ECLI:NL:RBROE:2006:AY3792

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/995001-04
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ambtenaar bij de belastingdienst voor oplichting en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht, zitting houdende te Roermond, op 11 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de belastingdienst. De verdachte werd beschuldigd van het (medeplegen van) oplichting van de belastingdienst en valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij een serie valse verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting, waarbij in totaal meer dan € 860.000,- was uitgekeerd door de belastingdienst. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door gebruik te maken van haar functie, op een listige wijze grote sommen gemeenschapsgeld had toegeëigend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 25.000,-. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de maatschappelijke schade die was veroorzaakt, een hogere straf rechtvaardigde dan door de officier van justitie was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer : 03/995001-04
Datum uitspraak: 11 juli 2006
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank Maastricht, meervoudige kamer voor strafzaken.
In de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornaam]
geboren op : [geboortedatum en -plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2006, 27 januari 2006, 19 juni 2006, 21 juni 2006, 23 juni 2006, 27 juni 2006.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
zij,
op of omstreeks 22 december 2003 en/of 13 januari 2004 en/of 27 januari 2004,
althans een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van december 2003
tot en met mei 2004
te Heerlen, in elk geval in Nederland
meermalen, althans eenmaal
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
opzettelijk, als ambtenaar
geld of geldswaardig papier dat zij in haar bediening onder zich heeft gehad,
heeft verduisterd en/of heeft toegelaten dat het door een ander of anderen is
weggenomen of verduisterd of een of meer van haar, verdachtes, mededader(s)
als medeplichtige terzijde heeft gestaan
immers heeft verdachte toen en aldaar als ambtenaar werkzaam bij de
Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen een (of meer) verzoek(en)
tot teruggave van dividendbelasting, met corresponderende bijlage(n)
(bijlage bij proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-34 t/m
D-36 en/of D-1 t/m D-3 en/of D-4 t/m D-6)
voorgecontroleerd en/of ingebracht in de geautomatiseerde systemen van de
Belastingdienst en/of definitief in behandeling genomen, althans die verzoeken
dusdanig bewerkt en/of heeft laten bewerken, zodat een (of meer)
geldbedrag(en), te weten Euro 42.470 en/of Euro 407.247 en/of Euro 413.435,
althans enig geldbedrag, is/zijn overgemaakt op een of meer bankrekening(en)
van verzoekende partij(en)
Artikel 359 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
zij
op of omstreeks 22 december 2003 en/of 13 januari 2004 en/of 27 januari 2004,
althans in of omstreeks de periode december 2003 tot en met mei 2004
te Heerlen, althans in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
de Belastingdienst te Heerlen, althans de Staat der Nederlanden heeft bewogen
tot de afgifte van een (of meer) geldbedrag(en), te weten
- Euro 42.470 en/of
- Euro 407.247 en/of
- Euro 413.435 en/of
in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of een (of meer) van haar mededader(s)
(telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een (of meer) formulier(en), te weten (een) verzoek(en) om gedeeltelijke
vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd
en/of doen en/of laten inleveren (bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd
Arnhem, nummer 30144, document D-34 en/of D-1 en/of D-4) en/of welke
formulieren vals, onjuist, in ieder geval in strijd met de waarheid was/waren, welke
valsheid en/of onjuistheid hierin bestond dat op dit/deze formulier(en)
(telkens) in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [betrokkene 1] inwoner was van Frankrijk en/of woonachtig was aan
de Rue de la Chapelle 69, 75018 Paris en/of
- de verzoeker [medeverdachte] inwoner was van Frankrijk en/of woonachtig was aan 12
place marcellin Berthelot 75005 Paris
en/of
- dit/deze formulier(en) was/waren afgestempeld en/of behandeld door de
bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Parijs (Frankrijk)
en/of
- door of namens verzoeker(s) [betrokkene 1] en/of [medeverdachte] bij het/de verzoek(en)
is/zijn bijgevoegd een (of meer) dividendnota('s), te weten van Dexia en/of
Stadtsparkasse Düsseldorf
en/of
- dit/deze formulier(en) doet/doen en/of laat/laten voorkomen dat een (of meer)
verzoeker(s) eigenaar/vruchtgebruiker was/waren van (Nederlandse) effecten
en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking
tot vermelde inkomsten
en/of
- de effecten zich bevonden bij Dexia Securities Services en/of Dexia
Securiti(y)es Services, Amsterdam
waardoor de Belastingdienst te Heerlen en/of de Staat der Nederlanden werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht
2.
