van de rechtbank Roermond
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRODUKTIE- EN HANDELMAATSCHAPPIJ GOUDERAK (R.I.G.) B.V., mede handelend onder de naam
GOUDERAK C.S. B.V.,
gevestigd te Gouderak,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOUTHANDEL H. EN P.H. HEUVELMAN B.V.,
gevestigd te Oudekerk a/d IJssel,
procureur: mr. F.A. Dronkers;
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. S.X.J. Zuidema.
Partijen worden als volgt aangeduid:
eisers: Gouderak en Heuvelman;
gedaagde: [gedaagde].
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 24 maart 2005;
- de akte overlegging producties;
- de conclusie van antwoord met bijlagen, tevens houdende vordering tot splitsing van de eis;
- de antwoordakte tot splitsing van de eis;
- het vonnis van deze rechtbank van 24 augustus 2005;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 november 2005.
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
- Gouderak en Heuvelman hebben aan Meubel- en Timmerfabriek H.G.M. Meijel BV (verder te noemen: HGM) houtmaterialen verkocht en geleverd, een en ander zoals omschreven in de door Gouderak in de periode oktober 2003 tot en met december 2003 en in de door Heuvelman in de periode december 2003 tot en met januari 2004 aan HGM toegezonden facturen;
- HGM is blijkens die facturen aan Gouderak een bedrag van € 93.406,93 en aan Heuvelman een bedrag van € 11.688,95 verschuldigd;
- Gouderak heeft in januari 2004 gepoogd conservatoir beslag te leggen op de roerende zaken van HGM, waarbij bleek dat laatstgenoemde haar bedrijfsmiddelen had verkocht;
- bij uitspraak van deze rechtbank van 18 februari 2004 is HGM in staat van faillissement verklaard;
- ten tijde van het faillissement was de besloten vennootschap HGM Holding BV (verder te noemen: de holding) enig bestuurder en enig aandeelhoudster van HGM;
- enig bestuurder van de holding is [gedaagde].
3. Vorderingen en stellingen van Gouderak en Heuvelman
Gouderak vordert [gedaagde] te veroordelen om aan Gouderak te voldoen een bedrag van € 93.406,93 te vermeerderen met:
- de contractuele rente over € 93.406,93 vanaf de vervaldata der facturen tot 3 maart 2005, althans subsidiair de wettelijke rente over € 93.406,93 vanaf de vervaldata der facturen tot 3 maart 2005;
- de contractuele rente over € 93.406,93 vanaf 3 maart 2005 tot de dag der algehele voldoening, althans subsidiair de wettelijke rente vanaf 3 maart 2005 tot de dag der algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten op grond van haar algemene voorwaarden ad € 4.68,95, althans subsidiair de buitengerechtelijke kosten op de voet van het rapport Voorwerk II ad € 1.542,00.
Heuvelman vordert [gedaagde] te veroordelen om aan Heuvelman te voldoen een bedrag van € 11.688,95 te vermeerderen met:
- de contractuele rente over € 11.688,95 vanaf de vervaldata der facturen tot 3 maart 2005, althans subsidiair de wettelijke rente over € 11.688,95 vanaf de vervaldata der facturen tot 3 maart 2005;
- de contractuele rente over € 11.688,95 vanaf 3 maart 2005 tot de dag der algehele voldoening, althans subsidiair de wettelijke rente vanaf 3 maart 2005 tot de dag der algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten op grond van haar algemene voorwaarden ad € 1.753,34, althans subsidiair de buitengerechtelijke kosten op de voet van het rapport Voorwerk II ad € 1.542,00.
Gouderak en Heuvelman stellen daartoe het volgende.
[gedaagde] is aansprakelijk voor de door Gouderak en Heuvelman geleden schade wegens het niet betalen door HGM van de facturen voor geleverde materialen, daar die schade is veroorzaakt door onrechtmatig handelen van [gedaagde].
Ten eerste heeft [gedaagde] in de maanden oktober 2003 tot en met januari 2004 in zijn hoedanigheid van enig bestuurder en enig aandeelhouder van HGM houtmaterialen gekocht, terwijl hij toen wist of behoorde te weten dat HGM de aangegane verplichtingen niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de schade die als gevolg van die wanprestatie zou ontstaan.
Ten tweede heeft [gedaagde] is zijn hoedanigheid van enig bestuurder en aandeelhouder van HGM nadat de verschillende koopovereenkomsten waren gesloten, bewerkstelligd of toegelaten dat HGM de koopovereenkomsten niet is nagekomen.
4. Verweer van [gedaagde]
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Gouderak en Heuvelman in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
[gedaagde] voert daartoe het volgende verweer.
