ECLI:NL:RBROE:2006:AY9949

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
5 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/864069-05
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak over de overbrenging van afvalstoffen en de toepassing van de groene lijst van de EVOA

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond, stond de verdachte, een BV, terecht voor de beschuldiging van het onrechtmatig overbrengen van afvalstoffen van Zwitserland naar Nederland zonder de vereiste kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten. De vracht bestond uit een mengsel van kunststof en metalen onderdelen van schakelaars, die onder de Europese Verordening (EEG) nr. 259/93 vallen. De rechter moest beoordelen of deze combinatie van afvalstoffen als 'groene lijststof' kon worden aangemerkt, ondanks dat de specifieke combinatie niet expliciet op de groene lijst was opgenomen.

De rechter verwees naar een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen was gevraagd om verduidelijking over de status van mengsels van groene lijststoffen. De rechter oordeelde dat de verdachte recht had op een snelle afhandeling van de zaak en dat er geen reden was om de zaak aan te houden in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie. De rechter concludeerde dat de verdachte aannemelijk had gemaakt dat de afvalstoffen op een milieuvriendelijke manier konden worden verwerkt en dat er geen verontreinigende stoffen aanwezig waren die hergebruik in de weg zouden staan.

Uiteindelijk sprak de rechter de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De rechter benadrukte dat vermenging van groene lijststoffen met andere groene lijststoffen niet automatisch leidde tot de conclusie dat het mengsel niet meer als groene lijststof kon worden aangemerkt. De uitspraak werd gedaan op 5 oktober 2006, na een zitting op 21 september 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/864069-05
uitspraak d.d. : 5 oktober 2006
TEGENSPRAAK
VONNIS van de economische politierechter te Roermond, in de zaak tegen:
naam : [verdachte] BV
adres : [straatnaam]
plaats : [vestigingsplaats]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2006.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
zij op of omstreeks 14 maart 2005 in de gemeente Venlo, althans in het arrondissement Roermond, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, een handeling heeft verricht als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen, immers heeft zij afvalstoffen, te weten kunststof schalen van schakelaars zonder metalen delen, schakelaars met metalen delen, losse metalen delen en/of complete schakelaars, overgebracht van Zwitserland naar Nederland, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of (schriftelijke) toestemming van alle/de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening;
art 10.60 Wet milieubeheer juncto art 26 EVOA
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de politierechter verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de politierechter.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
Namens verdachte is aangevoerd dat de onderhavige stoffen niet als mengsel gezien moeten worden, doch dat sprake is van "Kupfer mit Anhaftung" (schakelaars). Het materiaal is bij verlading en/ of tijdens het transport (deels) in onderdelen uiteen gevallen. Het blijft hetzelfde materiaal. De vraag is dan of je dan moet spreken van een mengsel. Het materiaal is niet belastend voor het milieu en wordt in het bedrijf van verdachte gerecycled. Overigens betreffen beide te onderscheiden onderdelen groene lijststoffen.
De officier van justitie stelt niet zeker te zijn of in dit geval wel kan worden gesproken van een mengsel, aangezien het hier gaat om materiaal dat oorspronkelijk bijeen hoort. Voorts acht de officier van justitie het aannemelijk dat verdachte het materiaal zo heeft gekocht. Gelet hierop vordert hij dat verdachte zal worden vrijgesproken. Subsidiair, voor het geval de rechter wel uitgaat van een mengsel, geeft de officier van justitie de rechter in overweging de behandeling van deze zaak aan te houden totdat de uitspraak van het Hof van Justitie bekend is. Bij uitspraak van 8 juni 2005 heeft de rechtbank Rotterdam prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over of in geval van een mengsel van groene lijststoffen, het regime van de groene dan wel van de rode lijststof dient te gelden.
De economische politierechter overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
In artikel 1, eerste lid, van de Verordening EEG nr. 259/93 van 1 februari 1993 betreffende Toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese gemeenschap (hierna; de EVOA), is bepaald dat de verordening van toepassing is op de overbrenging van afvalstoffen, binnen, naar en uit de Gemeenschap. In artikel 1, derde lid, van de EVOA is, voor zover hier relevant, bepaald, dat het overbrengen van afvalstoffen, die alleen bestemd zijn voor nuttige toepassing en in bijlage II worden genoemd, niet onder de bepalingen van deze verordening vallen. De rechter overweegt dat de term "nuttige toepassing" in de EVOA in de bredere betekenis wordt gebezigd van "recycling". Bijlage II is de groene lijst van afvalstoffen (hierna; de groene lijst). De rechter overweegt dat de kleur groen aangeeft dat in principe de kleinste milieubelasting bestaat bij recycling van de in deze lijst opgenomen afvalstoffen.
Artikel 10 van de EVOA bepaalt onder meer dat de overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die, voor zover hier relevant, nog niet in bijlage II zijn opgenomen, onderworpen is aan dezelfde procedures als in de artikelen 6 tot en met 8 van de EVOA zijn vermeld. Artikel 11 van de EVOA tenslotte geeft aan welke informatie de houder van de afvalstoffen voorhanden dient te hebben bij de overbrenging van de in de groene lijst genoemde, voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.