zij
op of omstreeks 31 maart 2004, althans op of omstreeks een tijdstip gelegen in
de periode tussen januari 2004 tot en met april 2004
te Heerlen, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
de Belastingdienst te Heerlen, althans de Staat der Nederlanden heeft bewogen
tot de afgifte van een geldbedrag, te weten
- Euro 435.000
in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of een (of meer) van haar mededader(s)
(telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een formulier, te weten een verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of
teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd en/of laten inleveren
(bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-7) en/of
welk formulier vals, onjuist, in ieder geval in strijd met de waarheid was, welke
valsheid en/of onjuistheid hierin bestond dat op dit formulier
(telkens) in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [betrokkene 2] inwoner was van Spanje en/of woonachtig was aan de
Plaza de la Castella 10 Los Abrigos en/of
- dit formulier was afgestempeld en/of behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Tenerife (Spanje) en/of
- door of namens verzoeker [betrokkene 2] bij het verzoek is bijgevoegd een (of
meer) dividendnota('s), te weten van UBS en/of
- dit formulier doet en/of laat voorkomen dat verzoeker eigenaar/
vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van
Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde
inkomsten en/of
- de effecten zich bevonden bij UBS
waardoor de Belastingdienst te Heerlen en/of de Staat der Nederlanden werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Art. 326 Wetboek van Strafrecht
Art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij
op of omstreeks 22 december 2003 en/of 13 januari 2004 en/of 27 januari 2004
en/of 6 april 2004, althans in of omstreeks de periode gelegen tussen oktober
2003 tot en met mei 2004,
te Heerlen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van een (of meer) vals(e) of vervalst(e) formulier(en),
"verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse
Dividendbelasting" (bijlage D-34 en/of D-1 en/of D-4 en/of D-7)
en/of
een (of meer) dividendnota('s) onder meer van Dexia en/of Stadtsparkasse
Düsseldorf en/of U.B.S., en/of (een) ander(en) (bijlage D-35 en/of D-3a t/m
D-3e en/of D-6a t/m D-6d en/of D-9)
- zijnde een (of meer) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s)
bedoeld(e) formulier(en), houdende een verzoek(en) om gedeeltelijke vrijstelling
of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota('s) aan de
Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen heeft/hebben doen toekomen,
op welke formulieren vals of vervalst, in ieder geval in strijd met de
waarheid stond aangegeven dat:
- dit/deze verzoek(en) tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Frankrijk
en/of Spanje) is/zijn afgegeven en/of behandeld en/of afgestempeld
- de dividendnota's door of namens de onderneming(en) Dexia en/of
Stadtsparkasse Düsseldorf en/of U.B.S. is/zijn opgemaakt en/of afgegeven
zulks terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
zij
in of omstreeks de periode 1 januari 2003 tot en met 4 mei 2004, althans in
het/de ja(a)r(en) 2003 en 2004
te Heerlen en/of Maasbracht en/of Hoensbroek, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie , onder andere bestaande uit verdachte
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte] en/of
één of meer andere personen
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
verduistering van overheidsgelden en/of oplichting (feit 1) en/of poging
tot oplichting (feit 2) en/of valsheid in geschriften (feit 3);
Voor een betere leesbaarheid van de dagvaarding zijn door de rechtbank in de hiervoor genoemde tenlastelegging de volgende wijzigingen aangebracht:
In feit 1 primair dient voor “402.247” in regel 21 te worden gelezen “407.247”;
In feit 1 subsidiair, regel 20, vervalt het woord “heeft”;
In feit 1 subsidiair, regel 21, vervalt het woord “heeft”;
In feit 1 subsidiair, regel 23, dient achter het woord “waarheid” ingelezen te worden “was/waren”;
In feit 1 subsidiair, regel 24, dient het woord “onjuist” te worden vervangen door het woord “onjuistheid”;
In feit 1 subsidiair, regel 31, dient het woord “zijn” te worden vervangen door “was”;
In feit 1 subdisiair, regel 34, dient het woord “verzoekers” te worden vervangen door “verzoeker(s)”;
In feit 1 subsidiair, regel 34, dient het woord “[foute naam]” te worden vervangen door “[medeverdachte]”;
In feit 1 subsidiair, regel 38, dient het woord “doen” te worden vervangen door “doet/doen”;
In feit 1 subsidiair, regel 38, dient het woord “laten” te worden vervangen door “laat/laten”;
In feit 2, regel 21, dient het woord achter het woord “waarheid” te worden ingevoegd het woord “was”;
In feit 2, regel 22, dient het woord “onjuist” te worden vervangen door het woord “onjuistheid”;
In feit 3, regel 16, de zin “-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot enig bewijs te dienen – “ te worden vervangen door de zin “-zijnde een (of meer) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen –“;
In feit 3, regel 19, dienen de woorden “houdende verzoeken” te worden vervangen door “houdende een verzoek(en)”;
In feit 3, regel 24, dienen de woorden “deze verzoeken” te worden vervangen door de woorden “dit/deze verzoek(en)”;
In feit 3, regel 26, dient het woord “zijn” te worden vervangen door de woorden “is/zijn”;
In feit 3, regel 27, dient het woord “ondernemingen” te worden vervangen door het woord “onderneming(en)”;
In feit 3, regel 28, dient het woord “zijn” te worden vervangen door de woorden “is/zijn”;
In feit 4, laatste regel dient voor het woord oplichting het woord “tot” worden gevoegd.
De rechtbank verbetert deze kennelijke schrijffouten en misslagen in de tenlastelegging zoals hiervoor is weergegeven. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verduisteren als bedoeld in artikel 359 van het Wetboek van Strafrecht houdt in dat de dader het verduisterde goed wederrechtelijk heeft onttrokken aan de bestemming waarvoor het bestemd was. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit wederrechtelijk onttrekken te worden verfeitelijkt in de tenlastelegging. De onderhavige tenlastelegging bevat echter enkel een kale omschrijving van de door verdachte uitgevoerde werkzaamheden, zoals zij die in het kader van de uitoefening van haar functie bij nagenoeg ieder verzoek om teruggaaf dividendbelasting pleegt te verrichten. Uit de tenlastelegging opgenomen verfeitelijking blijkt echter op geen enkele wijze de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte in de met name genoemde gevallen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft feit 1 primair niet voldoet aan de vereisten als bedoel in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, met name niet aan de eis
De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van dit feit dan ook nietig verklaren.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de dagvaarding voor wat betreft de overige tenlastegelegde feiten aan alle wettelijke eisen voldoet.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 juni 2006 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring met betrekking tot de Dividend-zaak, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de kopie (d.w.z. print van scan) van het in de wettelijke vorm door de FIOD-ECD opgemaakt proces-verbaal, genummerd 30144, gedateerd 28 februari 2005 en de daarbij behorende bijlagen.
In de kantlijn van deze processen-verbaal wordt in voorkomende gevallen nader verwezen naar de onderliggende processen-verbaal. De rechtbank zal die onderliggende processen-verbaal hierna niet nader noemen.
