ECLI:NL:RBROE:2007:BA4086

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
23 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06 / 1952 BESLU
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.M. Schelfhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging nationaliteit in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van 'onbekend' naar 'staatloos'

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 23 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) als 'onbekend' staat geregistreerd, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leudal. Eiser verzocht om wijziging van zijn nationaliteit in de GBA naar 'staatloos'. De rechtbank beoordeelde of verweerder, het College, op goede gronden het verzoek had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een brondocument of geschrift dat de nationaliteit van eiser kon onderbouwen, zoals vereist door artikel 43 van de Wet GBA.

Eiser had eerder een verzoek ingediend om zijn nationaliteit te wijzigen, maar dit was afgewezen omdat verweerder geen bewijs had ontvangen dat de nationaliteit van eiser niet kon worden vastgesteld. Eiser had een identiteitsdocument overgelegd, maar verweerder oordeelde dat dit document niet voldoende was om de wijziging te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan naar de nationaliteit van eiser en dat er geen bewijs was dat eiser geen nationaliteit had.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om wijziging van de nationaliteit in de GBA door verweerder op goede gronden was gedaan. Eiser had ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om eerdere fouten in vergelijkbare gevallen te herhalen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de oorspronkelijke beslissing van verweerder in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK Roermond
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Procedurenr. : 06 / 1952 BESLU
Inzake : [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen : het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leudal, voorheen gemeente Heythuysen, verweerder.
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 3 oktober 2006,
kenmerk: 2005-1846.
Datum van behandeling ter zitting: 23 maart 2007.
I. PROCESVERLOOP
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit d.d. 3 oktober 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 13 april 2006, inzake de Wet Gemeentelijke Basisadministratie (Wet GBA), ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is door mr. M. Demirtas, advocaat en procureur te Arnhem, namens eiser beroep ingesteld bij deze rechtbank.
De stukken en het verweerschrift, die verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft ingezonden, zijn aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 23 maart 2007, waar eiser in persoon is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en waar verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C.H.A.M. Raemakers en mr. E. Barentsen. Door eiser zijn als getuigen meegebracht [getuigen]. Als tolk was aanwezig A. Gondy.
II. OVERWEGINGEN
Bij brief van 27 december 2005 is namens eiser bij verweerder een verzoek ingediend om eisers nationaliteit in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), waar deze als “onbekend” staat geregistreerd, te wijzigen in “staatloos”. Ter ondersteuning van dit verzoek heeft eiser een kopie van een identiteitsdocument overgelegd alsmede de vertaling, door het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland, hiervan.
Bij brief van 6 februari 2006 heeft verweerder eiser laten weten dat verweerder voornemens is om het verzoek van eiser af te wijzen. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld om met betrekking tot dit voornemen zijn zienswijze naar voren te brengen, hetgeen eiser bij brief van 6 maart 2006 heeft gedaan. Hierbij heeft eiser aangegeven dat hij bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft doorgegeven dat hij in Syrië staatloos is. Eiser heeft de IND verzocht de authenticiteit van het document te onderzoeken, welk onderzoek, vanwege het feit dat de authenticiteit niet wordt betwist, volgens de IND niet kan plaatsvinden. Gelet hierop kan volgens eiser van de authenticiteit van het document worden uitgegaan. Voorts heeft eiser verwezen naar een ambtsbericht over Syrië waarin naar voren komt dat er twee soorten staatlozen in Syrië wonen, namelijk de vreemdelingen (in het Arabisch: Ajnabis) en uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit bezitten, die niet geregistreerd staan in de bevolkingsregistratie van Syrië en die geen identiteitsdocumenten hebben (in het Arabisch: de Maktoums). Eiser heeft gesteld dat hij tot deze laatste groep behoort.
Bij besluit van 13 april 2006 heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het identiteitsdocument niet aantoont dat eiser op grond van de nationaliteitswet de Arabisch-Syrische nationaliteit niet heeft verkregen. Voorts heeft verweerder gesteld dat eisers nationaliteit, gelet op informatie van de IND, in het informatiesysteem van de IND als “onbekend” is vermeld.
Tegen dit besluit is namens eiser bezwaar gemaakt, waarbij deze zich op het standpunt stelt dat hij voldoende heeft onderbouwd dat hij valt onder de groep Maktoums. Derhalve is eiser van mening dat ten onrechte zijn nationaliteit niet wordt gewijzigd in “staatloos”.