Er was geen sprake van koopovereenkomsten, maar van aanneming van werk. Zowel de machines als de materialen voor dit werk waren en bleven eigendom van Gouderak: door HGM werd slechts de toegevoegde waarde van het door haar verrichtte werk in rekening gebracht.
Niet [gedaagde] maar HGM Holding BV was bestuurder van HGM. Verder wist [gedaagde] niet (noch behoorde hij te weten) dat HGM haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Bovendien was een groot deel van de facturen nog niet opeisbaar.
Zo er al sprake van zou zijn van niet-nakoming van een verbintenis aan de zijde van HGM, dan dient deze geheel voor rekening van Gouderak te komen, nu de oorzaak van deze niet-nakoming gelegen is in het feit dat Gouderak plotseling haar machines en materialen bij HGM heeft weggehaald. Daardoor restte HGM niets anders dan het aanvragen van haar faillissement.
5. Beoordeling van het geschil
[gedaagde] wordt als (indirect, namelijk via de holding) bestuurder van het failliete HGM door Gouderak en Heuvelman aansprakelijk gehouden voor - kort gezegd - de schade die laatstgenoemden stellen te hebben geleden wegens de niet-nakoming door (het inmiddels gefailleerde) HGM van haar verplichtingen (indirecte doorbraak van aansprakelijkheid). Het verweer dat niet [gedaagde] maar de holding bestuurder is van HGM gaat dan ook niet op.
Gouderak en Heuvelman hebben ter onderbouwing van hun vordering aangevoerd ten eerste dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst door HGM wist althans behoorde te weten dat HGM de verplichtingen uit die overeenkomst niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden en ten tweede dat [gedaagde] in zijn hoedanigheid van bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat HGM de overeenkomsten niet is nagekomen en daardoor aan Gouderak en Heuvelman schade heeft berokkend.
In het onderhavige geval is er sprake van een keten aan gebeurtenissen, die, zo begrijpt de rechtbank, is ingeleid door de overname door Gouderak van Outdoor Life Products - de enige opdrachtgever van HGM - en de overheveling door Gouderak van (een deel van de) aan HGM uitbestede werkzaamheden naar Polen en Hongarije, waardoor het opdrachtvolume van HGM daalde. Uiteindelijk bleef nog slechts de productie van de zogenaamde gevelpunten bij HGM. Volgens [gedaagde] had HGM voor de productie van de gevelpunten slechts 2,56 mensen (fte’s) nodig. In verband hiermee heeft HGM eind 2003 voor alle medewerkers ontslag aangevraagd (onder de mededeling dat een of meerdere ontslagen zouden worden ingetrokken als er tussentijds nieuw werk voorhanden zou komen). Tijdens de uitwerktermijnen van de verschillende medewerkers, die doorliepen tot eind april 2004, kon volgens [gedaagde] de productie van de gevelpunten voor Gouderak gerealiseerd worden.
Overeengekomen was dat Gouderak de machines zou leveren die voor de productie van die gevelpunten nodig waren, hetgeen ook is geschied. Verder zou Gouderak het benodigde materiaal leveren. De lezing van beide partijen over het karakter van de levering van dat materiaal loopt uiteen: volgens Gouderak was er sprake van verkoop van het benodigde materiaal aan HGM, volgens [gedaagde] stelde Gouderak het materiaal ter beschikking aan HGM en bracht HGM slechts de meerwaarde van de productie van de gevelpunten aan Gouderak in rekening.
