ECLI:NL:RBROE:2007:BA4738

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79389 / KG ZA 07 - 84
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.R. Soutendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van onrechtmatige uitlatingen en rectificatie afgewezen in kort geding

In deze zaak, die op 9 mei 2007 door de Rechtbank Roermond is behandeld, vorderde de Grondexploitatiemaatschappij Californië B.V. een verbod op herhaling van onrechtmatige uitlatingen door de gedaagde, alsook een rectificatie in de pers. De vordering was gericht tegen de gedaagde, die als makelaar had opgetreden en beschuldigingen van samenzwering, oplichting en chantage had geuit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gang van zaken rondom de grondverwerving niet correct was verlopen, maar dat dit niet betekende dat de uitlatingen van de gedaagde onrechtmatig waren. De rechter benadrukte het belang van vrijheid van meningsuiting en de noodzaak om dit recht te beschermen, zelfs wanneer dit leidt tot beschuldigingen die de reputatie van anderen kunnen schaden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Californië af en veroordeelde de maatschappij in de proceskosten van de gedaagde, die op EUR 1.067,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en onderstreept de delicate balans tussen het recht op vrije meningsuiting en de bescherming van de goede naam van individuen.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 79389 / KG ZA 07-84
Vonnis in kort geding van 9 mei 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRONDEXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ CALIFORNIË B.V.,
gevestigd te Horst,
eiseres,
procureur mr. J.P. Zanders,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen en/of buiten Nederland,
p/a Makelaardij [bedrijfsnaam], [vestigingsplaats], [adres],
gedaagde,
advocaat mr. F.W. Linders te Waalre.
Partijen zullen hierna Californië en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 april 2007
- de mondelinge behandeling op 23 april 2007
- de pleitnota van Californië
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Californië is een publiek-private samenwerking tussen enerzijds de gemeente Horst aan de Maas en anderzijds het Liof, de LLTB en de Stichting Asperge Fonds met als doel realisering van een glastuinbouwgebied op een locatie in de gemeente Horst. Ter realisering van haar doelstelling worden door Californië in het gelijknamige gebied gronden verworven teneinde deze aan de grootschalige glastuinbouw uit te geven;
2.2. in het kader van de verwering van de onroerende zaken van [X], boerderij en grond, is [gedaagde] als makelaar voor [X] opgetreden;
2.3. vanaf februari 2004 zijn door de vertegenwoordigers van [X] en Californië onderhandelingen gevoerd over de aankoop van de gronden van [X];
2.4. op 3 december 2004 is op initiatief van [X] met betrekking tot de gronden van [X] een koopovereenkomst gesloten, waarbij Europe Invest B.V., waarvan [gedaagde] aandeelhouder/directeur is, de grond van [X] heeft gekocht voor een bedrag van EUR 605.000,--; als leveringsdatum is daarbij afgesproken 1 februari 2006;
2.5. op 7 dan wel 8 juni 2005 is met betrekking tot de aan toen nog aan [X] in eigendom toebehorende gronden een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij Californië de gronden heeft gekocht voor een bedrag van EUR 712.500,--; als leveringsdatum is daarbij afgesproken 1 februari 2006; de feitelijke verwerving van de gronden zou gebeuren door de Dienst Landelijk Gebied (DLG) van het Ministerie van Landbouw als grondbankier van Californië;
2.6. de notariële levering op 1 februari 2006 is niet doorgegaan;
2.7. in verband met het niet doorgaan van de levering hebben een aantal besprekingen tussen onder meer [gedaagde] en de heer [naam], directeur van Californië, plaatsgevonden, welke door [gedaagde] op tape zijn opgenomen;
2.8. over de hele gang van zaken heeft [gedaagde] zich jegens Californië door middel van diverse communicatiemiddelen jegens Californië en haar directeur naar derden en in het openbaar uitgelaten, waarbij onder meer termen worden gebruikt als: samenzwering, list, valsheid in geschriften, oplichting en chantage;
2.9. [gedaagde] heeft tevens omtrent de hele gang van zaken aangifte gedaan, waarbij de op tape opgenomen gesprekken ter ondersteuning zijn overhandigd.
3. Het geschil
3.1. Californië vordert na eiswijziging- samengevat -:
- [gedaagde] op straffe van een dwangsom te verbieden vanaf de betekening van dit vonnis de door hem jegens Californië en haar directeur geuite onrechtmatige beschuldigingen in enigerlei vorm te herhalen;
- [gedaagde] op straffe van een dwangsom te bevelen de in punt 16 van de dagvaarding opgenomen tekst op eigen kosten te doen plaatsen op pagina B1 van alle regiokaterns van Dagblad De Limburger in een annonce met een breedte van minimaal 100 mm en een hoogte van minimaal 180 mm binnen 72 uur na betekening van dit vonnis, met machtiging aan Californië dat de rectificatie door haarzelf mag worden gepubliceerd indien [gedaagde] daarmee binnen 7 dagen na betekening in gebreke blijft;
- veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 10 EVRM heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan uitsluitend worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en dit in een democratische samenleven noodzakelijk is, bijvoorbeeld in het belang van de bescherming van de goede naam van anderen.