Het materiaal dat op 14 maart 2005 Nederland werd ingevoerd bestond volgens het proces-verbaal van verbalisanten uit:
- kunststof schalen (omhulsels) van schakelaars, zonder metalen (koperen) delen;
- delen van schakelaars met metalen delen;
- losse metalen delen;
- complete schakelaars.
In het proces-verbaal wordt voorts gerelateerd dat de kunststofonderdelen die in de vracht werden aangetroffen, vallen onder categorie GH 010 van de groene lijst van de EVOA en dat het overige afval van de elektrische schakelaars dat in de vracht werd aangetroffen, valt onder categorie GC 020 van de groene lijst.
De rechter overweegt dat de vracht feitelijk bestond uit een mengsel van niet meer voor het eigenlijke doel geschikte schakelaars (afval), die deels uit kunststof en deels uit metalen onderdelen bestonden - en daarmee op zichzelf al als een samenstel van twee groene lijststoffen kunnen worden beschouwd -, alsmede uit afzonderlijke kunststof en metalen onderdelen van de bedoelde schakelaars. De rechter constateert dat de afzonderlijke onderdelen van het geheel zijn opgenomen als afvalstof in de groene lijst van de EVOA onder de hiervoor al vermelde codes. Ook constateert de rechter dat de combinatie(s) van de onderdelen als zodanig niet is (zijn) opgenomen onder een afzonderlijke code in de groene lijst.
De vraag die beantwoord dient te worden is of een samengestelde vracht afvalstoffen, waarbij de te onderscheiden afvalstoffen zijn opgenomen op de groene lijst, als groene-lijst-afvalstoffen kunnen en mogen worden aangemerkt, of dat in een dergelijk geval vereist is dat het geheel van de betreffende afvalstoffen als een afzonderlijke categorie in de groene lijst is opgenomen, wil er nog sprake zijn van groene-lijst-afvalstoffen.
De rechter stelt vast dat in de inleidende zin van de groene lijst van de EVOA het volgende is aangegeven: "Of afvalstoffen nu op deze lijst zijn opgenomen of niet, zij mogen niet als afvalstoffen van de groene lijst worden vervoerd, indien zij dermate met andere stoffen verontreinigd zijn dat a) de aan de afvalstoffen verbonden risico's zodanig toenemen dat ze voor opname op de oranje of rode lijst in aanmerking komen, of b) terugwinning van de afvalstoffen op milieuverantwoorde wijze onmogelijk wordt."
De rechter kan deze passage niet anders begrijpen dan dat vermenging van groene afvalstoffen met andere afvalstoffen niet automatisch tot de conclusie leidt of moet leiden dat het mengsel/ samenstel van de betreffende afvalstoffen daarmee - zonder meer - niet meer zou kunnen of mogen worden aangemerkt als groene-lijst-afvalstoffen. Dat impliceert naar het oordeel van de rechter tevens dat afvalstoffen die afzonderlijk op de groene lijst zijn opgenomen, wanneer zij vermengd zijn met elkaar of in combinatie met elkaar voorkomen, zij niet eerst als mengsel/ combinatie moeten zijn opgenomen onder een afzonderlijke code op de groene lijst, willen ze nog kunnen of mogen worden aangemerkt als groene lijststoffen. Integendeel, uitgaande van de letterlijke tekst van deze passage lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat als groene-lijst-afvalstoffen zijn "verontreinigd" met (derhalve vermengd zijn of samengesteld zijn of een combinatie vormen van) (andere) groene-lijst-afvalstoffen, er, onder voorwaarden, nog steeds sprake is van groene lijst-afvalstoffen.
Wat betreft de voorwaarden waaraan zal moeten zijn voldaan, gezien ook het bepaalde onder a) en b) van de hiervoor aangehaalde passage, overweegt de rechter het volgende. In de onderhavige situatie heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat de afvalstoffen in zijn inrichting op milieuverantwoorde wijze kunnen worden verwerkt, te weten het shredderen van het materiaal en het vervolgens scheiden van de kunststof en metalen onderdelen, welke delen voorts voor 99 % kunnen worden ingezet voor hergebruik. Ook heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat het kunststof afval niet bestaat uit verontreinigende stoffen die hergebruik in de weg zouden kunnen staan. Daarmee is naar het oordeel van de rechter genoegzaam vast komen te staan dat aan de te stellen milieuhygiënische randvoorwaarden is voldaan om het mengsel van groene-lijst-afvalstoffen aan te kunnen blijven merken als groene-lijst-afvalstoffen.
Bij grensoverschrijdend afvaltransport van groene-lijst-afvalstoffen kan op grond van artikel 11 van de EVOA volstaan worden met een houderschapsverklaring. Deze was bij de betreffende vracht aanwezig. De rechter heeft vooralsnog geen aanleiding te denken dat de wetgever in de gevallen als de onderhavige uit overwegingen van milieuhygiëne of volksgezondheid een verdergaande controle voor zou staan dan is bepaald in artikel 11 van de EVOA.
De rechter ziet in het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2005 (LJN: AT7390), waarin het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is gevraagd bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over - kort samengevat en voor zover hier relevant - of een combinatie van groene lijststoffen, welke combinatie als zodanig niet in de lijst wordt genoemd, kan of moet worden aangemerkt als een groene lijststof, in casu geen aanleiding de onderhavige zaak aan te houden totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan. De rechter is van oordeel dat verdachte gebaat is bij afhandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn.
Gelet op het vorenstaande, acht de rechter niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
BESLISSING
De politierechter:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Vonnis gewezen door de economische politierechter mr. C.M.W. Nobis, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechter voornoemd op 5 oktober 2006.