Feit is dat de materialen aan HGM in rekening werden gebracht. Dit blijkt uit de door Gouderak in het geding gebrachte facturen, waarvan het bestaan en de ontvangst niet door HGM zijn betwist. Bovendien heeft [gedaagde] aangevoerd dat er sprake was van een financieringsconstructie, omdat HGM vanwege de daling van het opdrachtvolume in financiële problemen was gekomen. Die constructie hield volgens [gedaagde] in dat HGM de planning voor 4 weken vooruit maakte, de benodigde aantallen materialen aan Gouderak doorgaf en deze door Gouderak aangeleverd kreeg, waarna HGM de gevelpunten produceerde en leverde aan Gouderak. Vervolgens factureerde HGM het materiaal tegen dezelfde prijs als Gouderak in rekening had gebracht plus de toegevoegde waarde met een betalingstermijn van 30 dagen. Gouderak daarentegen hanteerde voor de door haar geleverde materialen een betalingstermijn van 60 dagen. Omdat de levertijd 2 weken beliep, bedroeg de periode tussen het aanleveren van hout en de vervaldatum van de administratieve factuur ten minste 80 dagen. Door deze constructie hoefde HGM, aldus [gedaagde], het hout pas te betalen nadat zij van Gouderak betaling had verkregen voor het werk, althans de betalingstermijn voor dat werk was verstreken. Deze constructie geeft steun aan de stelling van Gouderak de rechtsverhouding tussen HGM en haar (evenals die tussen HGM en Heuvelman) er een was koop-verkoop: in het geval van aanneming van werk (be-/verwerking van beschikbaar gestelde materialen) zou een financieringsconstructie voor de geleverde materialen immers nodeloos zijn. Ook het feit dat Gouderak aandrong op een pandrecht op het door HGM gemaakte product (vanwege de be-/verwerking van het materiaal) duidt veeleer op koop dan op aanneming van werk, zoals door [gedaagde] is aangevoerd. Tenslotte is door Gouderak aangevoerd dat is gekozen voor koop-verkoop (en daarmee werd afgestapt van het voorheen gehanteerde systeem van beschikbaar stellen van materialen) omdat HGM té veel restafval had. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het vorenstaande genoegzaam vast dat in de relatie tussen Gouderak en HGM er geen sprake (meer) was van aanneming van werk maar van overeenkomsten van koop-verkoop van de materialen.
Tussen partijen staat vast, zijnde enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dat de relatie tussen Heuvelman en HGM er een was van koop-verkoop. Vast staat verder dat op de koopovereenkomsten met Heuvelman de door laatstgenoemde gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing waren. De rechtbank gaat ervan uit dat ook op de overeenkomsten met Gouderak algemene voorwaarden van toepassing waren. Gouderak heeft immers, zo is door beide partijen ter comparitie verklaard, na het faillissement van HGM haar materialen teruggehaald en dat kan slechts indien - ook door de curator - is aangenomen dat er sprake was van een (in de algemene voorwaarden voorkomend) geldig eigendomsvoorbehoud.
Aan de orde is vervolgens de vraag of [gedaagde] als indirect bestuurder van HGM onrechtmatig jegens Gouderak en Heuvelman heeft gehandeld doordat HGM eind november/begin december 2003 nog materialen heeft gekocht, terwijl hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat HGM de (betalings)verplichtingen uit die overeenkomsten niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de schade die Gouderak en Heuvelman daardoor zouden lijden.
Ter beantwoording van vorenbedoelde vraag dient naar het oordeel van de rechtbank voorop gesteld te worden dat het in beginsel niet reeds onrechtmatig is indien de bestuurder van een onderneming, wetende dat de financiële omstandigheden van de onderneming niet rooskleurig zijn, desondanks doorgaat met de bedrijfsactiviteiten in een poging het tij te keren dan wel door middel van die activiteiten de schuldenlast van de onderneming te verminderen of teniet te doen gaan. Om te concluderen dat de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld dient er sprake te zijn van bijkomende omstandigheden, die voorzienbaar waren en op grond van die voorzienbaarheid aan die bestuurder kunnen worden tegengeworpen of voor zijn risico komen. Ontbreekt immers die voorzienbaarheid dan kan aan de bestuurder geen verwijt gemaakt worden en komt daarmee de grondslag aan eventuele aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad van de bestuurder(s) van de vennootschap te ontvallen (NJ 1998, 270). In het licht van het vorenstaande dient de in de vorige alinea geformuleerde vraag naar het oordeel van de rechtbank ontkennend beantwoord te worden.
Door [gedaagde] is weliswaar gesteld dat hij voornemens én doende was om de werkzaamheden van HGM te staken en elders een nieuw bedrijf te beginnen (hetgeen een bijkomende omstandigheid als hiervoor bedoeld zou kunnen zijn), maar hij heeft daarnaast gesteld dat er, om de schuldenlast van HGM te kunnen voldoen, tot april 2004 zou worden doorgegaan met de productie van de gevelpunten. Gezien de financieringsconstructie en het eigendomsvoorbehoud van Gouderak kon HGM de productie van de gevelpunten naar het oordeel van de rechtbank zonder extra risico voor de betrokken partijen voortzetten. Dat gold temeer daar HGM de door haar geproduceerde gevelpunten niet aan derden doorverkocht: de producten die van de van Gouderak gekochte materialen werden gemaakt werden immers terugverkocht aan Gouderak en daarmee was, mede gelet op de mogelijkheid van verrekening, het financiële risico voor Gouderak, die op de hoogte was van de financiële situatie van HGM, beperkt.