Een in de wet voorziene beperking ziet op die gevallen dat uitlatingen van iemand over een ander onrechtmatig zijn, in de zin van artikel 6:162 BW. Bij de beoordeling in een concreet geval of publiekelijk gedane uitlatingen onrechtmatig zijn ten opzichte van degene op wie de uitlatingen betrekking hebben, staan twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publikaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan.
Welke van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden en wel, in een situatie als de onderhavige, in het bijzonder van de volgende:
a. de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben;
b. de ernst, bezien vanuit het algemeen belang, van de misstanden welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a. t/m c. bedoelde factoren;
e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie via de pers, in het algemeen belang nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke weg met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden.
4.2. [gedaagde] heeft de publiciteit gezocht en daarbij Californië ondermeer beschuldigd van samenzwering, list, valsheid in geschrifte, oplichting en chantage.
[gedaagde] heeft, voordat hij de publiciteit zocht, met betrokkenen geprobeerd in overleg een oplossing voor de gerezen problemen te vinden. Toen dit niet tot een voor hem bevredigend resultaat bleek te kunnen leiden, heeft hij de kwestie naar buiten gebracht.
4.3. De gemeente Horst heeft ter realisering van een glastuinbouwgebied ervoor gekozen dit te realiseren middels een publiek-private samenwerking. Hiertoe is een besloten vennootschap opgericht. Deze vennootschap is eiseres in het onderhavige geschil. De vennootschap is in feite het projectbureau. Kennelijk dient Californië B.V. eerst de gronden te verwerven, waarna deze ten behoeve van het te realiseren glastuinbouwgebied weer worden uitgegeven. De grondverwerving is aangevangen alvorens de planprocedure was afgerond. Het is begrijpelijk dat de gemeente de regie bij de realisering wilde kunnen sturen. Daartoe diende Californië. Omdat er geen bestemmingsplan was vastgesteld, konden de gronden die voor de realisering van het project nodig waren alleen via minnelijke aankopen verworven worden. De gemeente heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden van de Wet voorkeursrecht gemeenten.
4.4. De gang van zaken rond de aankoop de gronden [adres] te [plaatsnaam] wordt voor een belangrijk deel door het voorgaande verklaard.
Indien er vanuit gegaan zou worden dat de door [gedaagde] geschetste feiten, zoals deze bijvoorbeeld zijn geschetst in het stuk met als opschrift “Corruptie op topniveau in Limburg”, dat als productie 13 bij de dagvaarding in het geding is gebracht, juist zijn dan heeft [gedaagde] inderdaad misstanden aan de kaak gesteld, die niet plaats hadden mogen vinden. Californië heeft betoogd dat het niet op haar weg ligt aan te tonen dat de beweringen van [gedaagde] onjuist zijn. Dit is in beginsel correct, maar nu [gedaagde] zijn stellingen baseert op gesprekken welke op geluidsband zijn opgenomen en die zijn gevoerd met vertegenwoordigers van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de directeur van Californië en [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat hij Californië heeft aangeboden de geluidsbanden af te luisteren, nu de feitenweergave van [gedaagde] ondersteund worden door de toenmalige eigenaar van de grond waar het hierover gaat, de heer [X] (productie 5 verweerder), maar ook door [Y], de oorspronkelijke aankoper voor Californië, (productie 13 bij verweerschrift) kon Californië niet volstaan met haar standpunt.
Naar het oordeel van de voorzieningen rechter zijn er voldoende aanwijzingen dat de gang van zaken rond de grondverwerving van het perceel [adres] te [plaatsnaam] niet correct zijn verlopen. Toetsend aan het hiervoor in rechtsoverweging 4.1 geschetste kader moet het oordeel dan ook zijn dan thans niet gesteld kan worden dat [gedaagde] met het naar de pers zenden van zijn als productie 13 bij dagvaarding ingebrachte verklaring jegens Californië onrechtmatig heeft gehandeld. Er is derhalve geen grond voor de vorderingen van Californië en de gevraagde voorziening zal dan ook geweigerd worden.
4.5. Californië zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Grondexploitatiemaatschappij Californië B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.067,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.R. Soutendijk en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2007.?