ECLI:NL:RBROE:2007:BA2945

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
10 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179268 \ CV EXPL 06-3537
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van sportvereniging voor letsel van jonge hockeyer tijdens oefenwedstrijd

In deze zaak vorderden eisers, de ouders van de minderjarige [A], een schadevergoeding van de gedaagde sportvereniging naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 21 september 2002. Tijdens een oefenwedstrijd viel [A] tegen een bankje dat zich dicht bij het speelveld bevond, wat resulteerde in ernstig letsel aan zijn linkerbeen, waarvoor hij 24 hechtingen nodig had. De ouders stelden de vereniging aansprakelijk, stellende dat er onrechtmatig was gehandeld door de bankjes zonder adequate veiligheidsmaatregelen te plaatsen en onvoldoende toezicht te houden op de doelgroep die gebruik mocht maken van het miniveld.

De gedaagde vereniging verweerde zich door te stellen dat de bankjes goed zichtbaar waren en dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen. De vereniging betoogde dat het veld bedoeld was voor kinderen tot 7 à 8 jaar en dat [A] niet tot deze doelgroep behoorde. Bovendien werd aangevoerd dat er in de tijd dat de bankjes langs het veld stonden geen andere ongevallen hadden plaatsgevonden.

De kantonrechter oordeelde dat de vereniging onvoldoende had geanticipeerd op het onvoorzichtige gedrag van oudere kinderen en dat het nalaten om de bankjes op een veilige afstand van het speelveld te plaatsen als onrechtmatig moest worden gekwalificeerd. De rechter kende een schadevergoeding toe van € 2.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval, en een bedrag van € 357,- voor buitengerechtelijke kosten. De kosten van de procedure aan de zijde van eisers werden ook toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
SECTOR KANTON, LOCATIE ROERMOND
Zaaknr.: 179268 \ CV EXPL 06-3537
Uitspraak d.d.: 10 april 2007
VONNIS
van de kantonrechter te Roermond
in de zaak van:
1. [eiser], wonende te [woonplaats],
2. [eiser], wonende te [woonplaats],
eisers, beiden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige zoon [A],
gemachtigde: dw. J. Nijenhuis (H&P),
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [gedaagde], gevestigd te [adres]
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.C. Dufour.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Dit blijkt uit het navolgende:
? De inleidende dagvaarding met producties;
? De conclusie van antwoord met producties;
? Het tussenvonnis d.d. 19 december 2006;
? De comparitie van partijen, waarbij eisers een tweetal foto’s hebben overlegd.
DE VASTSTAANDE FEITEN:
Op 21 september 2001 is de minderjarige zoon van eisers, [A], ten val gekomen op het miniveld van de hockeyvereniging van gedaagde. Hij was toen 10 jaar oud.
Bij beschikking van de kantonrechter te Maastricht is aan eisers de machtiging verleend om in rechte op te mogen treden voor [A].
[A] had een uitwedstrijd tegen de hockeyvereniging van gedaagde. Voor de wedstrijd wilde hij nog even hockeyen met teamgenoten op het afgerasterde miniveld. Na ongeveer een halve minuut kwam hij ten val tegen een aldaar opgesteld bankje.
Op dit bewuste miniveld van ongeveer 30 bij 10 meter, stonden aan de zijlijn 2 bankjes. Deze bankjes zijn gemaakt van aluminium en kunststof en het zitvlak bestaat uit 5 rechte staven met hoeken van 90 graden. Naast dit veldje, echter binnen de afrastering, bevindt zich een strook van 3 stoeptegels breed rondom het veld. Op de stoeptegels, het dichtst bij de afrastering, stonden de bewuste bankjes.
Deze zijn na het incident verwijderd.
Door zijn val liep [A] ernstig letsel op en moest hij naar de eerste hulp van het ziekenhuis. Daar werden in zijn linkerbeen 24 hechtingen gezet. Anno nu heeft [A] met bepaalde gedragingen nog last van dat toen opgelopen letsel.
Buiten dit ongeluk hebben zich verder geen ongelukken meer voorgedaan.
Bij brief van 13 mei 2003 hebben eisers gedaagde aansprakelijk gesteld.
Bij brief van 13 augustus 2003 heeft gedaagde deze aansprakelijkheid afgewezen.
DE VORDERING VAN EISERS:
Eisers hebben, op de in de dagvaarding vermelde gronden, gevorderd dat gedaagde bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen een bedrag van € 4.000,00 als vergoeding voor, door [A], geleden immateriële schade, met daarover de wettelijke rente vanaf 21 september 2002, alsmede veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Eisers stellen zich op het standpunt dat gedaagde aansprakelijk is voor de door [A] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de val op 21 september 2002.
Eisers stellen dat er jegens [A] onrechtmatig is gehandeld. De bewuste bankjes hadden zeer scherpe randen en de staven van het zitvlak hadden geen plastic dopjes op het einde. Gedaagde had met eenvoudige en goedkope maatregelen dit euvel kunnen verhelpen, maar heeft dit nagelaten. Daarnaast waren de bankjes binnen de afrastering geplaatst op nog geen meter van de zijlijn. Dit had makkelijk verholpen kunnen worden door de bankjes aan de andere kant van de afrastering te plaatsen.
Eisers vinden dat het gedaagde te verwijten valt dat er niet, althans onvoldoende geanticipeerd is op (mogelijk) onvoorzichtig gedrag op het oefenveld.