Bewijsmotivering
Vrijspraak feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is ten laste gelegd. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft aan verdachte tenlastegelegd dat zij heeft deelgenomen aan een organisatie, onder andere bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1], en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte [medeverdachte] en/of één of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk verduistering van overheidsgelden en/of oplichting en/of poging tot oplichting en/of valsheid in geschrift.
Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie daarmee doelt op de strafbare gedragingen met betrekking tot de 4 verzoeken teruggaaf dividendbelasting, die op naam van
[betrokkene 1] (bijlagen D34-D35, pagina D 990-992), hierna genoemd: verzoek [betrokkene 1];
[medeverdachte] (D1-D3e, pagina D 935-942), hierna genoemd: verzoek [medeverdachte] I;
[medeverdachte] (D4-D6d, pagina D 943-949, hierna genoemd: verzoek [medeverdachte] II en
[betrokkene 2] (D7-D-9, pagina D 950-957): hierna genoemd: verzoek [betrokkene 2],
bij de belastingdienst zijn ingediend.
Uit het dossier blijkt niet van enige betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij de hiervoor genoemde verzoeken teruggaaf dividendbelasting. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van zijn requisitoir al gevorderd dat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Uit het dossier blijkt voorts dat bij het verzoek [betrokkene 1], enkel verdachte als betrokkene kan worden aangemerkt.
Bij de verzoeken [medeverdachte] I en [medeverdachte] II kunnen als betrokkene worden aangemerkt: Verdachte, [medeverdachte] en [medeverdachte 3].
Bij het verzoek [betrokkene 2] zijn verdachte en [medeverdachte 1] betrokken.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, om van een organisatie te kunnen spreken, er sprake moet zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad.
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande onvoldoende blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband.
Dat er in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 4 mei 2004 veelvuldig telefonische contacten zijn geweest tussen [medeverdachte] en [medeverdachte 1]/[medeverdachte 3] enerzijds en anderzijds tussen [medeverdachte 1]/ [medeverdachte 3] en verdachte/ [medeverdachte 2], maakt dat niet anders. Uit het dossier blijkt immers dat verdachten onderling verbonden waar door vriendschappelijke en familierechtelijke relaties, waardoor het veelvuldig telefonisch contact mede zou kunnen worden verklaard.
Nadere motivering bewezenverklaring feiten 1, 2 en 3
De rechtbank overweegt dat uit het dossier het navolgende is gebleken: in een korte periode worden bij de belastingdienst te Heerlen een aantal valse verzoeken teruggaaf dividendbelasting ingediend. Het betreft een viertal verzoeken op naam van respectievelijk [betrokkene 1], [medeverdachte], [medeverdachte] en [betrokkene 2] (hierna verzoek [betrokkene 1], verzoek [medeverdachte] I, verzoek [medeverdachte] II, verzoek [betrokkene 2]. Intern onderzoek bij de belastingdienst heeft uitgewezen dat verdachte [verdachte] bij alle vier deze verzoeken is betrokken. Hoewel dit feit, als het uitsluitend op zichzelf zou staan, nog niet zoveel zou zeggen, overweegt de rechtbank dat er uit het dossier meerdere feiten en omstandigheden blijken die betrokkenheid van verdachte [verdachte] aantonen. Zonder uitputtend te willen zijn worden hieronder enkele van deze feiten en omstandigheden genoemd, welke door de rechtbank tevens als bewijsmiddel worden gebruikt.
Het verzoek [betrokkene 2]
De voorcontrole en behandeling van het verzoek zijn gedaan door [verdachte] op 6 april 2004. Ook heeft zij op deze dag de beschikkingen laten printen. Het verzoek [betrokkene 2] was niet volledig ingevuld en nadere gegevens waren noodzakelijk. [verdachte] verklaart hierover dat zij een brief met het verzoek om deze gegevens heeft gestuurd naar het adres dat op het verzoek [betrokkene 2]
vermeld stond. Deze brief zou verzonden moeten zijn op of na 31 maart 2004, omdat op deze datum de eerste intoets van het verzoek heeft plaatsgevonden. Het adres is blijkens informatie van de Spaanse autoriteiten evenwel een niet bestaand adres. Desalniettemin verklaart [verdachte] dat zij naar aanleiding van deze brief (en dus vóór 6 april 2004) gebeld is door een Engelssprekende mand die de ontbrekende gegevens doorgaf. Een kopie van deze brief bevindt zich niet in het dossier. Naar aanleiding van de behandeling van het verzoek op 6 april 2004 kon de verzochte dividendbelasting worden uitbetaald, doch deze werd onzichtbaar tegengehouden. [verdachte], die kort na 6 april 2004 met ziekteverlof is gegaan, heeft op 21 april 2004 een bezoek gebracht aan haar werkplek, naar eigen zeggen omdat ze zich thuis verveelde. Zij werd door medeverdachte [medeverdachte 1] naar Heerlen gebracht. Nadat zij bij de belastingdienst binnen was, stuurde zij een sms-bericht naar [medeverdachte 1] met de tekst "NU". Korte tijd later ging haar mobiele diensttelefoon die zij beantwoordde omdat zij toch net aanwezig was. Het was volgens [verdachte] een man die vragen had omtrent de uitbetaling van het verzoek [betrokkene 2]. Vervolgens heeft [verdachte] doorgegeven dat het bedrag volgens het systeem al was uitbetaald. Rond dezelfde tijd heeft zij een print gemaakt van de gegevens uit het computersysteem en korte tijd later ontving zij wederom een sms-bericht van [medeverdachte 1] met de tekst "KOPIE AUB". Kort hierna heeft zij de belastingdienst weer verlaten.
De verzoeken [medeverdachte] I en [medeverdachte] II
In de zaken [medeverdachte] I en [medeverdachte] II is [verdachte] ook betrokken bij behandeling van de verzoeken op de belastingdienst. Deze twee verzoeken zijn net als het verzoek [betrokkene 1] op één dag behandeld. Ook hier gaat het om een tweetal verzoeken waarvan de adressen niet bestaan. De beide verzoeken zijn vergezeld van valse dividend nota's. Deze verzoeken zijn wel uitbetaald en de bedragen zijn door [medeverdachte] van de bankrekening gehaald. Korte tijd hierna heeft [medeverdachte] contact met de belastingdienst om aan te geven dat hij per abuis de geldbedragen heeft gekregen. Volgens hem hadden een aantal donkergekleurde mannen (waar hij geen naam, anders dan ene "Steve", telefoonnummer of andere gegevens van heeft) hem gevraagd om zijn bankrekening ter beschikking te stellen voor het ontvangen van een enkele geldbedragen. Pas toen hij het bankafschrift zag, wist hij dat het geld van de belastingdienst afkomstig was. De ruim € 800.000,= had hij toen al afgehaald en aan de donkergekleurde mannen gegeven die hij daarna nooit meer heeft gezien of gehoord. Ook bij de verzoeken [medeverdachte] I en II waren valse dividendnota's gevoegd.
Onderzoek van het NFI heeft aangetoond dat de verzoeken [medeverdachte] I en [medeverdachte] II hoogstwaarschijnlijk ingevuld zijn door medeverdachte [medeverdachte 3], toen de partner van [medeverdachte 1] en een vriendin van verdachte [verdachte]. Medeverdachte [medeverdachte] heeft blijkens de printgegevens regelmatig contact met [medeverdachte 1]/[medeverdachte 3] en zo ook op de dagen en rond de tijdstippen dat [medeverdachte] de geldbedragen in Aken van zijn bankrekening heeft gehaald.
De belastingdienst is door de valse verzoeken teruggaaf van dividendbelasting bewogen tot afgifte van een drietal geldbedragen, in totaal ruim € 860.000,=. Deze € 860.000,= is door de belastingdienst ook daadwerkelijk uitbetaald, tweemaal naar een Duits bankrekeningnummer op naam van medeverdachte [medeverdachte] en eenmaal naar een bankrekeningnummer op naam van [betrokkene 1] in Kroatië. Het staat derhalve vast dat de meerdere oplichtingen van de belastingdienst hebben geleid tot het beschikbaar komen van grote hoeveelheden geld.