[gedaagde] heeft gesteld dat HGM met de productie van de gevelpunten tot april 2004 en de verkoop van haar eigen machines voldoende gelden kon genereren om alle schulden van HGM te voldoen. Aan de productie van de gevelpunten kwam echter een abrupt einde toen Gouderak eind januari 2004 besloot haar machines, waarmee die gevelpunten werden geproduceerd, en materialen terug te halen: er kon toen niet meer geproduceerd worden en daarmee viel een vaste bron van inkomsten voor HGM weg.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat abrupte einde van de productie - en
daarmee van de inkomsten - voor [gedaagde] als bestuurder van HGM niet voorzienbaar geweest: gesteld noch gebleken is dat er overleg (voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomsten) heeft plaatsgevonden omtrent het terughalen van de machines en de materialen.
Dat [gedaagde] doende was de bedrijfsactiviteiten van HGM te staken en in dat kader bezig was met het ontslag van het personeel en het ontruimen van de door haar gehuurde bedrijfsruimte (zij had haar eigen machines elders opgeslagen en was bezig met de verkoop van die machines) doet naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niets af: het personeel kon nog ingezet worden (er was sprake van voldoende ruime uitwerktermijnen) en uit het feit dat Gouderak voor de productie van de gevelpunten machines ter beschikking heeft gesteld kan afgeleid worden dat de eigen machines van HGM voor dat doel kennelijk niet nodig waren en de verplaatsing. Het ontslag van het personeel en de verkoop van de eigen machines van HGM kunnen dus in beginsel geen invloed hebben gehad op de productie voor Gouderak. Bovendien heeft [gedaagde] gesteld dat met de gelden die met de productie van de gevelpunten gerealiseerd werden en de opbrengst van de machines de schulden van HGM zouden worden voldaan, hetgeen door Gouderak niet dan wel niet genoegzaam gemotiveerd is betwist.
Op grond van het vorenstaande viel naar het oordeel van de rechtbank het faillissement van HGM dan ook niet te voorzien door [gedaagde]. [gedaagde] was zoals gezegd weliswaar doende zijn bedrijf af te bouwen en elders opnieuw te beginnen, maar onvoldoende betwist is dat daartoe een plan was opgesteld door HGM dat voorzag in het ontslag van het personeel, het tijdens de uitwerktijd van dat personeel afwerken van de gemaakte planning ten aanzien van de productie, de verkoop van de eigen machines en het betalen van alle nog openstaande schulden.
Op grond van al het vorenstaande treft ook de stelling dat [gedaagde] als indirect bestuurder van HGM zou hebben bewerkstelligd of hebben toegelaten dat HGM haar verplichtingen niet is nagekomen geen doel: dat er geen sprake zou zijn van betalingsonmacht maar van betalingsonwil is niet gebleken.
Dat aan [gedaagde] als indirect bestuurder van HGM een zodanig (ernstig) verwijt kan worden gemaakt dat hij op grond daarvan persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die Gouderak stelt te hebben geleden (welke schade, gelet op eventueel nog te verrekenen facturen en creditering van het teruggehaalde materiaal geenszins vast staat) als gevolg van de handelwijze van [gedaagde] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
Met betrekking tot de vordering van Heuvelman geldt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel hetzelfde als hetgeen hiervoor ten aanzien van Gouderak is overwogen: ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten (december 2003 en januari 2004) lag het in de lijn van de verwachting dat het bij Heuvelman - onder eigendomsvoorbehoud - gekochte materiaal voldaan zou kunnen worden uit de productie van de gevelpunten tijdens de uitwerkperiode van het personeel en de verkoop van de eigen machines. Deze verwachting werd echter doorkruist doordat Gouderak haar machines en het door haar geleverde materiaal terughaalde en vervolgens door het beslag van Gouderak op de banktegoeden van HGM.
Zoals hiervoor overwogen was deze situatie (ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten) niet voorzienbaar, zodat van verwijtbaar handelen van [gedaagde] geen sprake is.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] als bestuurder van HGM niet onrechtmatig jegens Gouderak en Heuvelman heeft gehandeld. De vorderingen van Gouderak en Heuvelman dienen dan ook als ongegrond te worden afgewezen.
Gouderak en Heuvelman zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
wijst de vorderingen van Produktie- en Handelmaatschappij Gouderak (R.I.G.) B.V. en Houthandel H. en P.H. Heuvelman B.V. af;
veroordeelt Produktie- en Handelmaatschappij Gouderak (R.I.G.) B.V. en Houthandel H. en P.H. Heuvelman B.V. in de proceskosten van [gedaagde], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 1.100,= aan griffierechten en
€ 2.842,= aan salaris ten behoeve van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.L.M. Magnée en op de openbare civiele terechtzitting van 29 maart 2006 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.