HET VERWEER VAN GEDAAGDE:
Bij brief van 13 augustus 2003 heeft gedaagde de aansprakelijkheid afgewezen. Gedaagde stelt dat van een onrechtmatige daad geen sprake is. De bewuste bankjes worden gebruikt door het hele land en de meeste sportvelden in Nederland hebben rondom het veld een verharde strook waar zich bankjes op bevinden.
Het bewuste veld wordt aangeduid als miniveld, middels een bord van 100cm bij 50cm. Dit veld is eigenlijk bedoeld voor kinderen tot 7 à 8 jaar. [A] behoorde dus eigenlijk ook niet tot de doelgroep van het miniveld.
[A] had er rekening mee moeten houden dat in de nabijheid van het veld waarop hij zich bevond een bankje stond.
Gedaagde stelt dat de bankjes goed zichtbaar op een rij stoeptegels waren geplaatst, geen scherpe randen hadden en de staven waren voorzien van plastic dopjes. In de tijd dat de bankjes langs het veld hebben gestaan hebben zich, buiten het ongeval van [A], geen andere ongevallen voorgedaan.
Dat een bankje langs een sportveld tot ernstig letsel zou kunnen leiden is zo moeilijk voor te stellen, dat van gedaagde niet verwacht had mogen worden dat zij daarmee rekening houdend de bankjes niet langs het veldje had moeten opstellen.
Dat [A] tegen het bankje aan is gelopen is te wijten aan zijn onoplettendheid. De schade dient dan ook geheel voor rekening van eisers cq. [A] te blijven.
DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL:
Op 21 september 2002 is [A] tijdens een oefenwedstrijdje onstuimig en, gezien de opgelopen verwondingen, kennelijk met een behoorlijke snelheid tegen een bankje gelopen cq. gevallen.
Blijkens de bij dagvaarding overlegde foto’s stond het betreffende bankje toen op een afstand van ongeveer 60 à 70 cm van het speelveldje. Ter zitting is gebleken dat het bankje recentelijk -in de zomer van 2002- was geplaatst, met name ten behoeve van ouders die hun kinderen vergezellen en willen gadeslaan.
De kantonrechter neemt als uitgangspunt aan dat het onrechtmatig kan zijn anderen in gevaar te brengen door niet te anticiperen op onvoorzichtig en roekeloos gedrag van die anderen.
Het antwoord op de vraag of dat onrechtmatig is hangt af van de kans op zulk roekeloos en onvoorzichtig gedrag, de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst van de gevolgen van zulke ongevallen en de bezwaarlijkheid van het nemen van veiligheidsmaatregelen.
In casu is gebleken dat het betreffende veldje middels een bord van 100x50 cm is aangeduid als “miniveld”. Voorzitter [voorzitter van gedaagde] van gedaagde heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nog verklaard dat het miniveld bedoeld en ingericht is voor mini’s, kinderen tot maximaal 7 à 8 jaar.
Desgevraagd heeft [voorzitter van gedaagde] daar nog aan toegevoegd dat hierop niet streng wordt gecontroleerd. Het komt wel voor dat oudere jeugd wordt gevraagd om het veldje te verlaten, maar er is geen sprake van een echte toegangscontrole.
Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen van 10 jaar en ouder, met name in spelsituaties, onstuimiger en krachtiger kunnen reageren dan kinderen van 7 of 8 jaar. Een forse aanraking met objecten op zéér korte afstand van het speelveld is in dat geval te beschouwen als een niet te verwaarlozen mogelijkheid.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het dan ook op de weg van gedaagde gelegen om stringenter te controleren dat alléén kinderen behorende tot de doelgroep gebruik zouden maken van het oefenveldje voor mini’s.
Nu dit klaarblijkelijk niet is gebeurd, moet dit nalaten van gedaagde als onrechtmatig worden gekwalificeerd. Vooral ook omdat gedaagde -indachtig de afwezigheid van enige controle van betekenis- het bankje zonder veel moeite buiten de afrastering had kunnen plaatsen.
[A] heeft een aanzienlijke verwonding aan zijn linker bovenbeen opgelopen die in het ziekenhuis met 24 hechtingen moest worden gedicht. Onweersproken heeft [A] ter zitting naar voren gebracht dat zijn bovenbeen op de plaats van het litteken nog steeds zeer gevoelig is. De ter zitting overlegde foto’s van het bovenbeen van [A] geven aan dat de littekens thans nog steeds goed zichtbaar zijn.
Alle voorgaande omstandigheden in aanmerking nemend is de kantonrechter van oordeel dat een vergoeding ten titel van smartengeld ter grootte van € 2.000,- als redelijk en billijk moet worden beschouwd.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de gebeurtenis.
Aan in redelijkheid gemaakte incassokosten zal een bedrag worden toegewezen ter grootte van € 357,00 inclusief BTW.
Gedaagde zal tevens worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van eisers gevallen als hierna te bepalen.
BESLISSING:
Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen ten titel van immateriële schade de somma van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 357,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten.
Veroordeelt gedaagde voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 687,44, waarin begrepen een bedrag van € 400,00 als salaris voor de gemachtigde van eisers.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 10 april 2007 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: L.V.
coll: