch DAS daardoor in een meer nadelige positie komen te verkeren) met de enkele bedoeling om langs die weg te pogen finale kwijting af te dwingen en het handhaven van die weigering omdat Warsteiner die finale kwijting niet wenst te verlenen, maakt [gedaagde] naar het oordeel van de rechter misbruik van recht: gezien de feiten lijkt de weigering immers geen ander doel te dienen dan het schaden van Warsteiner. [gedaagde] handelt daarmee onrechtmatig jegens Warsteiner.
Maar ook indien geen sprake zou zijn van misbruik van recht is de handelwijze van [gedaagde] naar het oordeel van de rechter onrechtmatig, nu een dergelijke handelwijze in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt: met de weigering benadeelt [gedaagde] immers zijn schuldeiser. Warsteiner lijdt schade door de handelwijze van [gedaagde], het causale verband is gegeven en de daad kan aan [gedaagde] worden toegerekend, zodat aan alle vereisten van onrechtmatige daad is voldaan.
Van een rechtvaardigingsgrond voor [gedaagde] is geen sprake: de weigering om DAS te verzoeken tot betaling van de proceskosten over te gaan omdat Warsteiner daartegenover niet bereid is af te zien van haar recht op betaling van de hoofdsom waartoe [gedaagde] is veroordeeld kan bezwaarlijk als een rechtvaardigingsgrond worden aangevoerd.
Door [gedaagde] is ter zitting aangevoerd dat hij zijn aanspraken op DAS (deels) heeft prijsgegeven teneinde - zo begrijpt de voorzieningenrechter - te kunnen voorzien in de éigen kosten van [gedaagde] die het verweer in de onderhavige zaak met zich meebrengen: door de raadsman van [gedaagde] is in zijn pleitnota betoogd dat het gaat om de in dit kort geding door ondergetekende (onderstreping door voorzieningen-rechter) te maken kosten. Door Warsteiner is de vernietiging van die rechtshandeling ingeroepen.
In artikel 3:45 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) is bepaald dat een rechtshandeling (het prijsgeven van de aanspraken op de verzekeraar) vernietigbaar is, indien een schuldenaar ([gedaagde]) bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers (Warsteiner) in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn. De vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan (Pauliana).
Van een verplichting tot de rechtshandeling van [gedaagde] (het prijsgeven van de aanspraken op DAS) is geen sprake: aan het prijsgeven van de aanspraken in ruil voor betaling van de kosten van het onderhavige kort geding van [gedaagde] zelf ligt geen wet of overeenkomst ten grondslag. Verder wist [gedaagde], althans behoorde hij te weten, dat benadeling van Warsteiner in haar verhaalsmogelijkheden het gevolg was van dit prijsgeven. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan de vereisten van de Pauliana.
In lid 2 van artikel 3:45 BW is bepaald dat een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, wegens benadeling slechts kan worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn.
De vraag of er sprake was van een meerzijdige of eenzijdige rechtshandeling kan, gezien vorenbedoelde wettekst, vooralsnog in het midden blijven (beide soorten rechtshandelingen vallen immers onder de bepaling), zodat aanstonds kan worden ingegaan op de vraag of de rechtshandeling, ook indien geoordeeld zou moeten worden dat deze niet om niet is geschied, vernietigbaar is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze vraag bevestigend beantwoord worden, nu immers ook de rechtsbijstandverzekeraar DAS wist (of in elk geval behoorde te weten) dat met het prijsgeven door [gedaagde] van diens recht op aanspraak uit de verzekering (in ruil voor betaling van zijn eigen advocaatkosten) Warsteiner als schuldeiser van [gedaagde] zou worden benadeeld.
Zo er derhalve sprake mocht zijn van het prijsgeven van aanspraken ([gedaagde] heeft die stelling niet met stukken onderbouwd) dan dient die rechtshandeling op grond van het vorenstaande als paulianeus en daarmee als vernietigbaar te worden aange-merkt en heeft Warsteiner op juiste gronden de vernietiging van die rechtshandeling ingeroepen.
Gezien al het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van Warsteiner in beginsel voor toewijzing gereed ligt. Door Warsteiner is (naar de voorzieningenrechter begrijpt) primair gevorderd [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen om DAS te verzoeken tot betaling van de proceskosten over te gaan. Subsidiair (naar Warsteiner stelt omdat verhaal terzake dwangsommen illusoir zal zijn nu [gedaagde] geen enkel verhaal biedt) heeft Warsteiner gevorderd [gedaagde] te veroordelen te gehengen en te gedogen (de voorzieningenrechter zal hiervoor lezen: dulden) dat de raadsman van Warsteiner namens [gedaagde] een verzoek aan DAS kan doen tot betaling van de proceskosten.
Nu verhaal van eventueel verbeurde dwangsommen - gezien de houding van [gedaagde] - bij een veroordeling zoals primair gevorderd inderdaad naar alle waarschijnlijkheid illusoir zal zijn, zal de voorzieningenrechter het primair gevorderde afwijzen en het subsidiair gevorderde toewijzen. Nu bij een vordering tot dulden geen sprake kan zijn van hoofdelijkheid zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten zoals gevorderd.
B E S L I S S I N G
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagden te dulden dat mr. L.R.G.M. Spronken, advocaat en procureur te ’s-Hertogenbosch, als raadsman van Warsteiner namens gedaagden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam een verzoek doet tot het betalen van de proceskosten (inclusief de nakosten procureur) ad € 7.634,45 op de derdenrekening ABN-AMRO ’s-Hertogenbosch nummer 52.35.70.627 ten name van Stichting Derdengelden VZB ter attentie van mr. L. Spronken;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van Warsteiner, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 248,= aan griffierechten,
€ 76,80 aan explootkosten en
€ 816,= aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.L.M. Magnée als voorzieningenrechter en door deze op de openbare civiele terechtzitting van 1 maart 2006 uitgesproken in aanwezigheid van M.H.P. van Asten-Berden als griffier.
Type: mva