Het eerste verzoek is behandeld bij de belastingdienst op 22 december 2003, de volgende twee verzoeken respectievelijk op 13 januari 2004 en 27 januari 2004. Uit het dossier is gebleken dat kort na het indienen van de valse verzoeken en de op basis daarvan gedane uitbetalingen door de belastingdienst, verdachte en zijn partner, medeverdachte [verdachte], een aantal omvangrijke uitgaven hebben gedaan, te weten:
? 23 januari 2004: aankoop BMW Coupé, 328 CI ad € 23.680,=
? 10 februari 2004: aankoop van fitnessapparatuur ad € 2.052,=
? 11 maart 2004: aankoop woninginrichting € 1.528,32
? 15 april 2004: aankoop motor € 7.950,=
? april 2004: aankoop motoruitrusting € 800,=
? 23 april 2004: betaling cosmethische operatie € € 4.150,=
Totaal bedrag € 40.160,32
De de FIOD/ECD naar hun inkomen gevraagd verklaren verdachte alsook haar partner dat zij dat zij naast hun salaris recentelijk geen andere inkomsten hebben gehad. [verdachte] verklaart voorts dat het spaargeld contant in huis werd bewaard, doch zij verklaart dit eerst nadat zij is geconfronteerd met bovenstaande uitgaven.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair onder A ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is bij de feiten 1 subsidiair onder B en C. Voorafgaand aan deze feiten is er bij de belastingdienst een verzoek om teruggaaf dividendbelasting ingediend op naam van [betrokkene 1]. Dit verzoek (document D34) is gedateerd 17 september 2003 en verwerkt op 22 december 2003.
Bij het verzoek op naam van [betrokkene 1] is een adres vermeld in Parijs, Rue de la Chapelle 69, 75018. Op de doorgenummerde pagina 59 van het 0PV is te lezen dat volgens de douane-attaché in Parijs, C. Beaufort, [betrokkene 1] niet bekend is bij de fiscus in Frankrijk en dat [betrokkene 1] niet woonachtig is op het genoemde adres. Het op het verzoek aangebrachte Franse stempel vermeldt exact dezelfde gegevens als het stempel op de twee latere verzoeken ten name van [medeverdachte]. Daarnaast is het verzoek op 22 december in zijn geheel behandeld op één dag. Bij het verzoek is een dividendnota gevoegd van Dexia Securities Services, welke nota grote gelijkenis vertoont met de nota's die bij het tweede verzoek zijn gevoegd. Dexia Securities Services heeft bij monde van haar directeur verklaart dat zij geen particulieren in haar bestand heeft en dat de nota bijgevoegd bij het verzoek niet origineel is. (doorgenummerde pagina's 919-921).
De rechtbank is, gelet op de wijze waarop de valse verzoeken [medeverdachte] I, [medeverdachte] II en [betrokkene 2] zijn opgesteld, verwerkt en behandeld, en welke werkwijze ook weer terug te vinden is bij het verzoek [betrokkene 1], van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de belastingdienst door middel van een vals verzoek tot teruggaaf dividendbelasting op naam van [betrokkene 1].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1A (betrekking hebbende op het verzoek teruggaaf dividend op naam van [betrokkene 1])
zij op 22 december 2003 te Heerlen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door een of meer listige kunstgrepen, de Belastingdienst te Heerlen, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten Euro 42.470, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een formulier, te weten een verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd en/of doen en/of laten inleveren (bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-34)
welk formulier vals en onjuist was, welke valsheid en onjuistheid hierin bestond dat op dit formulier in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [betrokkene 1] inwoner was van Frankrijk en/of woonachtig was aan
de Rue de la Chapelle 69, 75018 Paris en
- dit formulier was afgestempeld en behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Parijs (Frankrijk) en
- door of namens verzoeker [betrokkene 1] bij het verzoek is bijgevoegd een dividendnota, te weten van Dexia en
- dat verzoeker eigenaar/vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en
- de effecten zich bevonden bij Dexia Securities Services en/of Dexia Securiti(y)es Services, Amsterdam
waardoor de Belastingdienst te Heerlen werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
1B (betrekking hebbende op de verzoeken teruggaaf dividend op naam van [medeverdachte])
zij op 13 januari 2004 en 27 januari 2004, te Heerlen, telkens tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en
door een of meer listige kunstgrepen, de Belastingdienst te Heerlen, heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten
- Euro 407.245 en
- Euro 413.435,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- formulieren, te weten verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd
(bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-1 en D-4) en welke formulieren vals en onjuist waren, welke valsheid en onjuistheid hierin bestond dat op deze formulieren (telkens) in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [medeverdachte] inwoner was van Frankrijk en/of woonachtig was aan 12 place marcellin Berthelot 75005 Paris en
- deze formulieren waren afgestempeld en behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Parijs (Frankrijk) en
- door of namens verzoeker [medeverdachte] bij de verzoeken zijn bijgevoegd dividendnota's, te weten van Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf en
- dat verzoeker eigenaar/vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en
- de effecten zich bevonden bij Dexia Securities Services
waardoor de Belastingdienst te Heerlen werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2. (betrekking hebbende op het verzoek teruggaaf dividend van [betrokkene 2])
zij in de periode tussen januari 2004 tot en met april 2004 te Heerlen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen, de Belastingdienst te Heerlen, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten
- Euro 435.000,
hebbende verdachte en/of een van haar mededaders met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een formulier, te weten een verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd
(bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-7) en welk formulier vals, onjuist was, welke valsheid en onjuistheid hierin bestond dat op dit formulier in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [betrokkene 2] inwoner was van Spanje en woonachtig was aan de Plaza de la Castella 10 Los Abrigos en
- dit formulier was afgestempeld en behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Tenerife (Spanje) en
- door of namens verzoeker [betrokkene 2] bij het verzoek is bijgevoegd dividendnota's, te weten van UBS en
- dat verzoeker eigenaar/vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en
- de effecten zich bevonden bij UBS
waardoor de Belastingdienst te Heerlen werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3A. (betrekking hebbende op het verzoek teruggaaf dividend op naam van [betrokkene 1])
zij op 22 december 2003, te Heerlen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse formulieren,
"verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-34) en een dividendnota van Dexia (bijlage D-35)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte bedoelde formulieren, houdende een verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota aan de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen heeft doen toekomen, op welke formulieren vals stond aangegeven dat:
- dit verzoek tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Frankrijk) is afgegeven en behandeld en afgestempeld
- de dividendnota's door of namens de onderneming Dexia is opgemaakt en afgegeven zulks terwijl zij, verdachte, wist dat
deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
3B. (betrekking hebbende op de verzoeken teruggaaf dividend op naam van [medeverdachte])
zij op of 13 januari 2004 en 27 januari 2004, te Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse formulieren,
"verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-1 en D-4) en
dividendnota's van Dexia en Stadtsparkasse Düsseldorf (bijlage D-3a t/m D-3e en D-6a t/m D-6d)
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededaders bedoelde formulieren, houdende verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota's aan de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen hebben doen toekomen,
op welke formulieren vals stond aangegeven dat:
- deze verzoeken tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Frankrijk) zijn afgegeven en behandeld en afgestempeld
- de dividendnota's door of namens de ondernemingen Dexia en Stadtsparkasse Düsseldorf zijn opgemaakt en afgegeven
zulks terwijl zij, verdachte, wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
3C (betrekking hebbende op het verzoek teruggaaf dividend op naam van [betrokkene 2])
zij in de periode januari 2004 tot en met april 2004, te Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse formulieren,
"verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-7) en dividendnota's van U.B.S., (bijlage D-9)
- zijnde geschriften die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededaders bedoelde formulieren, houdende verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota's aan de
Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen heeft/hebben doen toekomen, op welke formulieren vals stond aangegeven dat:
- dit verzoek tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Spanje) is afgegeven en behandeld en afgestempeld
- de dividendnota's door of namens de onderneming U.B.S. zijn opgemaakt en afgegeven zulks terwijl zij, verdachte, wist dat
deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die, onder meer, zijn vervat in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair onder A en feit 3 onder A:
De voortgezette handeling van het opzettelijk gebruik maken van een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd en oplichting.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair onder B en feit 3 onder B:
De voortgezette handeling van het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd, en medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 225 en 326 in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 onder C:
De voortgezette handeling van het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd, en medeplegen van poging tot oplichting.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 225 en 326 in verband met artikel 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 21 juni 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een geldboete van € 20.000,00 subsidiair 235 dagen hechtenis.
