ECLI:NL:RBROE:2006:AY9129

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/851025-05
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens niet in vrijheid afgelegde verklaring en inconsistenties in de feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 12 september 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een seksueel delict. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de verklaring die hij op 30 november 2005 had afgelegd niet als bewijs kon dienen. De rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet in vrijheid was afgelegd, zoals vereist door artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. Tijdens het verhoor was de verdachte gespannen en emotioneel, wat werd versterkt door het afgaan van het brandalarm in het cellencomplex. Dit werd onderbouwd door een rapport van psychiater A.M.A. Groot, dat ter zitting werd gepresenteerd.

De rechtbank merkte op dat de verklaring van de verdachte niet overeenkwam met de feiten zoals beschreven door de aangeefster. Dit leidde tot de conclusie dat het niet uitgesloten kon worden dat de aangeefster zich vergist had in haar beschrijving van de gebeurtenissen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte, die onder druk was afgelegd, niet betrouwbaar was en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Uiteindelijk heeft de rechtbank, na het afwegen van alle feiten en omstandigheden, besloten dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/851025-05
Uitspraak d.d. : 12 september 2006
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [straatnaam]
plaats : [woonplaats].
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2006.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 1995 tot en met 31 oktober 1996, in de gemeente Weert door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [meisje] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [meisje], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) gestoken althans gebracht in de vagina van die [meisje] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [meisje] bij de kleding heeft vastgepakt en/of
de deur (van de paardestal) heeft dichtgeschoven althans gemaakt en/of de (rij)broek en/of onderbroek van die [meisje] naar beneden heeft getrokken en/of die [meisje] op de diepvries heeft geduwd en/of een schoen althans rijlaars van die [meisje] heeft uitgetrokken en (vervolgens) voornoemde broek(en) heeft uitgetrokken en/of de be(e)n(en) van die [meisje] uit elkaar heeft getrokken althans geduwd, en/of (aldus) voor die [meisje] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 29 augustus 2006 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachtes verklaringen afgelegd bij de politie niet bruikbaar zijn aangezien van deze verklaringen niet gezegd kan worden dat deze in vrijheid in de zin van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering zijn afgelegd.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de door verdachte op 3 december 2005 afgelegde verklaring niet gezegd kan worden dat deze in vrijheid is afgelegd.
Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat verdachte bij de aanvang van het verhoor gespannen is en emotioneel. Desondanks wordt het verhoor op indringende wijze voortgezet. Ter zitting is door de verdachte aangevoerd dat de spanning en emotie het gevolg was van het afgaan van het brandalarm in het cellencomplex en is aannemelijk geworden dat verdachte in zijn jeugd met brand een traumatische ervaring heeft opgelopen. Dit is ter terechtzitting geadstrueerd met een rapport van psychiater A.M.A. Groot. Het onder die omstandigheid op indringende wijze voortzetten van het verhoor dient naar het oordeel van de rechtbank tot bovengenoemde conclusie. Daar komt nog bij dat in het betreffende verhoor door de verbalisanten nogal wat daderinformatie wordt gegeven, hetgeen de betrouwbaarheid van de verklaring niet ten goede komt.
De verklaring die verdachte op 30 november 2005 heeft afgelegd kan niet bijdragen tot het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit zou hebben begaan, nu de feitelijkheden die verdachte hierin beschrijft, volledig afwijken van de feitelijkheden die door de aangeefster zijn omschreven. De rechtbank is van oordeel dat het niet uit te sluiten is dat aangeefster zich bij het omschrijven van de feitelijkheden die tussen haar en verdachte zouden hebben plaatsgevonden vergist.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, D.C.M. Bomans en K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M, Müller, als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 september 2006.