Op 7 augustus 2006 is er een hoorzitting gehouden waarbij eiser in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaar mondeling toe te lichten. Ten tijde van deze hoorzitting heeft eiser aangegeven dat de voornoemde vertaling van het identiteitsbewijs onjuist is. Tolk A. Gondy, verbonden aan het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland die bij deze hoorzitting aanwezig was, heeft uitgelegd dat boven het stempel op het identiteitsbewijs “Mukhtar” (in het Nederlands: Dorpshoofd), is vermeld. Eiser heeft hierbij aangegeven dat de Syrische ambassade geen documenten afgeeft waarmee de nationaliteit of het ontbreken van de nationaliteit kan worden aangetoond. Voor een Maktoum is het, naar eisers mening, niet mogelijk om officiële documenten, zoals bijvoorbeeld een geboorteakte, te verkrijgen.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser, conform het advies van de commissie voor bezwaarschriften (hierna: de commissie), ongegrond verklaard.
In beroep tegen het bestreden besluit wordt namens eiser verwezen naar het in bezwaar ingenomen standpunt. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat verweerders besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar de nationaliteit van eiser. Tenslotte is eiser van mening dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Hierbij heeft eiser verwezen naar een besluit van verweerder in een ander geval waarin deze wel tot een wijziging van de nationaliteit van “onbekend” naar “staatloos” heeft besloten.
De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) worden gegevens over een vreemde nationaliteit ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen deze gegevens, indien gegevens over een vreemde nationaliteit niet overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verkregen, worden ontleend aan een geschrift van een volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde autoriteit, dat gegevens vermeldt over die nationaliteit.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder bij het bestreden besluit op goede gronden het verzoek, om eisers nationaliteit in de GBA te wijzigen, heeft afgewezen.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat in de door eiser overlegde documenten, waaronder het identiteitsdocument afkomstig van de Mukthar, geen gegevens over een (mogelijke) nationaliteit zijn vermeld. Evenmin is gebleken van een document waaruit het ontbreken van de nationaliteit kan worden vastgesteld. Daargelaten wat de bewijskracht is van de door eiser overgelegde documenten, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het vorenstaande, eiser geen brondocument, als bedoeld in artikel 43, eerste lid van de Wet GBA, of een geschrift, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, heeft overgelegd. Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden besloten dat er geen document of geschrift is overgelegd op grond waarvan hij de nationaliteit van eiser in het GBA zou behoren te wijzigen. Te meer niet nu op grond van vaste jurisprudentie van de Raad van State (zie RvS 19 mei 2004, LJN A09690) in het licht van de hoge eisen van betrouwbaarheid waaraan in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen gegevens moeten voldoen, de gegevens van een ingeschreven persoon slechts onder omstandigheden - na overtuigend bewijs - kunnen worden gewijzigd, en uitsluitend indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd. Hierbij is van belang dat de gebruikers van de gegevens in de basisadministratie erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, p.13).
Voorts ziet de rechtbank zich, gelet op artikel 43, eerste lid, laatste zinsnede, van de Wet GBA, voor de vraag gesteld of verweerder heeft mogen concluderen dat met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht niet is aangetoond dat de nationaliteit van eiser niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft, zoals volgt uit het primaire besluit, aan de hand van de nationaliteitswetgeving van de Syrische Arabische Republiek, d.d. 24 november 1969, gewijzigd in 1986, onderzocht of hieruit (het ontbreken van) de nationaliteit van eiser valt af te leiden. Uit dit onderzoek blijkt niet dat eiser door toepassing van de Arabisch-Syrische nationaliteitswetgeving niet een nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan en op grond daarvan zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de voornoemde wetgeving niet kan worden afgeleid of eiser niet een nationaliteit heeft verkregen.
Voormelde omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat verweerder op goede gronden het verzoek, om eisers nationaliteit in het GBA te wijzigen, heeft afgewezen. Niet kan worden gezegd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld.
Ten aanzien van het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel heeft verweerder in het verweerschrift en ter zitting aangegeven dat hij bij een soortgelijke situatie in strijd met de wet- en regeling heeft gehandeld. Gelet op verweerders toelichting, acht de rechtbank aannemelijk dat hier inderdaad sprake is geweest van een onjuiste beoordeling. De rechtbank is van oordeel dat van verweerder niet kan en mag worden verwacht dat deze in het verleden bij een ander geval gemaakte fout herhaalt bij eiser, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de handelwijze van verweerder zich niet verdraagt met het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen van de zijde van eiser overigens is aangevoerd niet tot een ander oordeel heeft geleid. Het beroep van eiser dient dan ook voor ongegrond te worden gehouden. Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. Th.M. Schelfhout, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Schmeets als griffier en in het openbaar uitgesproken op: 23 april 2007
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op:23 april 2007
rv
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.