De raadsman heeft, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen rekening te houden met de gevolgen voor verdachte, strafontslag, voorlopige hechtenis, die een diepe indruk op verdachte heeft gemaakt, en mede de overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman verzoekt een eventuele geldboete te matigen en deze in termijnen op te leggen.
11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen behoren te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank.
De rechtbank zal - ondanks de hiervoor vermelde vrijspraak - een hogere straf opleggen dan door de Officier van Justitie is gevorderd en door de verdediging is bepleit, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde als hierna omschreven, mede gelet op de persoon van de verdachte, onvoldoende in de eis van de officier van justitie en in het standpunt van de verdediging tot uitdrukking komen.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte, een drietal keren, waarvan tweemaal samen met de medeverdachte [medeverdachte], de Belastingdienst heeft opgelicht en een vierde keer een poging daartoe heeft ondernomen samen met de medeverdachte [medeverdachte 1].
Verdachte kan worden aangemerkt als de spil in deze constructie waarbij zij zich, op een even effectieve als doortrapte wijze, gebruikmakend van de sleutelpositie die haar functie haar bij de Belastingdienst verschafte, met gebruikmaking van valse formulieren zeer grote sommen geld heeft toegeëigend zogenaamd door het indienen van verzoeken tot verrekening van ingehouden dividendbelasting.
Deze oplichting kon slechts aan het licht komen doordat verdachte en haar medeverdachten in de zucht naar geldelijk gewin buitensporig hoge bedragen hebben teruggevorderd.
Op de wijze voornoemd hebben verdachte en haar medeverdachten zich tonnen gemeenschapsgeld toegeëigend waardoor er sprake is van grote maatschappelijke schade.
De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een geldboete opleggen omdat het niet anders kan zijn dan dat verdachte maximaal heeft geprofiteerd van voornoemde geldstromen, waarbij bedacht dient te worden dat de hierdoor ontstane maatschappelijke verliezen vele malen hoger zijn.
Nu de rechtbank tevens moet vaststellen dat verdachte zowel ten tijde van het onderzoek als bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting op geen enkele wijze openheid van zaken heeft verschaft over de haar verweten activiteiten en haar rol in de ten laste gelegde feiten komt zij rekening houdend met het feit dat verdachte hier te lande geen strafblad heeft en mede in achtgenomen haar jonge leeftijd tot de navolgende straf.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
Met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de vaststelling van de geldboete heeft de rechtbank voor zover rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24a, 24b, 27, 45, 47, 56, 57, 225, 326.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart voor wat betreft het onder feit 1, primair tenlastegelegde, de dagvaarding nietig.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidair A, 1 subsidiair B, 2, 3A, 3B en 3C zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 maanden, niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van € 25.000,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 260 dagen;
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, C.M.W. Nobis en E.P.J. Rutten, rechters, van wie mr. E.P.J. Rutten, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 juli 2006.